Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord, tevens conclusie van eis in reconventie
- het comparitievonnis van deze rechtbank van 7 oktober 2015
- de conclusie van repliek (“nadere conclusie in conventie”), tevens conclusie van antwoord in reconventie
- de conclusie van dupliek (“nadere conclusie na nadere conclusie in conventie”), tevens conclusie van antwoord in reconventie
- de pleidooien en de ter gelegenheid daarvan overgelegde stukken.
2.De feiten
3.Het geschil
in conventie
4.De beoordeling
in conventie en reconventie
- het ongeval op 25 juli 2010 vond plaats tijdens een zogenaamde overbrengingsrit van een slijptrein van Speno van Zwolle via Leeuwarden naar de werkplek, die was gelegen tussen het station Koudum-Molkwerum en het (eind-)station: Stavoren,
- de slijptrein werd bediend door een Italiaanse machinist (de heer [A] ), bijgestaan door een Nederlandse machinist die als pilot fungeerde (de heer [B] ); deze pilot-machinist was door BAM ingeleend van Spoorflex; daarnaast was er nog een technische medewerker van Speno in de cabine aanwezig (de heer [C] ), alsmede een medewerker van Speno in de cabine aan de achterzijde van de trein (de heer [E] ).
- tijdens het traject Zwolle-Leeuwarden (21.00-22.10 uur) informeert de LWB (de heer [D] ) de pilot-machinist (de heer [B] ) over het voornemen om het werkplan te wijzigen in die zin dat het slijpen van het spoor niet in de richting van station Stavoren plaatsvindt maar in omgekeerde richting,
- tijdens de stop op station Leeuwarden (22.10 uur) heeft de pilot-machinist zich gemeld bij de treindienstleider met vragen over het traject Leeuwarden-Stavoren,
- om 22.18 uur vertrekt de slijptrein uit Leeuwarden in de richting Stavoren,
- op dit traject is het ATB-systeem uitgeschakeld, doordat het ATB-systeem in de betreffende slijptrein (ATB-E) niet compatibel is met het ATB-systeem op het baanvak (ATB-NG), en aan het begin van het baanvak gereden wordt over een uitschakelsectie, waardoor de apparatuur automatisch buiten dienst wordt gesteld; de machinist ziet dit door middel van een blauw lampje in de cabine,
- na het station Koudum-Molkwerum staat ter hoogte van kilometerpaal 49.0 een onverlicht keperbaken, dat bestaat uit 3 borden, dat aangeeft dat de snelheid verminderd dient te worden tot 40 km/u of zoveel minder als nodig is om bij het volgende sein tot stilstand te komen; een lichtsein ontbreekt,
- de pilot-machinist heeft het keperbaken niet opgevolgd,
- bij overweg Koeweg/Kooijweg (km 49.343) staan baanwerkers die wuiven naar de trein,
- de trein rijdt op dat moment ongeveer 95 km/u, hetgeen hoger is dan de maximale snelheid van 80 km/u die ter plaatse geldt voor een volledig beladen slijptrein (p. 15 van het rapport van de Inspectie Verkeer en Waterstaat, productie 7 van BAM, en bijlage 14 bij de Netverklaring 2010, voorafgaande aan de comparitie overgelegd door ProRail),
- ter hoogte van kilometerpaal 50.0 zet de Italiaanse machinist de noodremming in, omdat deze het eindstation Stavoren en het op het stootjuk aangebrachte stopsein waarneemt (km 50.224
- tussen het laatste keperbord (op km 49.115) en het ‘ontbrekende’ snelheidsverminderingsbord (km 49.375) zit maar 260 meter. Die afstand wordt bij 95 km/u (de snelheid van de slijptrein op dat moment) in 10 seconden afgelegd, zodat het onzeker is of de pilot-machinist dit bord zou hebben gezien. Zeker nu uit de verklaring van de heer [E] (technicus die achterin de slijptrein zat) blijkt dat de pilot-machinist net na overweg (op km 49.343) bezig was met het beantwoorden van diens vraag of niet bij die overweg gestopt moest worden (
- het ontbrekende snelheidsverminderingsbord (km 49.375) ligt op de rand van de remweg van 800 tot 1000 meter die deze vol beladen slijptrein nodig zou hebben om tijdig bij het stootjuk (op km 50.224/50.300) tot stilstand te komen. Het ‘ontbrekende’ snelheidsbord (op km 50.000) zit ruim binnen deze minimale remweg.
- De Toegangsovereenkomst is niet van toepassing op de onderhavige situatie. De door BAM uitgevoerde diensten, inhoudende het ter beschikking stellen van de pilot, werden namelijk niet verricht op basis van de Toegangsovereenkomst maar ter uitvoering van de Samenwerkingsovereenkomst met Speno.
- ProRail en BAM zijn in titel IV van de Algemene Voorwaarden Toegangsovereenkomst (AVT) een exclusief en van de wet afwijkend aansprakelijkheidsregime overeengekomen. Dit volgt uit artikel 20, waarin is vastgelegd dat de aansprakelijkheid van partijen, in welke vorm dan ook, beperkt is tot de in titel IV opgenomen bepalingen.
- BAM is niet aansprakelijk, want de uitvoerend machinist (de heer [A] ) blijft verantwoordelijk voor het bedienen en besturen van de trein.
- De schade van ProRail kan niet aan BAM worden toegerekend omdat de verwijten die ProRail aan BAM maakt, niet causaal zijn voor het ontstaan van het ongeval. De eigen fouten van ProRail zijn dat wel.
- De schade moet op grond van eigen schuld geheel of gedeeltelijk voor rekening van ProRail blijven.
- BAM betwist dat ProRail de door haar gestelde kosten heeft gemaakt, zodat niet vaststaat dat de schade van ProRail € 344.573,44 bedraagt. De schadevaststelling heeft eenzijdig plaatsgevonden en ProRail heeft het rapport van de door haar ingeschakelde deskundige niet overgelegd. BAM is daarom niet in staat om de schade te verifiëren. Ook kan BAM niet nagaan of de kosten te herleiden zijn tot het ongeval. Er is namelijk mogelijk sprake van verbetering, zoals nieuw voor oud.
- BAM heeft ter uitvoering van haar recht, op basis van de Toegangsovereenkomst, om de spoorweginfrastructuur te gebruiken, een pilot-machinist ingehuurd.
- Deze pilot-machinist kwalificeert als een hulppersoon van BAM. Voor een beroep op artikel 6:76 BW is niet vereist dat de hulppersoon een ondergeschikte is van de schuldenaar. Deze bepaling zich ook uit tot situaties als de onderhavige: ondergeschikten van deze hulppersoon (Parlementaire Geschiedenis Boek 6 BW, MvA, p. 269)
- Kern van de taak van een pilot-machinist is het geven van de juiste aanwijzingen aan de bedienend machinist om tot een veilig vervoer van de slijptrein te komen. De pilot-machinist, niet de uitvoerend machinist, is verantwoordelijk. Dit blijkt ook uit de verklaring van de pilot-machinist van 4 oktober 2010 (productie 13 ProRail):
- De pilot-machinist heeft zich op een cruciaal moment, namelijk aan het einde van het traject en op het moment dat de trein de keperborden naderde die tot een drastische verlaging van de snelheid noopten, laten afleiden door een vraag van een van de medewerkers van Speno.
- Daardoor heeft hij het keperbaken gemist, en daarmee gehandeld in strijd met artikel 17 leden 1 en 5 van de Toegangsovereenkomst, namelijk in strijd met de wettelijke plicht om de voor hem bestemde seinen in acht te nemen (artikel 65 lid 2 Spoorwegwet).
- Als gevolg daarvan heeft de slijptrein niet tijdig kunnen stoppen voor het stopsein en het stootjuk bij station Stavoren en is aanzienlijke schade, waaronder schade aan de spoorweginfrastructuur en het station, ontstaan.
- De gedragingen van de pilot-machinist staan in causaal verband tot het ongeval, en dus tot de tekortkoming in de nakoming van de Toegangsovereenkomst.
- Als BAM de gedraging zelf had verricht, zou zij in beginsel ook aansprakelijk zijn.
5.De beslissing
30 oktober 2019voor het overleggen door ProRail van het rapport van deskundige [F] , waarna BAM op de rol van 4 weken daarna een akte kan nemen
uitsluitendover de omvang van de door ProRail gestelde schade, waarna ProRail op de rol van 4 weken daarna een antwoordakte kan nemen,