ECLI:NL:RBMNE:2019:4424

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 september 2019
Publicatiedatum
24 september 2019
Zaaknummer
UTR 18/3904
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep op het gelijkheidsbeginsel in WOZ-waarde vaststelling

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 25 september 2019 uitspraak gedaan in een geschil over de vastgestelde WOZ-waarde van een woning in Almere. Eiseres, de eigenaar van de woning, had bezwaar gemaakt tegen de door de heffingsambtenaar van de gemeente Almere vastgestelde waarde van € 256.000,- voor het belastingjaar 2018, welke was gebaseerd op de waardepeildatum van 1 januari 2017. Eiseres had de woning op 1 mei 2017 gekocht voor € 268.500,- en stelde dat de waarde te hoog was en beroept zich op het gelijkheidsbeginsel. Ze wees op lagere WOZ-waarden die voor identieke woningen in de buurt waren vastgesteld, namelijk € 220.000,- voor zes andere woningen aan dezelfde straat.

De rechtbank heeft de argumenten van eiseres gevolgd en vastgesteld dat de woningen aan de straat identiek zijn aan die van eiseres, met verwaarloosbare onderlinge verschillen. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar de meerderheidsregel had geschonden door de waarde van eiseres hoger vast te stellen dan die van de vergelijkbare woningen. Dit leidde tot de conclusie dat het beroep van eiseres op het gelijkheidsbeginsel slaagde. De rechtbank heeft de bestreden uitspraak op bezwaar vernietigd en de WOZ-waarde van de woning verlaagd tot € 220.000,-. Tevens werd bepaald dat de aanslag onroerendezaakbelasting dienovereenkomstig moest worden verlaagd en dat de heffingsambtenaar het door eiseres betaalde griffierecht van € 46,- moest vergoeden.

De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden binnen zes weken na verzending van het proces-verbaal.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Almere
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 18/3904

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 september 2019 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Almere, verweerder

(gemachtigde: mr. T. Klinkhamer).

Procesverloop

Met de beschikking van 28 februari 2018 heeft verweerder op grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de waarde van de woning aan het [adres 1] in [woonplaats] (de woning) voor het belastingjaar 2018 vastgesteld op € 256.000,-- naar de waardepeildatum 1 januari 2017. Verweerder heeft bij deze beschikking aan eiseres als eigenaar van de woning ook een aanslag onroerendezaakbelastingen opgelegd, waarbij deze waarde als heffingsgrondslag is gehanteerd.
In de uitspraak op bezwaar van 10 september 2019 (de bestreden uitspraak op bezwaar) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld.
De zaak is behandeld op de zitting van 26 augustus 2019. Eiseres is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Feiten
1. De woning is een rijtjeswoning in [woonplaats] met een woonoppervlakte van 126 m2. Eiseres heeft de woning op 1 mei 2017 gekocht voor € 268.500,--.
Het geschil
2. In geschil is de waarde van de woning. Verweerder handhaaft de vastgestelde waarde in beroep en verwijst daarvoor naar het eigen aankoopcijfer op grond waarvan de waarde van de woning, geïndexeerd naar de waardepeildatum van 1 januari 2017, is vastgesteld op € 256.000,. Eiseres bepleit een lagere waarde van € 220.000, en beroept zich op het gelijkheidsbeginsel. Volgens eiseres heeft verweerder de meerderheidsregel geschonden gelet op het verschil met de lagere waarden die verweerder heeft vastgesteld voor zes andere woningen aan [straat] in [woonplaats] , terwijl deze woningen identiek zijn aan haar woning.

Beoordeling van het geschil

3. De rechtbank volgt het standpunt van eiseres. Partijen zijn het erover eens en de rechtbank ziet geen aanleiding voor het tegendeel, dat de woningen aan [straat] in [woonplaats] waar eiseres naar heeft verwezen, identiek zijn aan de woning van eiseres, in die zin dat de onderlinge verschillen verwaarloosbaar zijn. Verweerder heeft in de meerderheid van die identieke woningen, namelijk [adres 2] , [adres 3] en [adres 4] , de Woz-waarde voor het belastingjaar 2018 vastgesteld op € 220.000,-. Door de waarde van de woning van eiseres hoger vast te stellen, namelijk op € 256.000,--, heeft verweerder de meerderheidsregel geschonden. Dat betekent dat het beroep van eiseres op het gelijkheidsbeginsel slaagt. In tegenstelling tot wat verweerder op de zitting heeft betoogd, doorkruist een geslaagd beroep op het gelijkheidsbeginsel, de regel dat in beginsel moet worden uitgegaan van het eigen aankoopcijfer. Verweerder heeft de waarde van de woning dan ook te hoog vastgesteld. De rechtbank vindt steun voor dit oordeel in de uitspraak van het gerechtshof Den Haag van 5 april 2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:881. De beroepsgrond slaagt.
Conclusie
4. Omdat verweerder de waarde van de woning te hoog heeft vastgesteld, verklaart de rechtbank het beroep van eiseres gegrond en vernietigt zij de bestreden uitspraak op bezwaar. De rechtbank verlaagt de waarde van de woning voor het belastingjaar 2018 tot € 220.000,- naar de waardepeildatum 1 januari 2017. De aanslag onroerendezaakbelasting moet overeenkomstig worden verlaagd.
5. De rechtbank is niet gebleken van proceskosten die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen. Wel moet verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 46,-- aan haar vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep gegrond;
 vernietigt de bestreden uitspraak op bezwaar;
 verlaagt de waarde van de woning tot € 220.000,-- en bepaalt dat de aanslag onroerendezaakbelasting dienovereenkomstig wordt verlaagd;
 bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
 bepaalt dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 46,-- aan haar vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder, rechter, in aanwezigheid van mr. N.K. de Bruin, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 september 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het proces-verbaal van deze uitspraak is verzonden op de stempeldatum die hierboven staat.