Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
2.TENLASTELEGGING
3.VOORVRAGEN
4.WAARDERING VAN HET BEWIJS
hierna: TCI) over criminele activiteiten van [medeverdachte 1] (
hierna: [medeverdachte 1]) heeft de politie eenheid Midden-Nederland op 13 september 2016 een onderzoek naar hem ingesteld. [4] Gedurende het vervolgonderzoek is nieuwe TCI-informatie aangeleverd waaruit (onder andere) volgt dat [medeverdachte 1] geld zou verdienen met handel in hasj. [5] De politie heeft de telefoon van [medeverdachte 1] afgetapt en op basis van de bevindingen uit de gesprekken die [medeverdachte 1] met de verdachte [verdachte] (
hierna: [verdachte]) heeft gevoerd, is ook de telefoon van [verdachte] afgetapt. Bij observaties werden [medeverdachte 1] en [verdachte] regelmatig in een Renault Clio met kenteken [kenteken] (
hierna: de Renault Clio) gesignaleerd en daarom heeft de politie de gesprekken die in de Renault Clio zijn gevoerd, opgenomen door middel van OVC-apparatuur (Opname Vertrouwelijke Communicatie). [6]
hierna: NNman0878) met elkaar communiceren door middel van versluierd taalgebruik. [7] Voor de deelnemers aan de gesprekken is het immers duidelijk waarover wordt gesproken, maar op basis van de letterlijke tekst van de gesprekken is dat voor een buitenstaander niet het geval. Zo blijkt uit het procesdossier bijvoorbeeld dat onderling wordt gesproken over het verkopen van ‘gras’ en het sturen van ‘15 kilo brood’ [8] , een levering van ‘5 meter natuur’ [9] , en over de markt in ‘Euro’, ‘Philip Plein’, ‘Gardala’, en ‘Kritik’. [10] Daarnaast wordt de zinsnede ‘de jongens liggen te slapen’ meermaals gebruikt in relatie tot een levering of ontmoeting. [11] Verder is meermaals een code afgestemd die bij een ontmoeting zou moeten worden uitgesproken. [12] Voor de bewezenverklaring moet de rechtbank in weerwil van de letterlijk gebezigde bewoordingen de betekenis en strekking van de zich in het procesdossier bevindende gesprekken duiden. Om dat te doen, heeft de rechtbank de hierna weergegeven bewijsmiddelen ter zake van de verschillende zaaksdossiers in onderlinge samenhang beschouwd.
[verdachte]) met NNman0878 (
N):
N) om 18:01 uur naar [verdachte] (
[verdachte]):
denkt over 1 a 1.5 uur in Amsterdam te zijn. [21]
. [medeverdachte 1] komt eraan. [22]
)naar NNman0878 (
N):
moet komen. [medeverdachte 1] zegt dat het goed is. [27]
[verdachte]) naar [medeverdachte 1] (
[medeverdachte 1]):
[verdachte]) opnieuw naar [medeverdachte 1] :
[medeverdachte 1]):
één meter’aan een derde te geven. NNman0878 zegt tegen [verdachte] dat hij die meter kan gebruiken om te “
betalen”. Daaruit leidt de rechtbank af dat met deze meter een geldbedrag wordt bedoeld. Vervolgens zegt [verdachte] op 9 maart 2017 tegen [medeverdachte 1] dat hij 97.500 zal geven en [medeverdachte 1] zegt dat ‘de rest’ eventueel later kan worden gegeven. Nadat de desbetreffende ontmoeting heeft plaatsgevonden, wordt [verdachte] gebeld met de mededeling dat 2.500 ontbreekt. Uit deze gesprekken in onderlinge samenhang beschouwd leidt de rechtbank af dat wanneer uit de context van een gesprek blijkt dat [verdachte] , [medeverdachte 1] en/of NNman0878 met ‘een meter’ een geldbedrag aanduiden, zij daarmee doelen op (97.500 + 2.500 =) € 100.000,00.
watmet die getallen wordt bedoeld. Zo volgt uit de bewijsmiddelen van zaaksdossier 6 dat [medeverdachte 1] op verzoek van [verdachte] met iemand had afgesproken om op 25 april 2017 bij de Kanaalstraat te Utrecht het getal ‘83’ over te dragen. Die afspraak heeft ook plaatsgevonden zo blijkt uit observaties van de politie. Bij deze observaties is geconstateerd dat [medeverdachte 1] met een tas in een Renault Scenic gaat zitten en zonder de tas uitstapt. In de desbetreffende Renault Scenic is korte tijd na deze ontmoeting door de politie een geldbedrag van € 83.000,00 aangetroffen. Uit de omstandigheid dat vooraf is gesproken over de overdracht van ‘83’ en naderhand op een voor bewijslevering relevante plaats (de Renault Scenic) een geldbedrag van € 83.000,00 is aangetroffen, leidt de rechtbank af dat wanneer uit de context van een gesprek afgeleid moet worden dat met een ‘getal’ een geldbedrag wordt bedoeld, dat getal moet worden vermenigvuldigd met € 1.000,00.
precies de prijs ervoor” is. [verdachte] krijgt op 7 februari 2017 van NNman0878 te horen dat hij niets moet geven tenzij de code ‘Glas Maiami’ wordt genoemd. [verdachte] wordt in eerste instantie gebeld door een man die vertelt dat hij nog geen code heeft gekregen. Daarna wordt [verdachte] via een ander telefoonnummer gebeld en de beller geeft de code ‘Glas Maiami’ door. Uit de omstandigheid dat [verdachte] vraagt of de beller een ander telefoonnummer heeft en de beller antwoordt dat hij op het andere nummer geen beltegoed heeft, leidt de rechtbank af dat deze beller dezelfde man is als de man die eerder had gebeld, maar toen nog geen code had gekregen. Vervolgens wordt een afspraak gemaakt om elkaar te ontmoeten op de Slotlaan in Zeist. [verdachte] is daadwerkelijk naar Zeist gegaan, zo blijkt uit de locatiegegevens van zijn telefoon. Na de ontmoeting belt [verdachte] met NNman0878 om te vertellen dat het gelukt is en het ‘één’ betreft, waaruit de rechtbank afleidt dat [verdachte] de levering van één meter bevestigt. De rechtbank acht op basis van deze bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] op 7 februari 2017 te Zeist een contant geldbedrag van € 100.000,00 aan een derde heeft overgedragen.
krijgenen “het geld
”moet
geven. Hieruit leidt de rechtbank af dat [verdachte] voor € 39.000,00 een hoeveelheid goederen (‘Krikie en G’) moet kopen. Uit de tapgesprekken volgt dat [verdachte] deze opdracht vervolgens ‘delegeert' aan [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] heeft daarna een afspraak gemaakt met een onbekende man om elkaar in Amsterdam te ontmoeten en uit de locatiegegevens van zijn telefoon blijkt dat hij enkele uren later zich in Amsterdam bevindt. Daaruit leidt de rechtbank af dat de ontmoeting die eerder telefonisch was afgestemd, ook daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Uit het OVC-gesprek van 14 februari 2017 tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] leidt de rechtbank af dat tijdens de ontmoeting een dag eerder ook een transactie heeft plaatsgevonden. [medeverdachte 1] vertelt immers aan [verdachte] dat hij ‘op het punt’ stond om geen geld te geven, kennelijk omdat de man de prijs aanvankelijk ter discussie stelde, maar uit de zinsnede “ik heb wat gekocht” leidt de rechtbank af dat de transactie wel is doorgegaan. De rechtbank acht dus wettig en overtuigend bewezen dat [medeverdachte 1] in opdracht van [verdachte] op 13 februari 2017 – dus
omstreeks14 februari 2017 zoals ten laste is gelegd – te Amsterdam een contant geldbedrag van € 39.000,00 heeft overgedragen aan een derde.
“kan betalen”. [verdachte] wordt dan gebeld door een man die informeert naar ‘het bewaargoed’ en deze man vertelt [verdachte] dat hij zich in Antwerpen bevindt. [verdachte] geeft vervolgens aan [medeverdachte 1] de opdracht om de overdracht te regelen. Uit de opgenomen gesprekken leidt de rechtbank af dat [verdachte] en [medeverdachte 1] niet over de volledige € 100.000,00 beschikken, maar ‘slechts’ € 97.500,00 zullen geven. [verdachte] en [medeverdachte 1] wisten dus dat zij een tekort hadden van € 2.500,00. Dat [medeverdachte 1] daadwerkelijk de man heeft ontmoet waarmee [verdachte] eerder had gesproken, op de plek waarover [medeverdachte 1] vooraf een sms-bericht heeft gestuurd (Slotenlaan te Zeist), wordt bevestigd door de bevindingen van het observatieteam van de politie dat gezien heeft dat [medeverdachte 1] op 9 maart 2017 op de Slotlaan te Zeist een NNman heeft ontmoet die in een auto met Belgisch kenteken reed. Dat bij de ontmoeting ook geld is overgedragen, wordt bevestigd door de omstandigheid dat [verdachte] nog geen twee uur na de ontmoeting werd gebeld over het (door [verdachte] en [medeverdachte 1] ingecalculeerde) ‘tekort’ van ‘2.500’. De rechtbank acht dus wettig en overtuigend bewezen dat [medeverdachte 1] in opdracht van [verdachte] op 9 maart 2017 te Zeist een contant geldbedrag van € 97.500,00 heeft overgedragen aan een derde.
).
hierna: [medeverdachte 2]) is. De Volkswagen wordt korte tijd meegenomen door een NNman terwijl [medeverdachte 2] bij het tankstation achterblijft. Vervolgens wordt de Volkswagen weer teruggebracht en hierna rijdt [medeverdachte 2] weg zonder de NNman.
)
) van de bestuurdersstoel van de Volkswagen [kenteken] uit de Volkswagen [kenteken] stapte. Ik zag dat NN1 achter het stuur ging zitten en de Volkswagen [kenteken] vervolgens vertrok. [57]
niet(…)
gezegd dat er veel contant geld in huis was?
5.BEWEZENVERKLARING
6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN
7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE
8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL
- i) dat is gebleken van een gewichtige reden van maatschappelijke veiligheid, te weten het bestaan van de recidivegrond, die de onverwijlde vrijheidsbeneming van verdachte vordert, nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte een misdrijf zal begaan waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van zes jaar of meer is gesteld, aangezien verdachte eerder is veroordeeld ter zake van onder meer deelname aan een criminele organisatie en handel in drugs; en
- ii) dat is gebleken van ernstig gevaar voor vlucht, nu niet bekend is waar verdachte feitelijk verblijft en waar hij bereikbaar is voor de justitiële autoriteiten.
9.BESLAG
10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
- 33, 33a, 36b, 36d, 47, 57, 140 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht;
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie,
- 3, 11, 11a en 11b van de Opiumwet;
11.BESLISSING
gevangenisstrafvan
7 jaren;