4.3Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde
De rechtbank stelt het volgende voorop.
Bij Wet van 9 oktober 1991, Stb. 1991, 519 is door de toevoeging van een zinsnede aan de delictsomschrijving van artikel 243 van het Wetboek van Strafrecht (hierna ‘Sr’) de reikwijdte van deze bepaling verruimd. Door deze toevoeging werd, voor zover in casu van belang, ook strafbaar gesteld het plegen van handelingen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam met iemand van wie hij weet dat die persoon lijdt aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens dat hij niet of onvolkomen in staat is zijn wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden. Hiermee is beoogd ook bescherming te bieden aan geestelijk gehandicapten. Er werd echter geenszins beoogd die groep burgers, die, ondanks hun handicap, geheel of gedeeltelijk actief aan het sociale verkeer deelnemen, op het gebied van seksueel contact als het ware in een toestand van quarantaine te brengen. Als waarborg tegen een te ruime toepassing van deze bepaling geldt voor de strafbaarheid van de handeling bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam een zogenaamd “dubbel vereiste”. Dit dubbel vereiste houdt in dat
- het slachtoffer leed aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens dat hij
daardoorniet of onvolkomen in staat was zijn wil omtrent seksuele handelingen te bepalen of kenbaar te maken en daartegen weerstand te bieden én
- dat de verdachte
wistvan die geestestoestand en het daaruit voortvloeiende wilsgebrek, dan wel dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat daarvan sprake was (zogenaamd voorwaardelijk opzet).
Op grond van het dossier en verhandelde ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat verdachte en de minderjarige [voornaam van slachtoffer 1] gedurende een periode van ongeveer drie maanden een relatie hebben gehad, waarbij sprake is geweest van seksuele handelingen, waaronder seksueel binnendringen. Uit verklaringen van de huisarts, gezinsbehandelaar en voormalig mentor van [voornaam van slachtoffer 1] , volgt dat bij [voornaam van slachtoffer 1] sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, in de zin van een beneden gemiddelde intelligentie en van een ziekelijke stoornis, te weten PPD-NOS, welke ontwikkelingsstoornis deel uitmaakt van het autismespectrum.
De rechtbank is van oordeel dat [voornaam van slachtoffer 1] , gelet op haar leeftijd in combinatie met haar beperkingen betreffende haar persoonlijkheid en verstandelijke vermogens, weliswaar aangemerkt moet worden als een kwetsbaar meisje, maar dat dit gegeven nog niet de conclusie rechtvaardigt dat zij daardoor niet in staat was om haar wil te bepalen omtrent de seksuele handelingen. [voornaam van slachtoffer 1] . Het dossier biedt voor die conclusie onvoldoende objectieve aanknopingspunten. Het dossier bevat geen stukken van gedragsdeskundigen zoals een psychiater of psycholoog over de psychische gesteldheid van [voornaam van slachtoffer 1] in het algemeen en meer in het bijzonder over haar vermogen om haar wil te bepalen omtrent seksuele handelingen. Ook de overige getuigenverklaringen in het dossier bevatten geen expliciete verklaring dat [voornaam van slachtoffer 1] haar wil niet kon bepalen omtrent het aangaan van seksuele handelingen. De enkele verklaring van [voornaam van slachtoffer 1] zelf dat ze niet in staat was om tegen verdachte te zeggen dat ze het [seksueel contact] niet wilde, vindt de rechtbank onvoldoende om tot de objectieve vaststelling te komen dat [voornaam van slachtoffer 1] niet in staat was haar wil hieromtrent te bepalen.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting onvoldoende is komen vast te staan dat bij [voornaam van slachtoffer 1] sprake was van een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens dat zij niet of onvolkomen in staat was haar wil te bepalen ten aanzien van de met verdachte verrichte seksuele handelingen.
De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelede.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit
De rechtbank overweegt als volgt.
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting staat vast dat verdachte het bericht, zoals opgenomen in de tenlastelegging, heeft verstuurd aan [slachtoffer 2] . Uit het dossier is echter niet af te leiden op basis waarvan verdachte wist, dan wel redelijkerwijs moest vermoeden, dat [slachtoffer 2] jonger was dan 18 jaar. Daar komt bij dat in het dossier ook geen objectief bewijs is opgenomen op basis waarvan de rechtbank – eventueel – zelfstandig had kunnen vaststellen dát verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat [slachtoffer 2] jonger was dan 18 jaar. Dit maakt dat de rechtbank verdachte om die reden zal vrijspreken van het onder 3 ten laste gelegde feit.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit
De rechtbank stelt op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
[voornaam van slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 2002, heeft bij de politie verklaard dat zij met verdachte in contact kwam door zijn opleiding voor sport. Hij zei dat hij iemand nodig had om te masseren. [voornaam van slachtoffer 1] dacht dat het echt was. Verdachte vroeg om foto’s van haar blote voor- en achterkant. Dit was allemaal nodig voor de opleiding. Aanvankelijk had verdachte verteld dat hij 25 jaar was, toen 29, toen 31 en later hoorde [voornaam van slachtoffer 1] dat hij 43 jaar oud was.
Verdachte nam [voornaam van slachtoffer 1] in zijn bus mee naar afgelegen plaatsen. Zij is wel twintig keer aangeraakt door verdachte. Op de parkeerplaats bij het [naam locatie] in Woerden in december 2018 raakte verdachte haar aan, aan haar kont, borsten en vagina. Hij trok haar broek en onderbroek naar beneden en zat aan haar borsten en vagina. Hij ging met zijn vingers in haar vagina. Hij ging ook met zijn piemel in haar vagina en dat vond ze niet prettig.Dit is één keer gebeurd. Wel is het vaker gebeurd dat hij met zijn vingers in haar vagina ging en ook dat hij aan haar borsten en billen zat. Zij heeft ook naaktfoto’s verstuurd en filmpjes gemaakt en aan verdachte gestuurd.Verdachte heeft hier ook om gevraagd, hij zei dan dat ze aan haar borsten moest zitten of een vinger filmpje moest maken. Hij heeft ook een keer foto’s gemaakt van haar blote voor en achterkant zonder te vragen. Ze durfde niets te zeggen.
In een tweede verklaring heeft [voornaam van slachtoffer 1] verklaard dat ze 16 jaar was toen zij voor het eerst contact had met verdachte. Als ze had geweten dat hij 43 jaar was had ze alles nooit gedaan.
Op de vraag wat verdachte van haar leeftijd wist gaf ze aan dat ze bij het internetcontact heeft aangegeven dat ze 16 jaar was, dus nog voor hun ontmoeting.Ook verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij voorafgaande aan hun eerste ontmoeting wist dat [voornaam van slachtoffer 1] 16 jaar was.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij [voornaam van slachtoffer 1] ergens in november 2018 heeft benaderd via Instagram.Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat het zou kunnen dat hij tegen [voornaam van slachtoffer 1] zou hebben gezegd dat hij een sportopleiding deed en dat hij in dat kader iemand moest masseren en naaktfoto’s nodig had.Voorts heeft hij verklaard dat tijdens de vierde ontmoeting, in december 2018, er met wederzijds goedvinden meer is gebeurd. Ze hebben aan elkaars geslachtsdelen gezeten en uiteindelijk hebben ze ook seks gehad.
Voorts heeft verdachte verklaard dat [voornaam van slachtoffer 1] hem naaktfoto’s stuurde en dat hij een foto heeft teruggestuurd met zijn geslachtsdeel erop.
Verdachte heeft verklaard dat hij tegen [voornaam van slachtoffer 1] heeft gelogen over zijn leeftijd, hij heeft haar namelijk verteld dat hij 30 jaar was, terwijl hij in werkelijkheid 43 jaar was.Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij heeft gelogen over zijn leeftijd omdat hij bang was voor afwijzing als hij eerlijk zou zijn over zijn leeftijd.
Verdachte was ten tijde van het contact met [voornaam van slachtoffer 1] op de hoogte van haar autisme en heeft hierover verklaard dat hij een aantal jaar heeft gewerkt met verstandelijk beperkte mensen, waaronder mensen met autisme.
Bewijsoverwegingen
Zowel verdachte als [voornaam van slachtoffer 1] hebben verklaard dat tussen hen in de ten laste gelegde periode sprake is geweest van seksuele handelingen tussen beiden, waaronder seksueel binnendringen. Daarover is dus verder geen discussie. De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden is of verdachte [voornaam van slachtoffer 1] heeft bewogen deze handelingen te verrichten dan wel te dulden door giften of beloften van geld of goed, misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of misleiding, terwijl hij wist dat [voornaam van slachtoffer 1] nog geen 18 jaar oud was.
De rechtbank stelt op grond van voornoemde bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang vast dat verdachte [voornaam van slachtoffer 1] in november 2018 heeft benaderd via Instagram en dat verdachte voorafgaande aan hun eerste ontmoeting wist dat [voornaam van slachtoffer 1] 16 jaar oud was. Verdachte heeft [voornaam van slachtoffer 1] in dat eerste contact misleid door haar in strijd met de waarheid te vertellen dat hij een sportopleiding volgde en in dat kader naaktfoto’s nodig had en iemand zocht om te kunnen masseren. [voornaam van slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij dacht dat dit echt waar was. Aldus is de rechtbank van oordeel dat [voornaam van slachtoffer 1] door de leugens van verdachte ook daadwerkelijk is misleid en die leugens kennelijk tot gevolg hebben gehad dat [voornaam van slachtoffer 1] het contact met verdachte is aangegaan waaruit de ontuchtige handelingen zijn ontstaan.
Voorts heeft verdachte [voornaam van slachtoffer 1] misleid door te zeggen dat hij jonger was dan hij daadwerkelijk was. Dat verdachte hiermee ook de intentie had om [voornaam van slachtoffer 1] te misleiden volgt naar het oordeel van de rechtbank uit zijn verklaring ter terechtzitting dat hij bewust loog over zijn leeftijd omdat hij bang was voor een afwijzing. Dat [voornaam van slachtoffer 1] is bewogen tot de seksuele handelingen door deze leugen over zijn leeftijd, blijkt uit de verklaring van [voornaam van slachtoffer 1] dat ‘zij alles nooit had gedaan als zij had geweten dat hij 43 jaar was’.
Bovendien is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht, doordat er een groot leeftijdsverschil bestaat tussen verdachte en [voornaam van slachtoffer 1] . Enerzijds is sprake van een destijds 16-jarig meisje dat op de middelbare school zat en anderzijds van een volwassen man van toen 43 jaar oud met een baan. De verschillende levensfasen waarin beiden zich bevonden lopen dusdanig uiteen dat niet alleen sprake is van een groot leeftijdsverschil, maar ook van een groot verschil in maatschappelijke positie. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte misbruik gemaakt van voormeld overwicht door [voornaam van slachtoffer 1] opzettelijk te bewegen de bewezenverklaarde ontuchtige handelingen te verrichten. De rechtbank merkt daarbij op zelfs indien – zoals verdachte stelt – tussen verdachte en [voornaam van slachtoffer 1] sprake was van wederzijdse verliefdheid, waarbij ook [voornaam van slachtoffer 1] initiatief nam, dat gegeven aan deze conclusie niet in de weg staat. Uit rechtspraak van de Hoge Raad vloeit voort dat van het in artikel 248a Sr vereiste causaal verband sprake is als voldoende aannemelijk is dat [voornaam van slachtoffer 1]medeonder invloed van de feitelijke afhankelijkheidsrelatie waarin zij verkeerde is overgegaan tot het plegen of dulden van ontuchtige handelingen (ECLI:NL:HR:2018:1013). Dat er daarnaast wellicht ook andere factoren een rol hebben gespeeld – zoals wederzijdse verliefdheid of mogelijk zelfs seksuele aantrekkingskracht en nieuwsgierigheid aan de kant van [voornaam van slachtoffer 1] – doet aan de strafbaarheid van het gedrag van verdachte niet af. De strafbaarstelling van zedendelicten waarbij minderjarigen zijn betrokken is immers in de eerste plaats gericht op de bescherming van die minderjarigen. Dit geldt te meer indien, zoals in casu, sprake is van een kwetsbaar minderjarig meisje als gevolg van een lage intelligentie in combinatie met autisme, van welke beperkingen verdachte op de hoogte was. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen, met dien verstande dat de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte door het beloven van sieraden/geld of andere goederen [voornaam van slachtoffer 1] heeft bewogen tot ontuchtige handelingen.
Aangezien verdachte dit feit heeft bekend en de raadsvrouw niet tot vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank, met toepassing van art. 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 4 ten laste gelegde feit heeft begaan op grond van de volgende bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen, betreffende het forensisch onderzoek naar wapens en munitie d.d. 11 juni 2019;
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 25 juli 2019.