4.3.1Partiële vrijspraak
4.3.1.1 Betasten/aanraken/tikken billen
De rechtbank is van oordeel dat op basis van verklaringen in het dossier is komen vast te staan dat verdachte meerdere keren minderjarige jongens bij de billen heeft aangetikt. Dit gebeurde tijdens het wisselen van spelers bij de wedstrijden. Gelet op het wedstrijdelement, het openbare karakter van de wedstrijden en de aanwezigheid van onder andere publiek en officials, bevat het dossier onvoldoende steun dat deze handelingen van verdachte in de geschetste context als ontuchtig kunnen worden aangemerkt.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van dit deel van de tenlastelegging.
4.3.1.2 [minderjarige 7] , [minderjarige 8] , [minderjarige 10] en [minderjarige 9]
De rechtbank overweegt ten aanzien van de minderjarigen [minderjarige 7] , [minderjarige 8] , [minderjarige 10] en [minderjarige 9] het volgende.
Uit de verklaringen van de ouders van bovengenoemde minderjarigen volgt dat deze minderjarigen aan hun ouders hebben verteld dat zij, op de wijze zoals ten laste gelegd, zijn aangeraakt door verdachte. De ouders van deze minderjarigen hebben expliciet aangegeven dat zij (in overleg met hun kind) geen aangifte willen doen en dat zij niet willen dat hun kind wordt gehoord. Dit is ook niet gebeurd. De rechtbank heeft overwogen het onderzoek te heropenen om deze jongens alsnog te doen horen (zoals door de verdediging
-voorwaardelijk- verzocht) aangezien hetgeen de ouders hebben verklaard over wat hun kinderen tegen hen hebben verteld over verdachtes handelingen in lijn is met de aangiftes en verklaringen van de wél gehoorde minderjarigen. In deze zaak ziet de rechtbank echter geen aanleiding om deze minderjarigen tegen hun wil en/of tegen de wil van hun ouders als getuigen te (laten) horen. Nu de verdediging niet in de gelegenheid wordt gesteld deze minderjarigen te horen, kan naar het oordeel van de rechtbank, anders dan de officier van justitie meent, de schakelbewijs-constructie niet worden toegepast. De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde ten aanzien van de minderjarigen [minderjarige 7] , [minderjarige 8] , [minderjarige 10] en [minderjarige 9] heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken.
4.3.1.3 [minderjarige 12] en [minderjarige 11]
De minderjarigen [minderjarige 12] en [minderjarige 11] hebben beiden ontkend dat verdachte hen bij hun penis en/of ballen heeft betast, aangeraakt of aangetikt.
De rechtbank acht – met de officier van justitie en de verdediging - niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte voornoemde ten laste gelegde handelingen ten aanzien van deze twee minderjarigen heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken.
4.3.2Bewijsmiddelen ten aanzien van [minderjarige 2] , [minderjarige 1] , [minderjarige 3] , [minderjarige 4] , [minderjarige 6] en [minderjarige 5]
[minderjarige 2] , geboren op [2007] , heeft op 20 april 2018 verklaard dat hij door [verdachte] werd getraind bij de basketbalclub [club] in [vestigingsplaats] . [verdachte] was er vanaf twee weken voor het nieuwe seizoen (
de rechtbank begrijpt: september 2017). [verdachte] gebruikte hem tijdens de trainingen vaak als voorbeeld bij oefeningen. Als hij bij de verdedigingsoefeningen dichterbij moest komen dan trok [verdachte] hem aan zijn shirt dichterbij. Hij zag en voelde dat [verdachte] dan met de achterkant van zijn hand tegen zijn ballen en piemel zat.Het aanraken door [verdachte] was op en tegen zijn kleding.De laatste keer dat het gebeurde was twee of drie weken geleden.Hij zag het soms ook bij zijn broer [minderjarige 1] gebeuren. [verdachte] zat dan op dezelfde manier aan [minderjarige 1] als hij ook bij [minderjarige 2] deed.
[minderjarige 1] , geboren op [2005] , heeft verklaard dat hij [verdachte] kent van de basketbaltraining. [verdachte] was aan het begin van het seizoen trainer geworden, dat was net voordat hij 12 jaar werd (
de rechtbank begrijpt hieruit dat het seizoen in september 2017 is begonnen).Bij het uitleggen van de oefeningen zat [verdachte] met zijn handen bij zijn ballen en piemel, hij tikte het aan. Als hij bij de uitleg te ver bij [verdachte] vandaan stond, trok [verdachte] hem aan zijn shirtje terug en kon [verdachte] alsnog bij zijn ballen en piemel. Het gebeurde heel vaak tijdens de training in [vestigingsplaats] , soms niet bij hem maar dan weer wel bij anderen.Hij voelde de hand van [verdachte] , die drukte tegen zijn piemel en soms iets lager tegen zijn ballen. Het aanraken gebeurde tijdens een verdedigingsoefening.Hij had gezien dat het tijdens de training ook gebeurde bij zijn broertje [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en bij [minderjarige 5] .
[minderjarige 3] , geboren op [2004] , heeft verklaard dat hij door [verdachte] werd getraind bij de basketbalvereniging [club] in [vestigingsplaats] . [verdachte] had hem aangeraakt op plekken waar hij het minder fijn vond.Het gebeurde vaak. Als ze aan het verdedigen waren dan ging hij, [verdachte] , heel langzaam, bij zijn piemel met één hand. [verdachte] raakte dan zijn penis aan, aan de onderkant van de ballen en een beetje de voorkant van de ballen. De eerste keer bij hem was in de derde of vierde week van september 2017. De eerste of tweede week van september 2017 deed [verdachte] het ook bij andere jongens.
Het aanraken gebeurde tijdens de uitleg. Als [verdachte] hem aanraakte, dan stapte hij, [minderjarige 3] , naar achteren, maar dan liep [verdachte] met hem mee en bleef hem aanraken.Hij had gezien dat [verdachte] dit ook bij andere jongens deed. Dat had hij gezien bij [minderjarige 5] , [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 6] .
[minderjarige 5] , geboren op [2005] , heeft verklaard dat hij bij [club] te [vestigingsplaats] basketbaltraining kreeg van [verdachte] . Het gebeurde dat [verdachte] zijn piemel aanraakte. Hij, [minderjarige 3] , stapte dan naar achteren.Het gebeurde vaak, ongeveer 1 keer in de twee trainingen. Bijvoorbeeld als er voorgedaan moest worden hoe je moest verdedigen. Soms deed [verdachte] het tijdens de lay-up. Dan raakte hij het (
de rechtbank begrijpt dat getuige hier zijn piemel bedoelt) gewoon aan met zijn hand.Als [verdachte] aan zijn piemel zat, dan was dat op zijn kleding.
[minderjarige 6] , geboren op [2005] , heeft verklaard dat hij bij [club] in [vestigingsplaats] basketbaltraining kreeg van [verdachte] . Eén keer per twee weken werd hij door [verdachte] naar voren geroepen om het aanvallen en verdedigen te oefenen. Als [verdachte] dan voor hem stond deed [verdachte] zijn hand bij zijn lul.
[verdachte] zat met de rugzijde van zijn hand tegen zijn lul. Het gebeurde elke keer als je samen verdedigde.
[minderjarige 4] , geboren op [2004] , heeft verklaard dat hij basketbal speelt bij de [club] in [vestigingsplaats] . Hij kent [verdachte] sinds dit basketbalseizoen (
de rechtbank begrijpt dat getuige het seizoen 2017/2018 bedoelt).Als [verdachte] de verdediger was en hij, [minderjarige 4] , de aanvaller dan ging [verdachte] heel laag en dicht op hem zitten. [verdachte] had dan een hand bij zijn geslachtsdeel. [verdachte] raakte dan zijn broekje ter hoogte van zijn piemel. Hij, [minderjarige 4] , stapte dan een stukje terug.Het gebeurde wel iedere training dat [verdachte] met de bovenkant van zijn hand op zijn broekje bij zijn piemel zat.
[getuige 1] , vader van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] , heeft verklaard dat hij bedenkingen had over de manier waarop [verdachte] bepaalde oefeningen uitlegde. Nadat hij van zijn vrouw had gehoord dat hun kinderen hadden verteld dat [verdachte] hen soms ongepast aanraakte was hij op de trainingen nauwlettender gaan opletten. Na [verdachte] een paar trainingen geobserveerd te hebben, heeft hij [verdachte] aangesproken en gevraagd waarom hij, [verdachte] , met het uitleggen van bepaalde oefeningen zich zo dicht op de jongens begaf en met name zijn handen zo dichtbij of op de erogene zone, de piemels, van de jongens had. Daarnaast vond hij het opvallend dat [verdachte] de jongens tijdens de uitleg echt dicht naar zich toe trok, hij zag de jongens terugdeinzen of een stap terug zetten. Hij zag dat [verdachte] daarna de jongen aan zijn shirt of bovenkant van zijn broek weer naar zich toetrok.
In dat gesprek gaf [verdachte] onder andere aan dat hij zich van geen kwaad bewust was. Daarna was hij [verdachte] nauwlettender in de gaten gaan houden.Hij zag dat het gedrag van [verdachte] hetzelfde bleef en zag de jongens weer terugdeinzen. Hij zag dat bij de uitleg van een verdedigende oefening de hand van [verdachte] , waarmee je een speler op afstand houdt, de speler echt aanraakte bij de piemel of balzak. Hij heeft dit tientallen keren gezien. Hij heeft gezien dat dit onder andere gebeurde bij zijn eigen zoons [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , bij [minderjarige 5], [minderjarige 6] (
de rechtbank begrijpt dat hier [minderjarige 6] wordt bedoeld) en [minderjarige 3] (
de rechtbank begrijpt dat hier [minderjarige 3] wordt bedoeld).
[getuige 2] heeft verklaard dat zij in januari 2018 heeft gezien dat [verdachte] bij een training [minderjarige 5] apart nam en hem iets uitlegde. [verdachte] stond heel dicht op [minderjarige 3] . De rechterhand van [verdachte] zat op de bil van [minderjarige 3] , de andere hand van [verdachte] zat op het schaambeen van [minderjarige 3] , net boven de plasser.
[getuige 3] heeft verklaard dat hij in 2018, hij dacht een maand voordat [getuige 1] in gesprek ging met [verdachte] , tijdens een training heeft gezien dat [verdachte] [minderjarige 3] nog even instructie gaf. Hij zag dat de hand van [verdachte] ter hoogte van het kruis van [minderjarige 3] was.Op een ander, later, moment sprak hij met [getuige 1] over het aanspreken van [verdachte] door [getuige 1] . Zij zagen het op dat moment allebei opnieuw gebeuren met [verdachte] en [minderjarige 3] . [verdachte] legde iets uit en streelde dan met zijn hand over het kruis.
(Bewijs)overwegingen
Bewijsuitsluiting
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de politie onvoldoende heeft onderzocht hoe het verhaal
dat verdachte ontucht pleegt de wereld in is gekomen en in hoeverre daarbij sprake is
geweest van beïnvloeding van getuigen. In dat kader is aangevoerd dat de politie onvoldoende heeft opengestaan voor de mogelijkheid dat van ontucht geen sprake was. Daarnaast is betoogd dat de verhoren van de minderjarigen van slechte kwaliteit zijn, omdat de vraagstelling volgens een vragenlijstje ging, de verbalisanten onvoldoende typkwaliteiten hadden en een deel van de verhoren niet is opgenomen. De raadsvrouw heeft geconcludeerd dat deze fouten van invloed zijn geweest op de inhoud van de verklaringen die daarom van het bewijs moeten worden uitgesloten. De rechtbank deelt deze bezwaren en de daaraan verbonden conclusie niet. Zo er al kanttekeningen kunnen worden geplaatst bij de wijze van vraagstelling en de typekwaliteiten van de verbalisant, dan is geenszins gebleken dat hierdoor onware verklaringen zijn afgelegd. De bij de politie afgelegde verhoren geven hiervan geen blijk. Bovendien geldt dat de minderjarigen op een later moment hun verklaring bij de rechter-commissaris hebben herhaald. Niet is gebleken dat de inhoud en strekking van de verklaringen bij de rechter-commissaris zodanig afwijkt van de inhoud en strekking van de verklaringen bij de politie, dat aan de juistheid van de verklaringen moet worden getwijfeld. Ook het gegeven dat een relatief klein aantal verhoren niet of niet volledig is opgenomen kan niet leiden tot bewijsuitsluiting.
Het verweer wordt dan ook verworpen.
Betrouwbaarheid verklaringen getuigen
De rechtbank overweegt dat uit de in de bewijsmiddelen opgenomen verklaringen volgt dat verdachte tijdens de uitleg van (verdedigings)oefeningen op de basketbaltraining dichtbij de betreffende minderjarige kwam staan en vervolgens met zijn hand op de kleding tegen de penis en/of ballen van die minderjarige kwam. Als deze dan achteruit stapte of kennelijk naar de mening van verdachte te ver weg stond, werd deze door verdachte aan zijn shirtje naar voren getrokken. De getuigen verklaren bij de politie en de rechter-commissaris consistent over de wijze waarop dit gebeurde en de verklaringen vinden bovendien over en weer steun in elkaar. Dat de diverse verklaringen op detail niet overeenkomen en/of verschillen met verklaringen van anderen, doet niet af aan de ervaringen en waarnemingen van die getuigen. Het is niet aannemelijk dat getuigen zich tot in detail alles exact kunnen herinneren en reproduceren, zeker niet gezien de langere periode en frequentie van de handelingen die worden beschreven.
De rechtbank volgt het standpunt van de raadsvrouw dat de aangiftes niet als betrouwbaar kunnen worden aangemerkt, omdat sprake zou zijn van collaborative storytelling en een sneeuwbaleffect, niet. De rechtbank is van oordeel dat er geen objectieve aanwijzingen zijn dat het verhaal over wat er tijdens de uitleg van (verdedigings)oefeningen op de trainingen is gebeurd, groter is geworden dan wat er in werkelijkheid heeft plaatsgevonden. In de hiervoor aangehaalde verklaringen van de minderjarige en volwassen getuigen gaat het steeds om het aanraken van de penis en/of ballen over de kleding. Die gedragingen en de omvang ervan zijn in de verklaringen niet groter of anders geworden. Het is ook niet zo dat getuigen later opeens wezenlijk anders zijn gaan verklaren. De rechtbank ziet dan ook geen aanknopingspunt voor het standpunt van de verdediging dat sprake is geweest van collaborative storytelling. De minderjarigen bevinden zich op een leeftijd waarbij zij aan het begin staan van hun seksuele ontwikkeling en aannemelijk is dat zij dergelijke handelingen in beginsel niet goed kunnen plaatsen of duiden. Ook het zich daarover durven uitspreken tegenover verdachte of anderen is, gelet op de gezagsverhouding van verdachte als trainer van deze jongens, niet vanzelfsprekend. De rechtbank acht het begrijpelijk dat de stap om aangifte te doen, of voor een minderjarige om te vertellen wat hem is overkomen, in een zaak als deze kleiner is, als bekend is dat ook anderen dit is overkomen en/of aangifte hebben gedaan tegen dezelfde persoon. Dat maakt echter nog niet dat sprake is van het door de verdediging bedoelde sneeuwbaleffect.
Ten aanzien van de getuige [getuige 1] , wiens verklaringen volgens de verdediging ook niet betrouwbaar kunnen worden geacht, overweegt de rechtbank dat de getuige, nadat hij van zijn vrouw en kinderen had gehoord dat verdachte zijn beide zoons tijdens de trainingen aangeraakt zou hebben, in eerste instantie zorgvuldig heeft gehandeld door zelf eerst op de trainingen te gaan kijken. Hij heeft, nadat hij bevestiging kreeg van wat er gebeurde, verdachte aangesproken. Het is op zich opmerkelijk dat deze getuige, nadat hij verdachte had aangesproken en vervolgens zag dat verdachte doorging met zijn gedragingen, niet heeft ingegrepen. De rechtbank merkt daarbij wel op dat korte tijd nadat getuige verdachte had aangesproken bij de voorzitter van de basketclub bekend werd dat verdachte twee andere door hem getrainde minderjarigen zou hebben betast, waarna verdachte direct op non-actief werd gezet. Het feit dat de getuige in de relatief korte periode van ongeveer twee weken tussen het gesprek met verdachte en het op non-actief stellen van verdachte niet heeft ingegrepen, maakt niet dat zijn verklaringen als onbetrouwbaar dienen te worden aangemerkt.
De verklaringen van getuigen die aangeven dat zij zelf nooit iets gezien of gemerkt hebben van ontuchtige handelingen van de zijde van verdachte doen niets af aan de betrouwbaarheid van de voor het bewijs gebezigde verklaringen. Uit deze laatste verklaringen blijkt immers dat deze getuigen zelf hebben gemerkt dan wel gezien dat verdachte ontuchtige handelingen bij henzelf en/of anderen pleegde. Het feit dat er anderen zijn die dit niet hebben gemerkt of gezien zegt uiteraard niet dat het dan niet gebeurd is. De rechtbank acht het om deze reden dan ook niet noodzakelijk om de door de raadsvrouw genoemde getuigen te horen die andere ervaringen met verdachte hebben dan de jongens namens wie aangifte is gedaan.
De conclusie op grond van het bovenstaande is dat de voor het bewijs gebezigde verklaringen betrouwbaar zijn.
Rapport prof. dr. P.J. van Koppen
Door de raadsvrouw is gewezen op de inhoud van het door haar overgelegde rapport van rechtspsycholoog prof. dr. P.J. van Koppen van 8 januari 2019.
De heer Van Koppen trekt in zijn rapport de conclusie dat de afgenomen verhoren bij de politie van slechte kwaliteit en suggestief zijn, waarbij hij opmerkt dat de studioverhoren niet door hem bekeken zijn. De afgelegde verklaringen zijn volgens hem sterk beïnvloed door de kwaliteit van de verhoren. Voorts wordt de conclusie getrokken dat slechts twee jongens verdachte beschuldigen van het aanraken van hun kruis tijdens de trainingen. Het lijkt er daarbij op dat de ouders een grote invloed op hun verklaringen hebben gehad, aldus de heer Van Koppen.
De rechtbank overweegt dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat meerdere jongens (niet slechts twee) verdachte beschuldigen van ontuchtige handelingen. De rechtbank heeft hiervoor geoordeeld dat de verklaringen van die getuigen betrouwbaar zijn. De conclusie van de rechtbank is dan ook anders dan die van de heer Van Koppen. Het is bovendien aan de rechtbank om de bewijswaarde van de getuigenverklaringen te wegen en te beoordelen. De rechtbank heeft daarbij, anders dan de heer Van Koppen, tevens de verklaringen van de minderjarigen en getuige [getuige 1] bij de rechter-commissaris betrokken. Nu de inhoud van het rapport geen andere of nieuwe gezichtspunten oplevert, die het oordeel over de betrouwbaarheid van de verklaringen, zoals hierboven weergegeven, anders maken, zal de rechtbank de conclusies uit het rapport niet overnemen. De rechtbank ziet evenmin de noodzaak tot het laten verrichten van een aanvullend onderzoek door de heer Van Koppen.
Schakelbewijs [minderjarige 4]
Volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal.
Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat het afhankelijk is van de feiten en omstandigheden van het geval of aan voornoemd bewijsminimum van het tweede lid van artikel 342 Sv is voldaan (10 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1355). Ook kan uit de jurisprudentie worden afgeleid dat gebruik mag worden gemaakt van een bewijsconstructie waarbij voor de bewezenverklaring van een feit mede redengevend wordt geacht de omstandigheid dat de verdachte bij één of meer andere strafbare feiten betrokken was. Deze constructie wordt ook wel schakelbewijs genoemd. Schakelbewijs kan voldoende steun opleveren indien de wijze waarop de feiten zijn begaan, op essentiële punten met elkaar overeenkomt (HR, 17 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:326). De rechtbank stelt vast dat uit de afgelegde verklaringen die in de bewijsmiddelen zijn opgenomen volgt dat er grote overeenkomsten bestaan in de modus operandi. Het ten laste gelegde heeft plaatsgevonden tijdens basketbaltrainingen bij (verdedigings)oefeningen waarbij de minderjarigen door verdachte als voorbeeld werden gebruikt. Verdachte bevond zich dichtbij de minderjarigen. Vervolgens heeft verdachte, aldus de getuigen, zijn hand over de kleding heen op het geslachtsdeel van de minderjarige gelegd. De verklaringen van de getuigen ondersteunen elkaar over en weer wat betreft de aard van de handelingen en de wijze waarop die handelingen plaatsvonden.
Het voorgaande maakt dat de rechtbank van oordeel is dat de in de bewijsmiddelen opgenomen verklaringen de verklaring van [minderjarige 4] ondersteunen. De rechtbank gebruikt dan ook de verklaringen die in de bewijsmiddelen zijn opgenomen als steunbewijs voor de verklaring van [minderjarige 4] .
Ontuchtig karakter
De rechtbank overweegt dat verdachte over een relatief lange periode meerdere minderjarige jongens meerdere keren met zijn hand op de penis /ballen over de kleding heeft aangeraakt.
Ten aanzien van het verweer dat sprake is geweest van normale handelingen die onderdeel uitmaken van de specifieke manier van training geven door verdachte overweegt de rechtbank dat verdachte in het geheel niet heeft aangegeven wat deze specifieke methode inhoudt en evenmin heeft geconcretiseerd wat de daarbij behorende handelingen zijn. Het is de rechtbank dan ook niet duidelijk hoe zij dit verweer moet begrijpen.
Verdachte heeft verklaard dat hij de minderjarigen niet dan wel in ieder geval niet opzettelijk heeft aangeraakt bij of op hun piemel/ballen. Met betrekking tot het verweer van de verdediging dat niet kan worden bewezen dat sprake is geweest van opzettelijke aanrakingen overweegt de rechtbank dat uit de voor het bewijs gebezigde verklaringen genoegzaam volgt dat van onopzettelijke aanrakingen geen sprake is. Daarbij komt dat verdachte ook niet heeft uitgelegd hoe hij per ongeluk de betreffende jongens kan hebben aangeraakt. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat “wanneer je een lange tegenstander hebt, van 2 meter of zo,” die rechtop blijft staan terwijl jij zelf bukt, het zo kan zijn dat je hand in de buurt van het kruis van een tegenstander komt. Verdachte heeft daarbij opgemerkt dat het hem onwaarschijnlijk lijkt dat dit daadwerkelijk gebeurt. Verdachte sluit daarmee dus ook zelf uit dat de bewezen verklaarde aanrakingen van de minderjarigen per ongeluk kunnen hebben plaatsgevonden.
Het aanraken van de penis en de ballen op de wijze zoals de minderjarigen en andere getuigen verklaren, is naar het oordeel van de rechtbank in het basketbal of welke sport dan ook, niet gebruikelijk. De rechtbank acht het niet noodzakelijk om daarover een basketbaldeskundige te bevragen.
Op grond van deze omstandigheden – daarbij de aard van de gedragingen en de leeftijd van de minderjarigen in aanmerking genomen – is de rechtbank van oordeel dat de door de verdachte gepleegde handelingen als ontuchtig moeten worden aangemerkt, dat wil zeggen dat sprake is van handelingen van seksuele aard in strijd met de sociaal-ethische norm.
De rechtbank merkt nog op dat zij, anders dan de officier van justitie, ook het aanraken op de broek dichtbij de penis en/of ballen, dus in de schaamstreek, als ontuchtig aanmerkt. De rechtbank acht daarom ook de handeling die [minderjarige 4] heeft beschreven in zijn verklaring ontuchtig.
Conclusie
De rechtbank acht, gelet op vorenstaande feiten en omstandigheden, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte ontuchtige handelingen heeft gepleegd met de minderjarigen [minderjarige 2] , [minderjarige 1] , [minderjarige 3] , [minderjarige 4] , [minderjarige 6] en [minderjarige 5] .