In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 28 oktober 2019 een beschikking gegeven over de adoptie van een kind, [belanghebbende], door de vrouw, die eerder samen met de man [belanghebbende] had geadopteerd volgens het recht van Sri Lanka. De vrouw verzocht de rechtbank om de buitenlandse adoptiebeslissing uit 1987 te erkennen of om de adoptie naar Nederlands recht uit te spreken. De rechtbank oordeelde dat de erkenning van de buitenlandse adoptiebeslissing niet mogelijk was, omdat er geen aanleiding was om deze te erkennen, gezien de omstandigheden van de adoptie in de jaren tachtig en de mogelijke misstanden die zich toen hebben voorgedaan. De rechtbank concludeerde echter dat het recht doet aan de feitelijke situatie als de vrouw ook juridisch ouder wordt van [belanghebbende]. Ondanks dat [belanghebbende] inmiddels meerderjarig is, oordeelde de rechtbank dat er sprake was van een uitzonderlijke situatie die rechtvaardigt dat de adoptie naar Nederlands recht wordt uitgesproken. De rechtbank sprak de adoptie uit, waarbij de adoptie door de man in stand blijft. De geslachtsnaam van [belanghebbende] blijft ongewijzigd. De beschikking is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.