4.3Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer 1]heeft aangifte gedaan. Hij heeft het volgende verklaard, zakelijk weergegeven.
Op 31 maart 2018 was ik in ons huis aan de [adres] te [woonplaats] . Om 18.45 uur reed ik met mijn fiets de oprit af. Ik zag twee jongens op een scooter naast ons huis. Ik zag dat de jongens naar mij keken en gelijk wegreden.Ik ben naar binnen gegaan. Vervolgens keek ik door het raam in de keuken aan de voorzijde van de woning naar buiten. Ik zag dat diezelfde jongens met de scooter voor mijn woning stonden, ongeveer 5 meter voor ons huis. Ik zei toen tegen mijn vader (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 2] ) dat die jongens voor de deur stonden. We (de rechtbank begrijpt: aangever en zijn vader [slachtoffer 2] ) stonden in de gang van de woning, die zich direct achter de voordeur bevindt. Ik hoorde opeens pam, pam, pam, drie harde knallen. Ik hoorde glasgerinkel. Ik zag dat er twee gaatjes in de voordeur zaten.
[slachtoffer 2]heeft aangifte gedaan. Hij heeft het volgende verklaard, zakelijk weergegeven.
Op 31 maart 2018 was ik in onze woning op de [straat] nummer [nummer] in [woonplaats] .
Mijn oudste zoon [slachtoffer 1] ging rond 18.40 uur weg. We waren allemaal in huis bezig. Ik zag [slachtoffer 1] na twee a drie minuten opgewonden terug kwam. Ik hoorde hem zeggen dat er twee jongens voor de deur stonden. Ik zag inderdaad voor de woning bij de lantaarnpaal voor onze woning een tweetal jongen met een scooter staan.Ik wilde gaan kijken wat er aan de hand was. Ik ben toen de hal ingelopen. Ik stond in de gang en wilde naar buiten gaan. Ik pakte toen met mijn linkerhand de klink van de voordeur vast. Ik stond achter de voordeur binnen en wilde de deur open doen. Op dat moment hoorde ik iets wat klonk als glasgerinkel. Vervolgens hoorde ik twee knallen op de deur. Dit was vrij dichtbij. Ik deed de deur open om te kijken wat er gebeurde. Ik zag dat die jongen met de scooter al wegreden en de dinsdagstraat in reden. Ik zag dat er twee gaten in de deur zaten.
[slachtoffer 3]is bij rechter-commissaris als getuige gehoord. Zij heeft onder andere het volgende verklaard, zakelijk weergegeven.
Op 31 maart 2018 aan de [adres] in [woonplaats] zag ik [slachtoffer 1] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1] ) aan komen fietsen. Op een gegeven moment komt mijn jongste zoon,[slachtoffer 4] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 4] ), naar boven en zegt: “er staan twee jongens voor de deur. Papa en [slachtoffer 1] gaan met ze praten.” Ik loop naar het raam toe. Mijn zoon en ik staan dan samen schouder aan schouder door het raam naar buiten te kijken. De jongens stonden achter de auto met de scooter. De schutter stond naast de auto, op het hoekje. Wij kijken uit het raam. De schutter ziet mij of ons, maar kijkt mij aan en hij schiet. Ik heb nog twee schoten gehoord, niet gezien want we doken weg. De jongen bij de auto had een pistool in zijn handen.
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2]hebben in een proces-verbaal van sporenonderzoek onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Het onderzoek is verricht in een woning te [adres] [woonplaats] . Wij zagen op de weg ter hoogte van de oprit, behorende bij de woning, een huls. Op de oprit behorende bij de woning zagen wij een personenauto geparkeerd met de voorzijde richting de woning. Ter hoogte van de rechter achterband zagen wij op de oprit een huls liggen. Wij zagen in de voordeur van de woning twee kleine ronde gaten. In de gang troffen wij een zilverkleurige ronde kogel aan. Wij zagen dat er bij één van de twee gaten in de deur een uitschot was. De andere kogel zat nog in de deur.Op de eerste etage aan de voorzijde van de woning zagen wij een gat in de ruit van het raam. Op de overloop van de eerste etage werd door ons een zilverkleurige ronde kogel aangetroffen.
Verbalisant [verbalisant 3]heeft in een proces-verbaal van sporenonderzoek onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Het onderzoek is verricht aan een woning gelegen aan de [adres] , [woonplaats] .Door [A] was uitgerekend dat omstreeks 19:05 uur hetzelfde daglicht moest zijn als op 31 maart 2018 omstreeks 18:45 uur. Nadat ik mijn plek, van de schutter, voor de woning had ingenomen, gingen de betrokkene en haar zoon op de plek in de slaapkamer achter het raam staan. Ik kon de betrokkene en haar zoon goed zien vanaf de plek die mij aangewezen was.
Verbalisant [verbalisant 4]heeft in een proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op 18 juli 2018 kwam een MMA binnen met de melding dat [verdachte] de schutter zou
zijn en op de woning [adres] te [woonplaats] had geschoten. Uit verschillende meldingen van het [lyceum] blijkt dat [verdachte] mogelijk over een vuurwapen zou kunnen beschikken.
Verbalisant [verbalisant 4]heeft in een proces-verbaal van bevindingen historische verkeersgegevens onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
De telefoon met het telefoonnummer [telefoonnummer] , in gebruik bij [verdachte] , maakt op 31 maart 2018 te 17:41 uur gebruik van de mast op het [adres] te [woonplaats] . Vervolgens is te zien dat de telefoon met het telefoonnummer [telefoonnummer] zich verplaatst via Weesp en Muiden richting Almere. Op 31 maart 2018 te 18:21 uur maakt de telefoon voor het eerst gebruik van een mast in Almere. Op 31 maart 2018 te 18:23 uur maakt de telefoon gebruik van een mast op de Heliumweg te Almere op ongeveer 10 kilometer afstand van de plaats delict op de [adres] te [woonplaats] . Op 31 maart 2018 te 19:03 uur maakt de telefoon voor de laatste keer gebruik van een mast in Almere en vervolgens op 31 maart 2018 te 19:53 uur is de telefoon weer terug in Amsterdam. Op 31 maart te 20:28 uur maakt de telefoon gebruik van de mast op het [adres] te [woonplaats] . Van deze mast maakt het telefoonnummer regelmatig gebruik in de voor de nachtrust bestemde tijd. Deze mast is op ongeveer 500 meter afstand gelegen van de woning van [verdachte] .
Verbalisant [verbalisant 5]heeft in een proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende
gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Ik bekeek de historische telecomgegevens van het telefoonnummer + [telefoonnummer] . Ik bekeek met welke telefoonnummers er contact was geweest tussen 31 maart 17:45 uur en 20:00 uur. Ik zag dat * [telefoonnummer] tussen deze tijdstippen in totaal 32 keer contact had met andere telefoonnummers. Dit contact bestond uit in- of uitgaande gesprekken en SMS. Het betrof contact met onder ander het volgende nummer:
1. + [telefoonnummer]
Dit telefoonnummer betreft de voicemailbox.
Verbalisant [verbalisant 4]heeft in een proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende
gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Ik heb een onderzoek ingesteld naar de onder verdachte [verdachte] inbeslaggenomen telefoon. Onder het contact met de naam ‘Ik’ stond het contact met de naam [verdachte] vermeld onder het telefoonnummer: [telefoonnummer] .Ik zag dat op 31 maart van 20.44 uur tot en met 31 maart 23.24 uur verschillende foto’s/schermafdrukken waren opgeslagen van nieuwsberichten, welke berichten gingen over de beschieting op de woning aan de [adres] te [woonplaats] . Ik zag dat op 31 maart 2018 te 17:09 uur een foto was gemaakt in de applicatie ‘foto’s’. Ik zag dat op deze foto een scooter stond afgebeeld. Ik zag dat de scooter zwart van kleur was en de uiterlijke kenmerken had van een Piaggio zip. Ik zag dat de uiterlijke kenmerken van deze scooter overeen kwamen met de uiterlijke kenmerken van de scooter afgebeeld op de camerabeelden van de beschieting op de [adres] te [woonplaats] . Op de camerabeelden was tevens een scooter te zien van het merk Piaggio type: Zip zwart van kleur. Wat opviel was dat bij beide scooters het achterlicht/knipperlicht waren overgespoten in de zwarte kleur.Ik, verbalisant, zag dat op de telefoon, in gebruik bij [verdachte] , een video van 31 maart 2018 te 19.22 uur. Ik zag dat er gefilmd werd vanaf de passagierszitting. Ik zag dat er in de richting van water en bomen werd gefilmd. Uit onderzoek is gebleken en het analyseren van de historische dat het de volgende locatie betrof, het fietspad tussen Muiden en Diemen, Diemerzeedijk te Muiden.
Ik zag dat de uiterlijke kenmerken van [verdachte] en de schutter/bijrijder zeer sterke
overeenkomsten had.
Op 1 april 2018 vond er een gesprek plaats tussen de gebruiker van het telefoonnummer: [telefoonnummer] ( [B] ) en [telefoonnummer] ( [verdachte] ).
[telefoonnummer] http://www.blikopnieuws.nl/nieuws/262701/woning-in-almere-beschoten.html
Zit er iemand vast?
Zijn er beelden?
Vingerafdrukken??
Waar is die brompa
Ze hebben alleen Shells
Van die ballas
[telefoonnummer] Broer nu moet je shi maandje on the low blijven klapper slaan en dan off the radar broer
Brompa = Brommer
Shells = Hulzen
Ballas = Kogels
Op 4 april 2018 vond er een vervolg plaats op het gesprek tussen [B] en [verdachte] :
[telefoonnummer] Je weet toch die osso van Alm***
Dat was echt gta
Hit and run
Die zip
Is in de rivier nu
[telefoonnummer] Als volgende keer dezelfde beschrijving op het nieuws komt gaan ze weten dat jullie het weer zijn en dan gaan ze op onderzoek
[telefoonnummer] Kwam niet op
Opsporing ver**ocht
Gister
[telefoonnummer] Tuurlijk niet
Jullie zijn niet gefilmd
Als er gefilmd zou zijn dan wel
Als bijlage van een proces-verbaal van bevindingen sessienummer 13770 van verbalisant [verbalisant 6] is onder andere het volgende tapgesprek opgenomen van een telefoongesprek op 21 november 2018 tussen [C] (hieronder aangeduid met de letter ‘ [C] ’) en [verdachte] (hieronder aangeduid met de letter ‘ [verdachte] ’):
[C] : [verdachte] ?
[verdachte] : Yo.
[C] : Wat euh, wat gebeurt er allemaal? Waarom was je gisteren op Opsporing verzocht?
(…)
[C] : (…) maar wat is er met dat, met dat ding gebeurd? Wat heb je daar mee gedaan?
[verdachte] : Met welk ding?
[C] : Waarmee we hebben geschoten.
[verdachte] : Die speelgoedje?
[C] : Ja, als je het zo wil noemen.
[verdachte] : Ja, die ligt op een vertrouwde plek, oude. Ja, toch?
(…)
[C] : Ja, inderdaad. Dus ik begrijp gewoon niet hoe ze bij haar zijn gekomen. Maar ik denk... Ik weet niet hoe, maar ik euh, maar ik denk dat het iets te maken heeft met, met dat jij op Opsporing verzocht was, want dat, dat was toen je had geschoten op een huis in Almere.
(…)
[verdachte] : Kijk, luister... Kijk, laten we zeggen, laten we zeggen bijvoorbeeld ik ben de hoofdtarget toch van deze hele torie toch?
[C] : Ja. Ja.
[verdachte] : Al krijg ik tien jaar, zwijgrecht.
(…)
[verdachte] : Waarom pakken ze haar? Ze moeten mij hebben. Ik weet. Begrijp je?
De rechtbank ziet zich gesteld voor de volgende vragen, waarop zij hieronder nader zal ingaan:
- Is er op genoemde datum op de woning aan de [adres] te [woonplaats] geschoten met een vuurwapen?
- Zo ja, was verdachte hier als (mede)pleger bij betrokken?
- Levert dat een poging doodslag op?
Toedracht
Op grond van de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat op 31 maart 2018 een schietpartij heeft plaatsgevonden bij de woning aan de [adres] te [woonplaats] . Hierbij is eenmaal op het raam van de eerste verdieping en tweemaal op de voordeur van de woning geschoten. . Rond 18.45 uur heeft [slachtoffer 1] de woning aan de [adres] verlaten en heeft hij vlak bij de woning twee jongens op een scooter gezien die naar hem keken en vervolgens wegreden. Hij vertrouwde de situatie niet en is terug de woning in gegaan. Hij heeft uit het keukenraam aan de voorzijde van de woning gekeken en zag de jongens op de scooter weer voor de woning staan. Nadat hij zijn vader, [slachtoffer 2] , heeft geroepen zijn zij samen naar de voordeur gelopen om te kijken wat er aan de hand was. Toen zij zich vervolgens in de hal achter de voordeur bevonden, hebben zij drie harde knallen gehoord. Op datzelfde moment stonden moeder [slachtoffer 3] en zoon [slachtoffer 4] op de eerste verdieping uit het raam te kijken naar wat er beneden gebeurde. Moeder heeft gezien dat een van de jongens haar aankeek en met een vuurwapen in hun richting schoot. Zij is weggedoken en heeft nog twee schoten gehoord.
Daderschap
De rechtbank staat vervolgens voor beantwoording van de vraag of verdachte als pleger of medepleger betrokken is geweest bij het beschieten van de woning. Op grond van de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte als bijrijder op de scooter heeft gezeten. Zijn uiterlijke kenmerken komen overeen met die van de bijrijder zoals te zien is op camerabeelden van vlak voor de beschieting van de woning. Dat geldt ook voor de gebruikte scooter, waarvan de beelden rond de beschieting naar uiterlijke kenmerken overeenkomen met de scooter op de foto van 31 maart 2018 te 17:09 uur in de onder verdachte inbeslaggenomen telefoon. Voorts is op de telefoon van verdachte een filmpje aangetroffen van 31 maart 2018 om 19:22 uur, waarop te zien is dat vanaf de passagierszitting wordt gefilmd. De verklaring van verdachte dat hij zijn telefoon een aantal uur voor de schietpartij onder dwang aan iemand – die met dezelfde mensen als hij omgaat – heeft moeten afgeven, dat hij deze enige tijd na de schietpartij weer terug heeft gekregen en uit angst voor represailles van de dader niet wil aangeven wie hem zijn telefoon afhandig heeft gemaakt, waar dit is gebeurd en hoe laat dit precies was, vindt de rechtbank, bij gebreke aan enige onderbouwing, volstrekt ongeloofwaardig. Verdachte heeft geen aannemelijke verklaring kunnen geven over het gebruik van zijn telefoon en voor het bellen naar zijn voicemailbox – in de periode dat hij deze zou hebben afgestaan. De rechtbank gaat er vanuit dat verdachte ook op 31 maart 2018 tussen 17.41 uur en 20.28 uur zelf de gebruiker van zijn telefoon is geweest.
Dat verdachte betrokken was bij de schietpartij, volgt ook uit het gegeven dat verdachte op zijn telefoon een aantal uren na de schietpartij heeft gezocht naar nieuwsberichten over de schietpartij en deze met verschillende mensen heeft gedeeld. Uit de verschillende telefoon- en WhatsAppgesprekken die verdachte heeft gevoerd blijkt dat hij over daderkennis beschikt. Zo heeft hij het over het type scooter dat is gebruikt bij de schietpartij (een Piaggio Zip) en spreekt over ‘shells’ (kogelhulzen) die de politie na de schietpartij heeft gevonden. Tijdens het telefoongesprek met ene [C] op de dag na de uitzending van Opsporing Verzocht, waarin beelden van de schietpartij werden getoond, spreekt verdachte haar niet tegen als zij zegt dat hij heeft geschoten op een huis in Almere. Dat verdachte dit enkel zei om stoer te doen en dat hij dit had verzonnen, acht de rechtbank – in het licht van de bij verdachte aanwezige daderkennis – niet aannemelijk.
Op grond van deze gegevens stelt de rechtbank vast dat het verdachte is geweest die achter op de scooter zat en het vuurwapen heeft gehanteerd en op de woning heeft geschoten. Verdachte heeft gehandeld in een nauwe en bewuste samenwerking met de bestuurder van de scooter, die hem naar de plaats delict heeft gereden, op het moment van schieten op korte afstand van hem stond en zich niet van hem heeft gedistantieerd, maar hem juist een vluchtmogelijkheid heeft verschaft waardoor een aanhouding op heterdaad werd voorkomen. Er is naar het oordeel van de rechtbank dan ook sprake van een vorm van medeplegen.
Kwalificatie
Ten slotte dient de rechtbank de vraag te beantwoorden hoe verdachtes handelingen juridisch moeten worden gekwalificeerd. Om tot een bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag te komen, dient te worden vastgesteld dat verdachte (voorwaardelijk) opzet had op het van het leven beroven van de aangevers. De rechtbank is van oordeel dat daarvan in het onderhavige geval sprake is en overweegt daartoe als volgt.
De gedraging van verdachte, namelijk het met een vuurwapen schieten in de richting van het raam op de eerste verdieping waarachter zich, zichtbaar voor verdachte, twee personen bevonden, namelijk [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] , kan de rechtbank niet anders interpreteren dan dat verdachte (vol) opzet heeft gehad op de dood van deze twee personen.
Wat betreft de andere twee in de woning aanwezige personen, namelijk [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , overweegt de rechtbank het volgende.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig als verdachte zich bewust was van de aanmerkelijke kans dat het onderhavige gevolg zou intreden en hij die kans willens en wetens heeft aanvaard. Of in een concreet geval moet worden aangenomen dat sprake is van voorwaardelijk opzet zal, als de verklaringen van verdachte geen inzicht geven over wat er tijdens de gedraging in hem is omgegaan, afhangen van de feitelijke omstandigheden van het geval. Daarbij zijn de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht van belang. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het, behoudens contra-indicaties, niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard. Dat houdt in dit geval in dat voor het aannemen van voorwaardelijk opzet op het ten laste gelegde, sprake moet zijn van een aanmerkelijke kans op de dood van de in de woning aanwezige personen en de bewuste aanvaarding van die kans door verdachte.
Door te schieten op de voordeur van de woning, terwijl er op dat moment meerdere mensen in die woning aanwezig waren, heeft verdachte de aanmerkelijke kans doen ontstaan dat één of meer van hen geraakt zou worden door de afgevuurde kogels en als gevolg daarvan zou komen te overlijden. Verdachte wist op het moment dat hij schoot dat er meerdere personen in de woning waren. Hij heeft [slachtoffer 1] immers de woning in zien gaan. De kans is reëel dat [slachtoffer 1] de andere in de woning aanwezige personen zou waarschuwen en dat deze naar buiten zouden kijken om te zien wat er aan de hand was. Voorts moest verdachte er, gelet op dag en tijdstip van het incident, van uitgaan dat zich in de woning, daaronder begrepen de hal achter de voordeur, één of meerdere personen zouden bevinden. Door desondanks meermalen met een vuurwapen op de voordeur te schieten, heeft verdachte deze aanmerkelijke kans ook willens en wetens aanvaard.
Naar het oordeel van de rechtbank kan het primair tenlastegelegde, te weten de poging tot doodslag op [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] , wettig en overtuigend worden bewezen.