Uitspraak
in de vrijwaringszaakvan
1.De procedure
2.De feiten
(rechtbank: Strabag)legt uit dat je normaliter een offerte maakt op basis van het DO, ervan uit gaande dat dat volledig is en daarmee daadwerkelijk een brug gebouwd kan worden. Nu blijkt dat Strabag meer informatie nodig heeft.
(rechtbank: de gemeente) geeft aan dat er geen vastomlijnde definitie van een DO is. Dat wordt op verschillende manieren uitgelegd. Strabag heeft een aanbieding gedaan op de stukken zoals die tijdens de aanbesteding verstrekt zijn. De aanname dat er meer zou zijn of komen is onjuist. Strabag dient het ontwerp op te pakken vanaf het punt waar de gemeente gestopt is. De gemeente reikt geen verdere uitwerking van het ontwerp aan.
(rechtbank: Strabag)spreekt zijn zorgen uit dat zij de verantwoordelijkheid van het ontwerp overnemen maar dat zij inhoudelijk niet voldoende kunnen verifiëren of het ontwerp goed is. Eigenlijk is DO niet ver genoeg uitgewerkt om de check te doen. Strabag heeft meer informatie nodig om verantwoordelijkheid over te nemen. Misschien dat controles wel gedaan zijn maar is niet zichtbaar in ontwerp en bijbehorende correspondentie. Ze willen wel verantwoordelijkheid overnemen maar risico's moeten dan wel afgedekt zijn.”
(rechtbank: [ingenieursbureau 2] )de antwoorden van Arup in bezit heeft en deze antwoorden compleet en naar tevredenheid zijn, dan heeft [ingenieursbureau 2] alle informatie die nodig is om verantwoordelijkheid voor het ontwerp te kunnen nemen.
(rechtbank: de gemeente): [ingenieursbureau 2] /Strabag zal zelf verder moeten onderzoeken/rekenen en het moeten doen met de informatie die reeds bij de uitvraag beschikbaar was en nu aanvullend verstrekt is.”
(rechtbank: de gemeente)merkt op dat hij niet het beeld heeft dat knelpunten ontstaan, omdat Arup niet alle gegevens op tafel zou willen of kunnen leggen. Als dit zo is, kan de gemeente er natuurlijk op sturen dat Arup dit wel doet. [..3]
(rechtbank: Strabag)geeft aan dat Strabag hierin een moeizaam en langdurig traject voorziet. Strabag is bang dat door een discontinue proces in deze fase van het bouwwerk het totaalprocesverloop ernstige vertraging oploopt en zeer moeilijk declareerbare kosten met zich meebrengt en daarom overtuigd is dat het zelf opnieuw uitvoeren van de berekeningen sneller gaat, voorzien van alle tools om tot een juiste verificatie te komen, om tot een juiste overname van de
rechtbank: verzoeken tot wijziging) opgesteld en de gevolgen inzichtelijk gemaakt.”
rechtbank: opdrachtgever) te liggen. Dat de verificatie moeizaam zou gaan worden kon ons inziens echter vooraf worden verwacht en ingeschat.”
second opiniongevraagd bij ir. [A] van [ingenieursbureau 1] , die zijn visie heeft gegeven in een notitie 14 juni 2016. De notitie van [A] is op 12 oktober 2016 ingetrokken.
Rijkswaterstaat
Technisch
Document 1004. Dit is niet een door gemeente Utrecht voorgeschreven document, maar een door Arup toegepaste resultaatsbeschrijving van het DO waaraan zij in haar ontwerptoelichting refereert. Hiermee is vastgelegd wat Strabag mocht verwachten van het DO, wat resterende ontwerpwerkzaamheden zouden gaan worden, wat er in moet zitten en vooral, wat er niet in zit.”
3.Het geschil
4.De beoordeling
veerstijfheid van de fundering (i/VTW33)geldt het volgende. Strabag stelt dat de veerconstante van de funderingen niet juist is berekend en dat volledige inklemming is aangehouden. De door Strabag gestelde fout in de berekeningen van Arup is erkend en staat daarom vast. De gemeente betwist dat deze fout heeft geleid tot een substantiële wijziging. Zij wijst op het rapport van [ingenieursbureau 3] van 7 juni 2016 waarin hij concludeerde dat geen sprake is van een substantiële wijziging, ten eerste op grond van het
“het draagsysteem van de hangkabel is enkele ordes van.
grootte stijver dan het draagsysteem van de brugligger (brugdek), waardoor de hoofdkrachtswerking nauwelijks wijzigt bij een wijziging van de veerstijfheid van de fundering”. Alleen zeer lokaal zou sprake zijn van wijziging van de krachtswerking, maar dat betreft volgens [ingenieursbureau 3] kleine wijzigingen. Verder merkt [ingenieursbureau 3] op dat deze fout voor de doorbuiging relevant kan zijn, maar dat dat in dit geval niet zo is omdat de brug verstelbaar is (
“echter omdat de tuiverankering nastelbaar wordt uitgevoerd heeft de veerstijfheid van de fundering geen invloed op de krachtswerking en de vervorming vanuit de permanente belastingen”). Het ontwerp van de brug voorziet dus als het ware in een oplossing om deze fout te corrigeren.
scheurwijdte in het dek (iii/VTW35)geldt het volgende.
geen noodzaak om de bevestiging van de hangers in DO-fase helemaal uit te detailleren”. Strabag heeft hier niets tegenover gesteld, behalve de algemene stelling die al in 4.10 is besproken. De conclusie luidt dan ook dat het verweer van de gemeente ten aanzien van dit punt slaagt.
breedte van de dwarsbalk in de H-pyloon (ix/VTW39 en VTW49)geldt het volgende. Strabag stelt dat de breedte van de H-pyloon te smal is gedimensioneerd. Ook deze fout staat vast en tussen partijen is in geschil of deze fout heeft geleid tot een substantiële wijziging. Ook ten aanzien van dit punt heeft [ingenieursbureau 3] geconcludeerd dat geen sprake is van een substantiële wijziging als gevolg van de fout in het DO, omdat een dergelijke wijziging (het wijzigen van een secundair element) regelmatig voorkomt in de UO- fase. Echter, uit het rapport van [ingenieursbureau 3] is af te leiden dat naast wijziging van de breedte van de balk – een wijziging die op zich misschien niet als substantiële wijziging is aan te merken – in overleg met de architect is besloten om de pyloon in zijn geheel ook te verbreden. Dit “
architectonische, esthetische besluit” leidde tot verbreding en verzwaring van de hele H- pyloon. Daar heeft de gemeente mee ingestemd. Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee sprake is van een wijziging ten opzichte van het DO waarvan de extra kosten voor rekening van de gemeente moeten komen. Daarbij is van belang dat in de afspraak van 2 juli 2015 juist ook een zwaardere uitvoering van de pylonen is genoemd als voorbeeld van een substantiële wijziging. De gemeente heeft niet aangevoerd waarom dat in dit geval anders zou zijn. De rechtbank zal verderop in dit vonnis (vanaf 4.23) ingaan op de gevolgen van het oordeel dat sprake is van een substantiële wijziging.
de kritische doorsneden van het dek (x/VTW40)geldt het volgende. Strabag stelt dat deze niet zijn berekend. [ingenieursbureau 3] heeft in zijn rapport van 18 mei 2017 toegelicht dat het ontbreken van gedetailleerde berekeningen (of in ieder geval niet zo gedetailleerd als Strabag had gewild) op dit aspect, inherent is aan de gehanteerde beschrijving van wat een DO moet inhouden volgens de RTD-norm. In de UO-fase blijft er veel rekenwerk over, aldus [ingenieursbureau 3] . Verder heeft [ingenieursbureau 3] betoogd dat Strabag niet heeft aangetoond dat er onjuiste informatie over de kritische doorsnede is aangetroffen. In het uiteindelijke ontwerp van Strabag zijn de uitwendige afmetingen van het brugdek en de pyloon ongewijzigd gebleven. Dit is volgens [ingenieursbureau 3] een belangrijke aanwijzing dat in het DO van de gemeente de uitwendige afmetingen juist zijn bepaald. Strabag heeft hier niets tegenover gesteld, zodat de conclusie luidt dat de gemeente heeft weerlegd dat sprake is van een fout. Aan de beoordeling van de vraag of dit tot een substantiële wijziging heeft geleid komt de rechtbank daarom niet toe.
de dekking op de wapening in het brugdek (iv/ VTW15)geldt het volgende. Strabag stelt dat de toegepaste dekking niet conform de toepasselijke norm is berekend. [ingenieursbureau 3] heeft in zijn rapport van 18 mei 2017 toegelicht dat er, zoals Strabag stelt, wel een verschil is tussen wat er in de Design Basis staat en de oplossing waarvoor in het DO is gekozen (namelijk een
in situontwerp in plaats van een prefab-oplossing), maar dat geen sprake is van een fout. Volgens hem is in het DO en de toelichtingen overduidelijk dat is uitgegaan van ‘in-situ beton’. De dekking waarmee is gerekend is daarmee in overeenstemming. De dekking op de wapening is in het DO dus aantoonbaar juist, aldus [ingenieursbureau 3] . Strabag heeft hier niets tegenover gesteld, zodat de conclusie luidt dat de gemeente heeft weerlegd dat sprake is van een fout. Ook hier komt de rechtbank daarom niet toe aan de beoordeling van de vraag of dit punt tot een substantiële wijziging heeft geleid.
de aanvaarbelasting op de brugpijler (v/VTW 28)geldt het volgende. Volgens Strabag is de aanvaarbelasting niet conform de toepasselijke norm berekend. De gemeente heeft vervolgens gesteld, onder verwijzing naar het rapport van [ingenieursbureau 3] van 18 mei 2017, dat de oplossing vanuit de norm te zwaar is voor de gegeven situatie en dat
de stijfheid van het brugdek (ii/VTW34)geldt het volgende. Strabag stelt dat in de berekeningen met een veel te grote stijfheid van het dek van de brug is gerekend. Strabag heeft, blijkens het rapport van [ingenieursbureau 3] van 18 mei 2017, in dit verband aangevoerd dat er met een onjuiste elasticiteitsmodulus (E-modulus) is gerekend. [ingenieursbureau 3] weerspreekt in zijn rapport op zich niet dat er is gerekend met een lagere E- modulus die “
tot minder stijfheid, en dientengevolge tot meer doorbuiging” kan leiden en “
daarmee mogelijk strijdig (zou) kunnen zijn met de eisen m.b.t. het voorgeschreven profiel van vrije ruimte (PVR), een contractuele eis voor de ondergaande scheepvaart”. [ingenieursbureau 3] kon de extra doorbuiging niet toetsen, zo staat in zijn rapport. De stelling van de gemeente dat er voldoende ruimte zou zijn, ook met deze berekening en extra doorbuiging, heeft [ingenieursbureau 3] in zijn rapport kritisch beoordeeld omdat bij deze stelling geen rekening is gehouden met negatieve effecten van mogelijke andere wijzigingen (zoals bijvoorbeeld de veerstijfheid van de fundering). De rechtbank is daarom van oordeel dat hier wel sprake is van een fout in de zin van de afspraak van 2 juli 2015. [ingenieursbureau 3] heeft echter voldoende toegelicht dat dit opgelost kan worden door het verkorten van de tuien/kabels. Hij schrijft daarover: “
Het dek is alleen geen zelfdragend systeem. Het dek hangt immers aan een kabel en van daaruit aan individueel nastelbare hangers. Buigt het dek dan uiteindelijk toch een paar centimeter teveel door, door welke oorzaak dan ook, maak je de hangers wat korter en is het PVR gewaarborgd.” Met andere woorden, en dat is ook wat de gemeente stelt, de oplossing voor dit probleem zat al in het ontwerp van de gemeente, maar Strabag heeft gekozen voor een andere oplossing, te weten het verhogen van het alignement van de brug met 20 centimeter. Strabag heeft niet aangetoond dat er als gevolg van de fout in het ontwerp van de gemeente een noodzaak bestond voor de door haar doorgevoerde wijziging in het ontwerp. Strabag heeft onvoldoende weersproken dat het aantrekken van de tuien – de meer voor de hand liggende oplossing – geen substantiële wijziging is.
de dekbelasting (vi/VTW36)geldt het volgende. Strabag stelt dat de belasting op het dek niet juist is berekend. Er had volgens Strabag niet gerekend mogen worden met een reductiefactor van 0.8; het zou 1.0 moeten zijn. Onder verwijzing naar richtlijnen van Rijkswaterstaat (de zgn. ROK) zouden de door Arup toegepaste reductiefactoren niet gelden volgens Strabag. [ingenieursbureau 3] heeft in zijn rapport toegelicht waarom wel met de toegepaste factor uit de ROK mocht worden gerekend. Strabag heeft daar onvoldoende tegenover gesteld. Zij heeft ter zitting gesteld dat zij bij navraag bij Rijkswaterstaat over de toepasselijkheid van deze norm een onduidelijk antwoord had gekregen, en dat dat de reden was van haar keuze voor een andere oplossing dan in het DO van de gemeente. Dat vormt echter geen onderbouwing voor het bestaan van een fout in het DO. Omdat niet is komen vast te staan dat dit punt een fout was in het DO komt de rechtbank niet toe aan de vraag of sprake is geweest van een substantiële wijziging op dit punt.
de ‘schaakbordbelasting’ (vii/VTW 37)geldt het volgende.
alleen linker- of rechterzijde van het brugdek belast” staan vermeld, maar dat de schaakbordbelasting ontbreekt. Volgens de gemeente is de schaakbordbelasting wel beschouwd maar is geoordeeld dat dit niet maatgevend is.
in dit geval inderdaad niet heel waarschijnlijk (is) dat de schaakbordbelasting” (waarvan de berekening volgens hem een uitgebreide rekenexercitie vergt) “
maatgevend is, maar als hoofdconstructeur wil je dat toch graag zelf ook kunnen vaststellen”. Volgens [ingenieursbureau 3] is niet aangetoond dat het DO op dit punt niet klopt. Hij schrijft daarover: “
In het nieuwe ontwerp van Strabag zal de schaakbordbelasting in BGT mogelijk getoetst zijn. Door Strabag is niet gemeld dat de uitkomsten van haar eigen toets van de schaakbordbelasting leiden tot wijziging van de uitwendige afmetingen van het dek.” [ingenieursbureau 3] merkt tot slot op dat het onhandig is dat de schaakbordbelasting
de aanvaarbelasting op het brugdek (viii/VTW38)geldt het volgende. De stelling van Strabag is dat de aanvaarbelasting niet juist is berekend in die zin, zo blijkt uit het rapport van [ingenieursbureau 3] van 18 mei 2017, dat het afvoeren van de aanvaarbelasting naar steunpunten en de funderingsconstructie niet voldoende is aangetoond. [ingenieursbureau 3] volgt grotendeels het standpunt van Strabag en komt tot de conclusie dat – hoewel Arup een en ander heeft vermeld over de aanvaarbelasting en de wijze waarop die wordt verwerkt in de constructie – niet rekenkundig is aangetoond dat in de constructie voldoende rekening is gehouden met de aanvaarbelasting en dat daarmee de redenering zwak is. Dat er sprake is van een fout in het DO in de zin van de op 2 juli 2015 gemaakte afspraak volgt daaruit niet en dat is door Strabag ook niet nader onderbouwd. De conclusie luidt dan ook dat de gestelde fout, gelet op de voldoende gemotiveerde betwisting van de gemeente, niet vaststaat, zodat de rechtbank niet toekomt aan de vraag of op dit punt sprake is geweest van een substantiële wijziging.
de belasting door joggers (xi/VTW41)geldt het volgende.
de temperatuurbelasting (xii/VTW42)geldt hetvolgende. Strabag stelt dat in de berekeningen de temperatuurbelastingen onjuist zijn ingevoerd.
- griffierecht € 3.894,00
- salaris advocaat €