Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Uit de bewijsmiddelen kan worden geconcludeerd dat de verdachte door een rood licht uitstralend verkeerslicht is gereden, en met te hoge snelheid op de kruising is gereden waardoor een aanrijding heeft plaatsgevonden en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen. Hierdoor heeft verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend gereden.
4.1.1Het standpunt van de verdediging
De raadsman is van mening dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit, in die zin dat de verdachte schuld heeft aan het veroorzaken van een verkeersongeval waardoor [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , en ook verdachte zelf zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen, waarbij de mate van schuld – anders dan de officier van justitie heeft gesteld - bestaat uit aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag.
4.1.2Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
Uit de verkeersongevallenanalyse volgt dat de Suzuki met kenteken [kenteken] (de rechtbank leest: verdachte) over de Plettenburgerbaan reed gaande in de richting van het kruispunt met de Zuidstedeweg en de ’s Gravenhoutseweg. De Volvo met kenteken [kenteken] (de rechtbank leest: het slachtoffer [slachtoffer 1] ) reed over de ’s Gravenhoutseweg gaande in de richting van het kruispunt met de Zuidstedeweg en de Plettenburgerbaan. Op het moment van het ongeval werd het verkeer op het kruispunt geregeld door een verkeersregelinstallatie. Op genoemde kruising botsten beide voertuigen tegen elkaar. Als gevolg daarvan raakten de bestuurder (verdachte) en de passagier (de rechtbank leest: [slachtoffer 2] ) in de Suzuki zwaar gewond en raakte de bestuurder van de Volvo zwaar gewond.
Uit de analyse van het faselog bleek dat de bestuurder van de Suzuki op 28 maart 2017 omstreeks 20:49:59.3 uur de stopstreep was gepasseerd, terwijl de voor hem geldende verkeerslichten minimaal 18,1 seconden rood licht uitstraalden.
De bestuurder van de Volvo was op 28 maart 2017 omstreeks 20:49:58.9 uur de stopstreep gepasseerd, terwijl de voor hem geldende verkeerslichten minimaal 0,3 seconden geel licht uitstraalden.
Met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid (betrouwbaarheidsniveau van 99%) kan worden gesteld dat de bestuurder van de Suzuki voorafgaande aan het incident, op het traject van de verst gelegen detectielus tot aan de stopstreep, moet hebben gereden met een gemiddelde snelheid tussen de 82 km/h en 93 km/h, althans een hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 70 km/h.
Ter plaatse is door de politie getuige [getuige] gehoord. Deze getuige heeft verklaard dat hij op 28 maart 2017 omstreeks 21 uur op de Zuidstedeweg te Nieuwegein reed richting de
’s-Gravenhoutseweg. Hij had groen licht. In de rijstrook tegenover hem, komende vanaf de ’s Gravenhoutseweg en gaande in de richting van de Zuidstedeweg stond een grijze Volvo. Hij zag dat de Volvo achter de andere stroom auto’s aan reed. Hij gaat ervan uit dat de Volvo groen licht had. Hij zag in zijn ooghoek een donkerblauwe auto aankomen rijden, vanaf de Plettenburgerbaan in de richting van de ’s Gravenhoutseweg en had het idee dat deze donkerblauwe auto met hoge snelheid reed, want hij was er opeens. Hij zag dat deze donkerblauwe auto ineens tegen de grijze Volvo aan reed. Het ging snel. Hij weet bijna zeker dat de donkerblauwe auto door rood licht reed. Hij zag dat de Volvo de donkerblauwe auto niet meer kon ontwijken”.(…)
Blijkens de geneeskundige verklaring heeft [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel opgelopen.
[slachtoffer 2] heeft als getuige op 22 mei 2017 onder meer verklaard dat hij gekneusde en gebroken ribben, een verbrijzelde rechter enkel, gebroken neus, gebroken sleutelbeen heeft. Hij heeft anderhalve maand in het ziekenhuis gelegen. Toen hij eind april 2017 thuis kwam is hij kort daarop weer een week opgenomen vanwege wondinfecties en bacteriën in zijn bloed. De dokter heeft gezegd dat het ongeveer een jaar duurt voordat zijn enkel gedeeltelijk hersteld is. Zijn enkel zal voor 85% herstellen.
Het slachtoffer [slachtoffer 1] heeft blijkens de geneeskundige verklaring een gebroken pols en een kneuzing van de rechter knie opgelopen; de geschatte duur van de genezing is zes weken.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte op basis van voormelde bewijsmiddelen een strafrechtelijk verwijt kan worden gemaakt in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
Bewijsoverweging
De vraag is welke mate van schuld is komen vast te staan. Hiertoe dient de rechtbank te beoordelen of het handelen van verdachte, zoals dat uit die bewijsmiddelen volgt, is aan te merken als zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend.
Gelet op het standaardarrest van de Hoge Raad van 1 juni 2004 (ECLI:NL:HR:2004:AO5822) zijn voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. De rechtbank concludeert dat uit de inhoud van de bewijsmiddelen is komen vast te staan dat verdachte door een rood verkeerslicht te negeren dat al minimaal 18,1 seconden rood licht uitstraalde, en daarbij te rijden met een te hoge snelheid en met onverminderde snelheid een onoverzichtelijke kruising op te rijden - waar verdachte bekend was - en vervolgens geen voorrang te verlenen aan bestuurder [slachtoffer 1] op die kruising, zeer onvoorzichtig en onoplettend verkeersgedrag heeft vertoond. Hierdoor heeft een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval plaatsgevonden waardoor [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , de bijrijder in de auto van verdachte, zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen.
De rechtbank komt derhalve tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde en merkt de gedragingen van verdachte aan als zeer onvoorzichtig en onoplettend.