ECLI:NL:RBMNE:2019:5275

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 november 2019
Publicatiedatum
14 november 2019
Zaaknummer
UTR 19/1300
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Boete opgelegd aan werkgever wegens te late ziekmelding van werknemer met no-riskpolis

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 5 november 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werkgever (eiseres) en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (verweerder). De werkgever kreeg een boete van € 455,- opgelegd omdat zij de ziekmelding van een werknemer met een no-riskpolis niet tijdig had doorgegeven aan het UWV. De werknemer had zich op 28 mei 2018 ziekgemeld, maar de werkgever was pas op 9 augustus 2018 op de hoogte van de no-riskpolis, die inhoudt dat het UWV de kosten bij ziekte van de werknemer betaalt. De rechtbank oordeelde dat de werkgever op grond van artikel 38b van de Ziektewet verplicht was om de werknemer te vragen naar de no-riskpolis, en dat deze verplichting niet in strijd is met de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). De rechtbank stelde vast dat de werkgever al eerder op de hoogte had kunnen zijn van de no-riskpolis en dat het niet informeren daarover voor rekening en risico van de werkgever komt.

De rechtbank overwoog verder dat de vrees van de werkgever dat het vragen naar de no-riskpolis in strijd zou zijn met de privacyregelgeving ongegrond is. De rechtbank concludeerde dat de werkgever niet tijdig aan de meldplicht had voldaan en dat de boete van € 455,- terecht was opgelegd. Het beroep van de werkgever werd ongegrond verklaard, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 5 november 2019.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/1300

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 november 2019 in de zaak tussen

[eiseres] B.V., te [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: S.J. Klarenbeek),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
.

Inleiding

1. Op 28 mei 2018 heeft werknemer [A] zich ziekgemeld bij eiseres. Op 9 augustus 2018 heeft hij aan eiseres laten weten dat er een no-riskpolis geldt omdat hij een arbeidsbeperking heeft. Dat betekent dat het UWV de kosten betaalt bij ziekte van de werknemer. Eiseres heeft daarom op 17 augustus 2018 een Ziektewetuitkering voor de werknemer aangevraagd. Verweerder heeft die uitkering toegekend.
2. Verweerder heeft op grond van artikel 28a van de Ziektewet een boete van € 455,- opgelegd aan eiseres, omdat eiseres de ziekmelding van de werknemer niet binnen zes weken na de eerste ziektedag heeft gemeld bij het UWV. In de beslissing op bezwaar van 27 februari 2019 heeft verweerder die beslissing gehandhaafd.
3. Eiseres is het niet eens met de beslissing op bezwaar en heeft daar beroep tegen ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. De zaak is behandeld op de zitting van 20 augustus 2019. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde S.J. Klarenbeek, vergezeld door [B] . Verweerder heeft zich afgemeld.

Het geschil

4. Eiseres vindt het niet eerlijk dat zij een boete heeft gekregen. Pas op 9 augustus 2018 werd zij bekend met het feit dat de werknemer onder de no-riskpolis viel. Zij heeft adequaat gehandeld door op 14 augustus 2018 al een aanvraag voor een Ziektewetuitkering te versturen naar verweerder.
5. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiseres al veel eerder op de hoogte had kunnen zijn van de no-riskpolis van de werknemer. Op grond van artikel 38b van de Ziektewet is een werknemer verplicht om een werkgever te informeren over de toepasselijkheid van een no-riskpolis, als de werkgever daarnaar vraagt. Die verplichting geldt vanaf twee maanden na het begin van het dienstverband. Volgens de polisadministratie is de werknemer al sinds 1 januari 2015 in dienst van eiseres. Eiseres had daarom al vanaf 1 maart 2015 bij de werknemer kunnen navragen of er een no-riskpolis van toepassing was. Dat eiseres dat niet gedaan heeft, komt voor haar rekening en risico. Verweerder heeft daarbij verwezen naar een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 13 augustus 2017 (ECLI:NL:CRVB:2017:3129).
6. Eiseres heeft daartegen ingebracht dat zij het in strijd met de privacyregelgeving in de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) acht om werknemers te vragen naar de toepasselijkheid van een no-riskpolis. Daarmee wordt immers indirect gevraagd naar de medische voorgeschiedenis en bestaande arbeidsbeperkingen van een werknemer. Als er een no-riskpolis van toepassing is, zou dat ook nog aanleiding kunnen vormen om geen arbeidsrelatie met een sollicitant aan te gaan.

Overwegingen van de rechtbank

7. Op grond van artikel 38a, derde lid, van de Ziektewet is een werkgever verplicht uiterlijk zes weken na de ziekmelding van een werknemer met een no-riskpolis de eerste ziektedag van de werknemer bij het UWV te melden. Als een werkgever dat niet doet kan op grond van het achtste lid van artikel 38a een boete van ten hoogste € 455 worden opgelegd. In artikel 38b, eerste lid, van de Ziektewet is bepaald dat de werknemer de werkgever op diens verzoek moet informeren over zijn mogelijke aanspraak op ziekengeld vanwege een no-riskpolis. Die verplichting geldt niet tijdens de eerste twee maanden van het dienstverband.
8. Naar het oordeel van de rechtbank is artikel 38b, eerste lid, van de Ziektewet niet in strijd met de AVG. Door de mededeling dat er al dan niet een no-riskpolis van toepassing is, wordt de werkgever indirect op de hoogte gebracht van de aan- of afwezigheid van een arbeidsbeperking (in het verleden). De werknemer is niet verplicht om de werkgever te vertellen door welke ziekte of gebrek de arbeidsbeperking veroorzaakt is, en de werkgever mag daar ook niet naar vragen. De werkgever komt dus niets te weten over de fysieke of mentale gezondheidstoestand van de werknemer. Er is daarom geen sprake van ‘gegevens over gezondheid’ (artikel 4, onder 15, van de AVG). Voor zover wordt voldaan aan de algemene vereisten van de AVG mogen gegevens over arbeidsbeperkingen daarom door de werkgever verwerkt worden. Bovendien zou de verwerking op grond van de AVG ook toegestaan zijn als wel sprake was van ‘gegevens over gezondheid’. In dat geval geldt namelijk de uitzondering uit artikel 9, onder 2, van de AVG. Daarin staat (voor zover relevant) dat gegevens over gezondheid verwerkt mogen worden als dat noodzakelijk is met het oog op de uitvoering van verplichtingen en rechten van de verwerkingsverantwoordelijke (werkgever) of de betrokkene (werknemer) op het gebied van het socialezekerheidsrecht, voor zover dat is toegestaan in het recht van de lidstaat. Omdat het informeren naar een no-riskpolis is toegestaan op grond van artikel 38b, eerste lid, van de Ziektewet, is het niet in strijd met de AVG.
9. De vrees van eiseres dat informeren naar de aanwezigheid van een no-riskpolis van invloed zou kunnen zijn op de uitslag van een sollicitatieprocedure is ongegrond. In artikel 38b, eerste lid, van de Ziektewet staat uitdrukkelijk dat die bepaling in de eerste twee maanden na aanvang van de dienstbetrekking niet van toepassing is. Dat betekent dat dit artikel in een sollicitatieprocedure nog niet aan de orde is.
10. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder terecht gesteld dat eiseres al veel eerder op de hoogte had kunnen zijn van de no-riskpolis van de werknemer. Dat eiseres daar niet naar heeft geïnformeerd komt voor haar rekening en risico. Eiseres had aan de termijn van artikel 38a, derde lid, van de Ziektewet kunnen en moeten voldoen. Omdat eiseres dat niet heeft gedaan, mocht verweerder een boete van €455,- aan eiseres opleggen.
11. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van mr. M. van der Knijff, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 november 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.