In deze zaak heeft eiseres, een Marokkaanse vrouw geboren in 1942, in 1998 haar intrek in Nederland genomen. Voor haar 65e verjaardag heeft zij een aanvraag ingediend voor een AOW-uitkering, die aanvankelijk werd goedgekeurd, maar later door de Sociale Verzekeringsbank werd ingetrokken. De reden voor de intrekking was dat eiseres vóór haar 65e geen geldige verblijfstitel had en dus niet verzekerd was voor de AOW. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank heeft op 30 september 2019 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep van eiseres ongegrond werd verklaard.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de Koppelingswet op 1 juli 1998 in werking is getreden en dat eiseres vanaf dat moment niet verzekerd was voor de AOW, omdat zij geen rechtmatig verblijf had. De rechtbank heeft ook de periode van haar komst naar Nederland tot aan haar 65e onderzocht, maar concludeerde dat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden voor een duurzame persoonlijke band met Nederland. Eiseres heeft verschillende argumenten aangedragen om aan te tonen dat zij wel een sterke band had, maar de rechtbank oordeelde dat deze argumenten niet voldoende waren om haar standpunt te onderbouwen.
De rechtbank heeft ook gekeken naar de impact van de beslissing op het gezinsleven van eiseres, maar concludeerde dat er geen schending was van artikel 8 van het EVRM, aangezien eiseres altijd een familie- en gezinsleven heeft gehad in Nederland. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten dat het beroep ongegrond is en dat de proceskosten niet door de verweerder hoeven te worden vergoed.