ECLI:NL:RBMNE:2019:5238
Rechtbank Midden-Nederland
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit van het Uwv inzake verwijtbare werkloosheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 6 november 2019 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) inzake een WW-uitkering. Eiseres had per 1 november 2018 een WW-uitkering aangevraagd, maar het Uwv had haar medegedeeld dat zij verwijtbaar werkloos was geworden, waardoor de uitkering niet werd uitbetaald. Eiseres had eerder een jaarcontract bij werkgever 1, dat eindigde op 1 januari 2019. Ze beëindigde haar dienstverband per 1 november 2018 om een parttime functie bij werkgever 2 te aanvaarden. Het Uwv verklaarde het bezwaar van eiseres ongegrond, waarna zij beroep instelde.
Tijdens de zitting op 6 november 2019 was eiseres aanwezig, maar de verweerder was afwezig. De rechtbank oordeelde dat eiseres verwijtbaar werkloos was geworden, omdat zij zelf ontslag had genomen zonder dat er een acute noodzaak was om dit te doen. De rechtbank baseerde haar beslissing op de relevante artikelen van de Werkloosheidswet (WW) en concludeerde dat eiseres niet had aangetoond dat voortzetting van haar dienstverband bij werkgever 1 redelijkerwijs niet van haar kon worden gevergd. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door rechter E.M. van der Linde en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.