ECLI:NL:RBMNE:2019:5917

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 december 2019
Publicatiedatum
12 december 2019
Zaaknummer
493128 / HA RK 19-335
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van een rechter in bestuursrechtelijke procedure

Op 12 december 2019 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Midden-Nederland een beslissing genomen op het verzoek tot wraking van mr. R.C. Stijnen door verzoekster, drs. [verzoekster]. Dit verzoek werd ingediend in het kader van de behandeling van een bestuursrechtelijke zaak met zaaknummer UTR 19/2632, waarbij de rechter op 5 december 2019 een einduitspraak had gedaan. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat het verzoek tot wraking niet ontvankelijk is, omdat de rechter op het moment van indienen van het verzoek niet meer betrokken was bij de zaak. De wet staat geen wraking toe na een einduitspraak, en verzoekster had niet eerder kenbaar gemaakt dat zij een wrakingsverzoek wilde indienen. De wrakingskamer heeft besloten om geen mondelinge behandeling van het verzoek te houden, en heeft verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

WRAKINGSKAMER
Zaaknummer/rekestnummer: 493128 / HA RK 19-335
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van
12 december 2019
op het verzoek in de zin van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (verder: Awb) van:
Drs. [verzoekster],
wonend in [woonplaats] ,
(verder te noemen: verzoekster).

1.De procedure

1.1.
Verzoekster heeft een verzoek in gediend tot wraking van mr. R.C. Stijnen (verder de rechter) in de zaak met zaaknummer UTR 19/2632. Het verzoek is op de zitting van 5 december 2019 ingediend.
1.2.
De wrakingskamer heeft, gelet op het onderstaande, afgezien van een mondelinge behandeling.

2.De beoordeling

2.1.
Op grond van artikel 8:15 van de Awb kan elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
2.2.
Het middel van wraking is toegekend aan een partij die wenst te voorkomen dat een rechter die tegenover een partij een vooringenomenheid koestert, althans aan een partij die daarover vrees heeft die objectief gerechtvaardigd is, (nog langer) bemoeienis met de zaak zal hebben. Dat doel kan niet meer worden bereikt als de rechter een einduitspraak heeft gedaan omdat de behandeling van de zaak daarmee is geëindigd. De wet voorziet niet in de mogelijkheid om, wanneer de behandeling van de zaak is geëindigd door het wijzen van een einduitspraak, wraking te verzoeken van de rechters die deze uitspraak hebben gedaan.
2.3.
Voornoemde zaak is op 5 december 2019 ter zitting behandeld. De rechter heeft het onderzoek na de inhoudelijke behandeling gesloten en vervolgens mondeling uitspraak gedaan. Nadat de rechter het beroep van verzoekster ongegrond had verklaard, heeft verzoekster de rechter gewraakt. Hieruit volgt dat de rechter het beroep niet meer behandelde op het moment dat het onderhavige wrakingsverzoek werd gedaan.
2.4.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat verzoekster niet-ontvankelijk moet worden verklaard in dit wrakingsverzoek. Blijkens het proces-verbaal van de zitting heeft verzoekster na het doen van de uitspraak door de rechter gezegd dat de rechter haar niet de tijd gegeven had om een verzoek tot wraking in te dienen, terwijl zij, verzoekster, dat wel wilde doen. Dit staat aan de niet-ontvankelijkheid van verzoekster niet in de weg, reeds omdat verzoekster, zo leidt de wrakingskamer af uit het proces-verbaal, vóór de uitspraak van de rechter op geen enkele wijze kenbaar gemaakt heeft dat zij een verzoek tot wraking wilde indienen.
2.5.
Op grond van deze kennelijke niet-ontvankelijkheid kan, overeenkomstig het bepaalde in paragraaf 9.1, gelezen in samenhang met paragraaf 4 van het wrakingsprotocol van deze rechtbank, een mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek achterwege blijven.

3.De beslissing

De wrakingskamer:
3.1.
verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar wrakingsverzoek;
3.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoekster, de gewraakte rechter, alsmede aan de teamvoorzitter van de afdeling bestuursrecht en de president van deze rechtbank.
Deze beslissing is gegeven door mr. C.A. de Beaufort, voorzitter, en mr. R.M. Berendsen en mr. L.P. de Haas als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. F.G.T. Russcher-Jansen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 12 december 2019.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.