ECLI:NL:RBMNE:2019:5897

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 november 2019
Publicatiedatum
11 december 2019
Zaaknummer
UTR 18/467
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herbeoordeling van Wajong-uitkering en het recht op een eerlijk proces

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 26 november 2019 uitspraak gedaan over de herbeoordeling van de Wajong-uitkering van eiseres. Eiseres ontving een uitkering op basis van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong), maar verweerder, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, heeft deze uitkering per 1 januari 2018 verlaagd op basis van de conclusie dat eiseres mogelijkheden tot arbeidsparticipatie had. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en heeft beroep aangetekend.

De rechtbank had eerder op 9 augustus 2018 een tussenuitspraak gedaan, waarin het onderzoek was heropend om een onafhankelijke verzekeringsarts als deskundige te benoemen. Deze deskundige, M.M. Wolff-van der Ven, heeft een rapport uitgebracht waarin zij concludeert dat eiseres voldoet aan de wettelijke criteria voor het hebben van arbeidsvermogen. De rechtbank heeft in deze uitspraak de bevindingen van de deskundige gevolgd en geoordeeld dat eiseres voldoende gecompenseerd is voor de bewijsnood waarin zij verkeerde.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het recht op een eerlijk proces in de beroepsfase gewaarborgd is, ondanks eerdere twijfels over de medische beoordeling. De rechtbank komt terug op haar eerdere oordeel dat het bestreden besluit een gebrek had, omdat de deskundige overtuigend heeft gemotiveerd dat eiseres, ondanks haar medische situatie, in staat is tot arbeidsparticipatie. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 18/467

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 november 2019 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. W. Kort),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: mr. E. Witte).

Procesverloop

Op 9 augustus 2018 heeft de rechtbank in deze zaak een tussenuitspraak gedaan (ECLI:NL:RBMNE:2018:3854). Voor het procesverloop tot dat moment verwijst de rechtbank naar die uitspraak.
Bij de tussenuitspraak heeft de rechtbank het onderzoek heropend om een onafhankelijke verzekeringsarts als deskundige te benoemen.
Verzekeringsarts M.M. Wolff-van der Ven heeft op verzoek van de rechtbank een deskundigenbericht uitgebracht. Partijen hebben daarop gereageerd.
Partijen hebben geen gebruik gemaakt van hun recht om op een nadere zitting te worden gehoord. De rechtbank heeft beslist dat die zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek opnieuw gesloten op 6 augustus 2019.

Overwegingen

1. Deze zaak gaat over de herbeoordeling van de uitkering die eiseres op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) ontvangt. Verweerder heeft op basis van deze herbeoordeling vastgesteld dat eiseres met ingang van 1 januari 2018 mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft en heeft de uitkering daarom verlaagd. Dat is gehandhaafd in het bestreden besluit van 21 december 2017. Eiseres is het niet eens met de medische beoordeling die hieraan ten grondslag ligt.
2. In de tussenuitspraak is de rechtbank tot de conclusie gekomen dat verweerders verzekeringsartsen zorgvuldig onderzoek hebben verricht naar de klachten van eiseres.
De rechtbank blijft bij dit oordeel.
3. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank verder geoordeeld dat het recht op een eerlijk proces niet is gewaarborgd. Eiseres heeft in beroep aangevoerd en toen ook pas kunnen aanvoeren dat zij onvoldoende kans had om haar standpunt te onderbouwen dat de medische onderbouwing van het bestreden besluit onjuist is. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres inderdaad in bewijsnood was en heeft daarom zelf een deskundige benoemd. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank ook geoordeeld dat het bestreden besluit vanwege deze bewijsnood een gebrek kende. Daarvan komt de rechtbank in deze uitspraak terug. De dreigende schending van het recht op een eerlijk proces is in deze zaak ontstaan in de beroepsfase en dus niet al in de bezwaarfase. Van verweerder had niet gevraagd kunnen worden in de bezwaarfase zelf een onafhankelijk deskundige te benoemen. Op dat moment was bovendien nog niet duidelijk dat eiseres in bewijsnood verkeerde. Onder deze omstandigheden ziet de rechtbank aanleiding om terug te komen van haar oordeel dat het bestreden besluit een gebrek heeft. De rechtbank had haar overwegingen die tot het benoemen van een deskundige hebben geleid daarom moeten opnemen in een gemotiveerde beslissing en niet in een tussenuitspraak.
4. Met het onderzoek dat door de deskundige is verricht, is eiseres voldoende gecompenseerd voor de bewijsnood waarin zij verkeerde. Het recht op een eerlijk proces is hiermee in de beroepsfase gewaarborgd.
5. Wolff-van der Ven heeft dossierstudie verricht, heeft informatie van de voormalige behandelaars daarbij betrokken en heeft eiseres op haar spreekuur gezien. In haar rapport geeft Wolff-van der Ven vervolgens een inzichtelijk gemotiveerde conclusie over de belastbaarheid van eiseres. Die conclusie is dat eiseres voldoet aan de wettelijke criteria voor het hebben van arbeidsvermogen. Wolff-van der Ven schrijft de conclusies uit de rapporten van verweerders verzekeringsartsen te delen.
6. Het uitgangspunt is dat de bestuursrechter het oordeel van een onafhankelijke, door hem ingeschakelde deskundige volgt, als de motivering van deze deskundige hem overtuigend overkomt. Die situatie doet zich hier voor. Eiseres wijst in reactie op het deskundigenbericht op de gevolgen van de diagnose chronischevermoeidheidssyndroom / ME die bij haar is gesteld. Zij herhaalt dat de medische beoordeling in het licht van die diagnose onvoldoende rekening houdt met haar beperkingen en acht ook het deskundigenbericht op dit punt ontoereikend. De rechtbank volgt dit niet. In het deskundigenrapport is inzichtelijk en overtuigend gemotiveerd waarom eiseres ondanks haar medische situatie voldoet aan de criteria voor het hebben van arbeidsvermogen. Dat eiseres het daarmee (nog steeds) niet eens is, is niet voldoende om het deskundigenrapport terzijde te leggen.
7. De rechtbank volgt het deskundigenbericht. Dat heeft tot gevolg dat ook verweerders medische onderbouwing en de beslissing op bezwaar stand houden.
8. Het beroep is ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.S.D. de Weerd, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 november 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u binnen zes weken na de dag waarop de uitspraak is verzonden hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep. Deze uitspraak is verzonden op de stempeldatum die hierboven staat.