ECLI:NL:RBMNE:2019:4744

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 oktober 2019
Publicatiedatum
14 oktober 2019
Zaaknummer
16/119921-18, 16/124236-18, 16/125850-18, 16/130157-18, 05/117509-18 en 16/257279-18 (P) (gev. t.t.)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte wegens vernielingen, bedreigingen en belediging van politieambtenaren

Op 14 oktober 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder vernielingen, bedreigingen en belediging van politieambtenaren. De verdachte heeft in een korte periode zeven strafbare feiten gepleegd, waarvan een aantal gericht was tegen hulpverleners en politieagenten. De rechtbank heeft vastgesteld dat het handelen van de verdachte overlast en gevoelens van onveiligheid in de maatschappij heeft veroorzaakt. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, die voorwaardelijk is opgelegd met een proeftijd van drie jaar. De rechtbank heeft rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, die leed aan een schizo-affectieve stoornis en een verslaving aan alcohol en drugs. De rechtbank heeft geadviseerd om de behandeling van de verdachte voort te zetten en bijzondere voorwaarden te stellen, waaronder reclasseringstoezicht en ambulante behandeling. De rechtbank heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen afgewezen, omdat deze onvoldoende waren onderbouwd. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/119921-18, 16/124236-18, 16/125850-18, 16/130157-18, 05/117509-18 en 16/257279-18 (P) (gev. t.t.)
Vonnis van de meervoudige kamer van 14 oktober 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1959] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen: te [adres] , [woonplaats]

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen 29 november 2018, 1 maart, 8 juli en 30 augustus 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. F.M. van Lenthe, van hetgeen door verdachte en mr. J. Visscher, advocaat te Amersfoort, naar voren is gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op:
16/119921-18 (na wijziging)
20 juni 2018 te Bunschoten-Spakenburg een afvoergoot, meerdere wielen, (auto)velgen, een schutting en een muur, toebehorende aan [benadeelde 1] of Stichting Woningcorporatie Het Gooi en Omstreken, heeft vernield;
16/124236-18
25 juni 2018 te Bunschoten-Spakenburg een verwarmingselement, raam, stok en tegel toebehorende aan [slachtoffer 1] of Het Gooi en Omstreken heeft vernield;
25 juni 2018 te Bunschoten-Spakenburg [slachtoffer 1] heeft bedreigd;
16/125850-18
Primair
27 juni 2018 te Amersfoort in een voor de openbare dienst bestemd lokaal (Meander Medisch Centrum) wederrechtelijk is binnengedrongen en zich daar niet op de vordering van de bevoegde ambtenaar aanstonds heeft verwijderd;
Subsidiair
27 juni 2018 te Amersfoort in een voor de openbare dienst bestemd lokaal (Meander Medisch Centrum) wederrechtelijk is binnengedrongen nu hem schriftelijk de toegang tot dat ziekenhuis voor de duur van één jaar was ontzegd;
16/130157-18
3 juli 2018 te Utrecht een (ophoud)cel van de politie onbruikbaar heeft gemaakt;
05/117509-18
18 juni 2018 te Arnhem zijn middelvinger naar politieagenten [politieagent 1] en [politieagent 2] heet opgestoken;
16/257579-18
9 april 2018 te Amersfoort een deken en laken toebehorende aan Symfora Meander heeft vernield;
8 april 2018 te Amersfoort [slachtoffer 2] heeft bedreigd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de door verdachte direct na de ten laste gelegde feiten bij de politie afgelegde verklaringen bruikbaar voor het bewijs. Dat verdachte ter zitting heeft verklaard zich op dit moment niet veel meer van de feiten te herinneren, doet aan de bruikbaarheid van zijn eerder afgelegde verklaringen niet af.
De officier van justitie acht alle feiten, welke onder de gevoegde parketnummers aan verdachte ten laste zijn gelegd, wettig en overtuigend bewezen, met uitzondering van het primair onder parketnummer 16/125850-18 ten laste gelegde. In deze laatste zaak komt de officier van justitie tot bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde.
Ten aanzien van de subsidiair onder 16/125850-18 aan verdachte ten laste gelegde lokaalvredebreuk in het Meander Medisch Centrum gaat de officier van justitie voorbij aan het door verdachte geschetste alternatieve scenario, te weten dat hij ten tijde van het delict was opgenomen op de PAAZ (Psychiatrische Afdeling Algemeen Ziekenhuis) en aldaar rechtmatig mocht verblijven. Dit standpunt werd pas ter zitting door verdachte ingenomen en is niet nader onderbouwd. Zij acht ook het op het buitenterrein van het ziekenhuis verblijven te kwalificeren als lokaalvredebreuk van het ziekenhuis.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de onder 16/119921-18 ten laste gelegde vernieling van de velgen, muur en schutting. De verklaring van verdachte dat hij met spullen heeft gegooid is te weinig om tot bewezenverklaring te komen. Ten aanzien van de vernieling van de afvoergoot refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsman heeft ook vrijspraak bepleit van de ten laste gelegde vernieling op 25 juni 2018 van het verwarmingselement. Het ‘scheefhangen’ kan niet kan worden opgevat als een vernieling dan wel als het onbruikbaar maken van dit element. Tevens bepleitte de raadsman vrijspraak van de geuite bedreigingen op 25 juni 2018 jegens [slachtoffer 1] , nu deze [slachtoffer 1] juist verklaard heeft niet bang te zijn voor verdachte.
Onder verwijzing naar de inhoud van het toegangsverbod - dat ziet op het binnentreden van het ziekenhuis - komt de raadsman tot vrijspraak van zowel het primair als het subsidiair onder 16/125850-18 aan verdachte ten laste gelegde. Het verbod is aan verdachte uitgereikt terwijl hij zich op het buitenterrein van het ziekenhuis bevond waardoor verdachte niet in overtreding was.
Gelet op het feit dat verdachte - nadat hij zijn cel op 3 juli 2018 had besmeurd met uitwerpselen - in diezelfde cel heeft moeten verblijven en de cel dus niet (tijdelijk) onbruikbaar was om verdachten in op te houden, dient verachte te worden vrijgesproken van het onder 16/130157-18 ten laste gelegde onbruikbaarmaken van de cel.
De raadsman heeft zich gerefereerd ten aanzien van de onder parketnummer 05/117509-18 ten laste gelegde belediging van een ambtenaar en ten aanzien van de onder parketnummer 16/257579-18 ten laste gelegde bedreiging en vernieling op 8 en 9 april 2019.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bruikbaarheid verklaringen
Verdachte heeft telkens direct na de ten laste gelegde feiten een bekennende verklaring afgelegd. Ter zitting heeft verdachte weliswaar verklaard dat hij zich de feiten inmiddels niet meer goed kan herinneren, maar door verdachte en zijn raadsman is niet expliciet gesteld dat hij op de eerder door hem afgelegde verklaringen terugkomt. Evenmin zijn redenen gegeven of gebleken op grond waarvan de rechtbank moet aannemen dat de eerdere verklaringen van verdachte onjuist zijn geweest. In tegendeel, de bekennende verklaringen van verdachte worden telkens gesteund door getuigenverklaringen en bevindingen van verbalisanten. Onder die omstandigheden oordeelt de rechtbank dat de bekennende verklaringen van verdachte tegenover verbalisanten bruikbaar zijn voor het bewijs.
Vrijspraak 16/125850-18 (lokaalvredebreuk primair en subsidiair)
Een ziekenhuis is geen voor de openbare dienst bestemd lokaal zoals bedoeld in artikel 139 lid 1 Wetboek van Strafrecht (Sr). Het primair ten laste gelegde kan om die reden niet wettig en overtuigend worden bewezen.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] volgt dat op 27 juni 2018 aan verdachte een toegangsverbod voor het ziekenhuis is uitgereikt toen hij vertoefde op het achterterrein van Meander Medisch Centrum. Dit toegangsverbod houdt in: ontzegging van het recht tot binnentreden van alle gebouwen van Meander Medisch Centrum en de daarbij behorende locaties (Amersfoort, Baarn en Soest) met ingang van 27 juni 2018. Nu hem dit verbod is uitgereikt terwijl hij zich buiten de toegangsdeuren van het ziekenhuis bevond en uit het dossier niet blijkt dat hij daarna op 27 juni 2018 een van gebouwen van het Meander Medisch Centrum is binnengetreden heeft verdachte niet in strijd met dit verbod gehandeld, zodat ook het subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigd kan worden bewezen, en verdachte ook hiervan zal worden vrijgesproken.
Gedeeltelijke vrijspraak 16/124236-18
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van de vernieling van een stok en een tegel nu uit het dossier niet blijkt dat deze zijn vernield, noch dat deze toebehoorde aan [slachtoffer 1] en/of Het Gooi en Omstreken.
Overige ten laste gelegde feiten
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 16/119921-18, 16/124236-18, 16-130157-18, 05-117509-18 en 16-257279-18 ten laste gelegde feiten.
Bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis zal worden gehecht.
Bewijsoverweging m.b.t. de bedreiging van [slachtoffer 1] op 25 juni 2018
Verdachte heeft op 25 juni 2018 tegen [slachtoffer 1] gezegd: “Ik sla je dood met deze stok”; “Ik zal je dood schieten” en “Ik zal je doodslaan met deze tegel”. De raadsman heeft betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van dit feit, omdat [slachtoffer 1] heeft verklaard niet bang te zijn voor verdachte, maar slechts wilde dat er wat met verdachte zou gebeuren, omdat het zo niet langer door kon gaan.
De raadsman miskent dat niet is vereist dat bij de bedreigde daadwerkelijk vrees voor de aantasting van de persoonlijke vrijheid is ontstaan. Het is voldoende dat de bedreiging in het algemeen geschikt is om de vrees voor een inbreuk op de persoonlijke vrijheid teweeg te brengen (HR 3 februari 2004, ECLI:NL:HR:2004:AN9309). De aard van de ten laste gelegde uitlatingen van verdachte leveren in de gegeven omstandigheden naar het oordeel van de rechtbank een bedreiging op.
Bewijsoverweging m.b.t. de onbruikbaarmaking van de ophoudcel op 3 juli 2018
De raadsman heeft betoogd dat verdachte in de door hem besmeurde cel is verbleven en de cel daarmee klaarblijkelijk niet (tijdelijk) onbruikbaar was. Van onbruikbaar maken is sprake
als een voorwerp in een toestand wordt gebracht waardoor het voorwerp niet meer gebruikt kan worden voor het doel waarvoor het is bestemd. Daaraan behoeft niet af te doen dat de onbruikbaarmaking van beperkte duur is en herstel in het gebruik zonder noemenswaardige kosten of inspanning mogelijk is. Het behoeft geen betoog dat een politiecel niet op de voor een behoorlijk gebruik daarvan vereiste wijze worden gebruikt voor het ophouden van verdachten, wanneer deze door iemand met urine en ontlasting is bevuild.
Immers de cel was door het handelen van verdachte in een dergelijke staat gebracht dat het niet mogelijk was om andere voorlopig gehechte personen daarin op te houden.
De overige verweren worden weerlegd door de bewijsmiddelen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
16/119921-18
op 20 juni 2018 te Bunschoten-Spakenburg, gemeente Bunschoten opzettelijk en wederrechtelijk
-een (afvoer)goot, een wiel en velg, geheel aan een ander,
te weten [benadeelde 1] en Stichting Woningcorporatie Het Gooi en Omstreken toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt;
16/124236-18
1
op 25 juni 2018 te Bunschoten-Spakenburg, gemeente Bunschoten, opzettelijk en wederrechtelijk een verwarmingselement en raam (van een deur)
geheel aan een ander, te weten aan Het Gooi en Omstreken toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt;
2
op 25 juni 2018 te Bunschoten-Spakenburg, gemeente Bunschoten, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen:
-"Ik sla je dood met deze stok" en
-"Ik zal je dood schieten" en
-"Ik zal je doodslaan met deze tegel";
16/130157-18
op 3 juli 2018 te Utrecht, opzettelijk en wederrechtelijk een (ophoud)cel, geheel of ten dele aan een ander, te weten aan Politie Midden-Nederland, toebehoorde, onbruikbaar gemaakt;
05/117509-18
op 18 juni 2018 in de gemeente Arnhem, opzettelijk beledigend ten opzichte van en zichtbaar voor en bestemd voor ambtenaren, te weten [politieagent 1] , hoofdagent van politie, Eenheid Oost-Nederland en [politieagent 2] , brigadier van politie, Eenheid Oost-
Nederland, gedurende de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid en in het openbaar, een middelvinger heeft opgestoken;
16/257579-18
1
op 9 april 2018 te Amersfoort opzettelijk en wederrechtelijk
een deken en een laken, geheel of ten dele aan een ander, te weten aan SymforaMeander toebehoorde, heeft beschadigd;
2
op 8 april 2018 te Amersfoort
[slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en met zware mishandeling, door die [slachtoffer 2] dreigend de woorden
toe te voegen: "als ik je te pakken krijg dan ruk ik jou kop eraf. Binnen
of buiten ik neem je te grazen en ga fors geweld gebruiken. Ik ruk je
kop eraf.";
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
16/119921-18
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
16/124236-18
1. opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
2. bedreiging met de dood;
16/130157-18
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, onbruikbaar maken;
05/117509-18
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd
16/257579-18
1. opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;
2. bedreiging met de dood;
en
bedreiging met zware mishandeling.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid geheel uitsluit.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
een gevangenisstraf van drie maanden, met aftrek van het voorarrest, geheel voorwaardelijk
met een proeftijd van drie jaren, met als (bijzondere) voorwaarden:
  • meldplicht bij reclassering,
  • indien de reclassering dat nodig acht, ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opleiding),
  • indien de reclassering dat nodig acht, meewerken aan middelencontrole,
  • begeleid wonen of maatschappelijke opvang,
  • meewerken aan schuldhulpverlening.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat bij het bepalen van de straf er rekening mee moet worden gehouden dat verdachte niet voor alle tenlastegelegde feiten wordt veroordeeld. Bovendien geldt dat de feiten waarvoor hij wel kan worden veroordeeld, in sterk verminderde mate kunnen worden toegerekend. Een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van slechts een aantal weken is volgens de raadsman daarom passend.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij het bepalen van een geheel voorwaardelijke vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere vernielingen, bedreiging, belediging van politieambtenaren en het onbruikbaar maken van een ophoudruimte in een politiebureau. Verdachte heeft zich in een vrij korte tijd schuldig gemaakt aan zeven strafbare feiten, waarbij een aantal tegen een hulpverlener en politieagenten gericht. Het handelen van verdachte veroorzaakt overlast in de maatschappij en veroorzaakt angst en gevoelens van onveiligheid. Het beledigen van politieambtenaren is denigrerend en getuigt van weinig respect voor het gezag van autoriteiten.
Uit de niet gevoegde, maar tegelijkertijd behandelde zaak met het parketnummer 16/659562-18 volgt, dat verdachte zich in diezelfde periode schuldig heeft gemaakt aan aanranding van de eerbaarheid van een politieagente door haar onverhoeds op haar bil te slaan/knijpen. Het is algemeen bekend dat dergelijke gedragingen als een vernederende inbreuk op de seksuele integriteit (kunnen) worden ervaren.
De ernst en het aantal van de bewezenverklaarde feiten rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank een gevangenisstraf.
Persoon van de verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
  • een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte d.d. 14 juni 2019, waaruit volgt dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor een misdrijf.
  • een aanvullend Pro Justitia Rapportage betreffende psychologisch onderzoek d.d. 15 juli 2019, opgemaakt door H.E.W. Koornstra, psycholoog.
  • een aanvullend Pro Justitia Rapportage betreffende psychiatrisch onderzoek d.d. 14 juli 2019, opgemaakt door F. Verstraeten, psychiater.
  • een reclasseringsadvies van 24 september 2019, opgemaakt door P. Wijk, reclasseringswerker.
De psycholoog rapporteert dat verdachte ten tijde van het tenlastegelegde leed aan een schizo-affectieve stoornis of een bipolaire stoornis en een stoornis in gebruik van alcohol en drugs. Er moet nader onderzoek worden gedaan naar persoonlijkheidsstoornissen en organische schade. Deze stoornissen beïnvloedden zijn gedrag(skeuzes). De psycholoog stelt dat verdachte ook antisociaal en manipulatief heeft gehandeld, zodat de psycholoog adviseert om het tenlastegelegde, indien bewezen, in (sterk) verminderde mate toe te rekenen.
De psychiater rapporteert dat verdachte ten tijde van het tenlastegelegde manisch-psychotisch was en lijdt aan een schizo-affectieve stoornis of een bipolaire stoornis en een stoornis in gebruik van middelen. Er moet worden onderzocht of verdachte lijdt aan een neurocognitieve stoornis door een middel en/of een persoonlijkheidsstoornis met antisociale kenmerken. De psychiater adviseert om het tenlastegelegde, indien bewezen, in verminderde mate toe te rekenen. Verdachte is met een rechterlijke machtiging opgenomen in een GGZ-instelling, waarbij volgens de psychiater een goed traject is ingezet en de medicatie geoptimaliseerd wordt/is. De rechterlijke machtiging wordt verlengd, verdachte staat op een wachtlijst voor beschermd wonen en er is bewindvoering aangevraagd. Geadviseerd wordt om deze behandeling als bijzondere voorwaarden op te leggen, met reclasseringstoezicht, en aan te vullen met aandacht voor dagbesteding en uitbreiding van het sociale netwerk. Daarnaast moet verder onderzoek worden gedaan.
De rechtbank neemt voornoemde conclusies van de psycholoog en psychiater over en beschouwt verdachte als sterk verminderd toerekeningsvatbaar ten aanzien van het bewezen verklaarde. De rechtbank houdt hier rekening mee in strafverminderende zin.
De reclassering adviseert om bij een veroordeling een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met de bijzondere voorwaarden dat verdachte:
  • zich meldt bij de reclassering van het Leger des Heils op het adres Zeehavenkade 30 te Utrecht (hierna: de Reclassering);
  • meewerkt aan ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), indien de Reclassering dit nodig acht;
  • meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs, indien de Reclassering dat nodig acht, zo nodig door urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest), waarbij de Reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
  • verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de Reclassering, voor de duur van de proeftijd of zo veel korter als de Reclassering nodig acht. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de Reclassering voor hem heeft opgesteld;
  • meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van betalingsregelingen, ook als dat inhoudt dat hij meewerkt aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de Reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
De reclassering adviseert om deze voorwaarden direct uitvoerbaar te verklaren.
Conclusie
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van drie jaar passend en geboden is. De rechtbank acht het van groot belang dat het behandeltraject dat intussen is gestart en als gevolg waarvan het met verdachte beter gaat, wordt gecontinueerd en aangevuld, zoals geadviseerd door de psycholoog, psychiater en reclassering. Aan de voorwaardelijke straf worden daarom de bijzondere voorwaarden verbonden, zoals geadviseerd door de reclassering in het rapport van 24 september 2019.
Deze op grond van artikel 14c Wetboek van Strafrecht (Sr) gestelde voorwaarden zijn niet dadelijk uitvoerbaar, nu niet is gebleken dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen (in de zin van artikel 14e Sr).

9.BENADEELDE PARTIJEN

[benadeelde 2]
heeft zich (mede namens Het Gooi en Omstreken) als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 4.015,-. Dit bedrag bestaat uit € 1.015 materiele schade en uit € 3.000,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder
16/119921-18ten laste gelede feit.
De officier van justitie en de raadsman hebben zich op het standpunt gesteld dat [benadeelde 2] niet ontvankelijk is in zijn vordering nu de vordering onvoldoende is onderbouwd.
De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat [benadeelde 2] niet ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering, voor zover hij een schadevergoeding vordert namens Het Gooi en Omstreken, omdat uit het dossier niet blijkt dat hij bevoegd was het Gooi en Omstreken te vertegenwoordigen.
[benadeelde 2] vordert daarnaast vergoeding van immateriële schade. In zijn algemeenheid overweegt de rechtbank dat in beginsel alleen recht op immateriële schadevergoeding (ook wel smartengeld genoemd) bestaat bij lichamelijk letsel, aantasting in eer en goede naam of als een benadeelde partij op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Dat [benadeelde 2] dergelijke schade heeft geleden is niet gesteld en niet onderbouwd, zodat zijn vordering tot vergoeding van immateriële schade zal worden afgewezen.
Nu [benadeelde 2] niet-ontvankelijk wordt verklaard in een groot deel van de vordering en de vordering voor het overige zal worden afgewezen, zullen de proceskosten van de benadeelde partij en die van verdachte worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
[benadeelde 1]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van €144,- bestaande uit materiële schade, ten gevolge van het onder
16/119921-18aan verdachte ten laste gelegde.
Zowel de officier van justitie als de raadsman hebben zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet ontvankelijk dient te worden verklaard omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd.
De rechtbank verklaart [benadeelde 1] niet ontvankelijk nu de gevorderde kosten niet met een offerte of rekening zijn onderbouwd en bepaalt dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Nu [benadeelde 1] niet-ontvankelijk wordt verklaard in de vordering, zullen de proceskosten van de benadeelde partij en die van verdachte worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
Het Gooi en Omstreken
Het Gooi en Omstreken heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 608,54. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder
16/124236-18ten laste gelegde feit.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen.
De rechtbank is echter met de verdediging van oordeel dat Het Gooi en Omstreken niet ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering omdat niet uit het dossier blijkt dat degene die het formulier heeft ondertekend bevoegd was om Het Gooi en Omstreken te vertegenwoordigen. Immers uit het voegingsformulier blijkt niet wie als gemachtigde bevoegd is om Het Gooi en Omstreken te vertegenwoordigen en er bevinden zich geen andere stukken in het dossier waaruit blijkt dat [A] als zodanig bevoegd was.
Nu Het Gooi en Omstreken niet-ontvankelijk wordt verklaard in de vordering, zullen de proceskosten van de benadeelde partij en die van verdachte worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
[slachtoffer 2]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.500,-. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder
16/257579-18, onder 2, ten laste gelegde feit.
Zowel de officier van justitie als de raadsman hebben zich op het standpunt gesteld dat [slachtoffer 2] niet ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vordering nu deze onvoldoende is onderbouwd.
Hiervoor is overwogen dat in beginsel alleen recht op immateriële schadevergoeding (ook wel smartengeld genoemd) bestaat bij lichamelijk letsel, aantasting in eer en goede naam of als een benadeelde partij op andere wijze in zijn persoon is aangetast.
Uit de rechtspraak kan worden afgeleid dat van ‘aantasting van de persoon op andere wijze’ als bedoeld in art. 6:106 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek sprake kan zijn indien het handelen van de verdachte bij de benadeelde partij heeft geleid tot 1) geestelijk letsel of 2) tot een diepe inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, de persoonlijke integriteit of op een fundamenteel recht. Uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat het om meer moet gaan dan alleen psychisch onbehagen. Het bestaan van geestelijk letsel als gevolg van een persoonsaantasting zal in rechte moeten worden vastgesteld, hetgeen in het algemeen slechts het geval zal zijn indien sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld.
Het bestaan van geestelijk letsel als gevolg van een aantasting in zijn persoon, is door [slachtoffer 2] niet gesteld of onderbouwd. Hij zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. De rechtbank zal bepalen dat door [slachtoffer 2] de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Nu [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk wordt verklaard in de vordering, zullen de proceskosten van de benadeelde partij en die van verdachte worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 57, 266 en 267, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 16/125850-18 primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 16/119921-18, 16/124236-18, 16/130157-18, 05/117509-18 en 16/257279-18 bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
2 maanden;
- bepaalt dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijdvan
3 jarenvast;
- stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
zich meldt bij de reclassering van het Leger des Heils op het adres Zeehavenkade 30 te Utrecht (hierna: de Reclassering);
meewerkt aan ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), indien de Reclassering dit nodig acht;
meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs, indien de Reclassering dat nodig acht, zo nodig door urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest), waarbij de Reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de Reclassering, voor de duur van de proeftijd of zo veel korter als de Reclassering nodig acht. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de Reclassering voor hem heeft opgesteld;
meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van betalingsregelingen, ook als dat inhoudt dat hij meewerkt aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de Reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Benadeelde partij [benadeelde 2]
- wijst de vordering tot vergoeding van immateriële schade van [benadeelde 2] af;
- verklaart [benadeelde 2] voor het overige deel
niet-ontvankelijkin de vorderingen bepaalt dat dat deel van de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- compenseert de proceskosten van [benadeelde 2] en verdachte, in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt;
Benadeelde partij [benadeelde 1]
- verklaart [benadeelde 1]
niet-ontvankelijkin de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- compenseert de proceskosten van [benadeelde 1] en verdachte, in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt;
Benadeelde partijHet Gooi en Omstreken
- verklaart Het Gooi en Omstreken
niet-ontvankelijkin de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- compenseert de proceskosten van Het Gooi en Omstreken en verdachte, in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt;
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
- verklaart [slachtoffer 2]
niet-ontvankelijkin de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- compenseert de proceskosten van [slachtoffer 2] en verdachte, in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Danel, voorzitter, mrs. O.P. van Tricht en I.J.B. Corbeij, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Harskamp-Snoeren, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 oktober 2019.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
16/119921-18
hij op of omstreeks 20 juni 2018 te Bunschoten-Spakenburg, gemeente Bunschoten opzettelijk en wederrechtelijk
-een (afvoer)goot, een of meerdere wiel(en) en/of velg(en), een schutting en/of een (stenen)muur in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander,
te weten [benadeelde 1] en/of Stichting Woningcorporatie Het Gooi en Omstreken toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
16/124236-18
1
hij op of omstreeks 25 juni 2018 te Bunschoten-Spakenburg, gemeente Bunschoten, althans in het arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een verwarmingselement en/of raam (van een deur)
en/of een stok en/of een tegel, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer 1] en/of Het Gooi en Omstreken toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 25 juni 2018 te Bunschoten-Spakenburg, gemeente Bunschoten, althans in het arrondissement Midden-Nederland, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen:
-"Ik sla je dood met deze stok" en/of
-"Ik zal je dood schieten" en/of
-"Ik zal je doodslaan met deze tegel",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
16/125850-18
hij op of omstreeks 27 juni 2018 te Amersfoort in een voor de openbare dienst bestemd lokaal, te weten de openbare ruimten van het Meander Medisch Centrum, wederrechtelijk aldaar vertoevende zich niet op de vordering van de bevoegde ambtenaar, aanstonds heeft verwijderd;
( art 139 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair
hij op of omstreeks 27 juni 2018 te Amersfoort in het besloten lokaal openbare ruimten van het ziekenhuis Meander medisch centrum, althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen
immers was hem, verdachte, met ingang van 27 juni 2018 schriftelijk de toegang tot dat ziekenhuis ontzegd voor de duur van één jaar;
( art 138 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
16/130157-18
hij op of omstreeks 3 juli 2018 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een (ophoud)cel, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan Politie Midden-Nederland, toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
05/117509-18
hij op of omstreeks 18 juni 2018 in de gemeente Arnhem,
opzettelijk beledigend ten opzichte van en/of zichtbaar voor
en/of bestemd voor (een) ambtena(a)r, te weten [politieagent 1]
, hoofdagent van politie, Eenheid Oost-Nederland
en/of [politieagent 2] , brigadier van politie, Eenheid Oost-
Nederland, gedurende of ter zake van de rechtmatige
uitoefening van zijn/haar/hun bediening, in zijn/haar/hun
tegenwoordigheid en/of in het openbaar, een/de middelvinger
heeft opgestoken;
( art 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 267 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
16/257579-18
1
hij op of omstreeks 9 april 2018 te Amersfoort opzettelijk en
wederrechtelijk
een deken en/of een laken, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele
aan een ander, te weten aan SymforaMeander toebehoorde,
heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 8 april 2018 te Amersfoort
[slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 2] dreigend de woorden
toe te voegen: "als ik je te pakken krijg dan ruk ik jou kop eraf. Binnen
of buiten ik neem je te grazen en ga fors geweld gebruiken. Ik ruk je
kop eraf.", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )