In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 17 juli 2019, betreft het een verzoek tot uithuisplaatsing van drie minderjarige kinderen, [voornaam van minderjarige 1], [voornaam van minderjarige 2] en [voornaam van minderjarige 3]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 5 juli 2019 een verzoek ingediend voor de voorlopige ondertoezichtstelling van de kinderen en hun uithuisplaatsing in een crisisvoorziening voor vrouwen. De kinderen verblijven momenteel bij hun moeder in een crisisopvang vanwege spanningen tussen de ouders. De kinderrechter heeft eerder op 5 juli 2019 een machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor de duur van twee weken, en de beslissing over de verdere uithuisplaatsing is aangehouden.
Tijdens de zitting op 17 juli 2019 is de situatie van de kinderen en de ouders besproken. De kinderrechter heeft vastgesteld dat het in het belang van de kinderen is dat zij niet bij beide ouders samen zijn en dat de ouders niet zelf over hun verblijfplaats mogen beslissen. De Raad heeft verzocht om de uithuisplaatsing van de kinderen voor een periode van drie maanden, en de kinderrechter heeft besloten om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 24 juli 2019. De kinderrechter heeft ook aangegeven dat er onderzoek zal worden gedaan naar de haalbaarheid van mogelijke afspraken voor de terugkeer van de kinderen naar de ouders.
De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, mr. E.A.A. van Kalveen, in aanwezigheid van de griffier E. Berghuis. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 29 juli 2019.