ECLI:NL:RBMNE:2019:5425
Rechtbank Midden-Nederland
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Beslissing over wrakingsverzoek in strafzaak met verzoeker als verdachte
Op 15 november 2019 heeft de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van de Rechtbank Midden-Nederland een beslissing genomen op het wrakingsverzoek van verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. E.D. van Elst. Het wrakingsverzoek volgde op een zitting van 24 oktober 2019 in een strafzaak waarin verzoeker als verdachte was aangemerkt. Tijdens deze zitting werd het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis afgewezen, omdat de rechtbank onvoldoende inzicht had in de persoon van verzoeker en het recidiverisico niet kon beoordelen. Verzoeker had geen medewerking verleend aan de psychiatrisch en psychologisch rapporteur, wat leidde tot de conclusie dat de rechtbank niet in staat was om een weloverwogen beslissing te nemen over de schorsing van de voorlopige hechtenis. Verzoeker was eerder al tweemaal geschorst, maar had de opgelegde contactverboden overtreden.
Na de afwijzing van zijn verzoek tot schorsing, heeft verzoeker de rechters gewraakt. Hij stelde dat de rechtbank de aangeefster ten onrechte geloofde en dat de rechters partijdig waren. De gewraakte rechters hebben echter aangegeven dat de onvrede van verzoeker over hun beslissingen geen grond voor wraking vormt. De wrakingskamer heeft vervolgens beoordeeld of er sprake was van een objectief gerechtvaardigd vermoeden van partijdigheid. De rechtbank concludeerde dat de beslissingen van de rechters gemotiveerd waren en dat er geen aanwijzingen waren voor vooringenomenheid.
De wrakingskamer heeft het verzoek ongegrond verklaard en de procedure in de strafzaak met parketnummer 16/125035-19 voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.