ECLI:NL:RBMNE:2019:3644

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 juli 2019
Publicatiedatum
5 augustus 2019
Zaaknummer
NL18.21975
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verwijdering van BKR-registratie na schuldsanering

In deze zaak vordert eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. K.A.M.J. Horsch, dat de rechtbank Defam B.V. (verweerster), vertegenwoordigd door mr. J.M. Penders, veroordeelt om een BKR-registratie te verwijderen. Eiseres heeft in 2012 samen met haar ex-echtgenoot een lening van € 6.000,00 afgesloten bij Defam. Na betalingsachterstanden en een schuldsaneringstraject (WSNP) heeft zij haar schuld grotendeels voldaan. Defam heeft de vordering als voldaan gemeld, maar de registratie blijft tot 5 september 2022 zichtbaar. Eiseres stelt dat de registratie haar belemmert bij het verkrijgen van een hypotheek en dat haar financiële situatie inmiddels stabiel is. De rechtbank oordeelt dat de belangen van eiseres bij verwijdering van de registratie zwaarder wegen dan de belangen van Defam bij het handhaven van de registratie. De rechtbank concludeert dat de registratie niet langer gerechtvaardigd is en veroordeelt Defam om de registratie binnen twee dagen na publicatie van het vonnis te verwijderen. Tevens wordt Defam veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die zijn begroot op € 1.263,01.

Uitspraak

vonnis
_________________________________________________________________ _
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
zaaknummer: NL18.21975
Vonnis van 15 juli 2019
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres, hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat mr. K.A.M.J. Horsch,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DEFAM B.V.,
gevestigd te Bunnik,
verweerster, hierna te noemen: Defam,
advocaat mr. J.M. Penders te Beek-Ubbergen.

1.De procedure

Het dossier bevat de procesinleiding, het verweerschrift, de nagekomen producties van [eiseres] en de spreekaantekeningen van partijen. Op de zitting van 25 juni 2019 hebben partijen hun standpunten verder toegelicht. Daarna is bepaald dat er uitspraak wordt gedaan.

2.Het geschil en de beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
Op 23 juli 2012 heeft [eiseres] samen met haar (inmiddels ex-)echtgenoot de heer [A] een geldlening afgesloten bij Defam voor een bedrag van € 6.000,00. In maart 2013 is een betalingsachterstand ontstaan. Daarvoor is een betalingsregeling getroffen. Omdat [eiseres] en [A] in een echtscheiding lagen, is in juni 2013 afgesproken dat [eiseres] en [A] de helft van het termijnbedrag zouden betalen. In mei 2014 heeft Defam melding gemaakt bij het Bureau Kredietregistratie (BKR), omdat er opnieuw betalingsachterstanden waren ontstaan. Het BKR heeft deze melding in het door haar bijgehouden Centraal Krediet Informatiesysteem (CKI) geregistreerd onder de code A (achterstandsmelding).
2.2.
Vanaf 1 juli 2014 heeft [eiseres] een schuldsaneringstraject (WSNP) doorlopen, waarbij zij het grootste deel van de totale openstaande schuld aan Defam (€ 3.106,84) heeft voldaan. De heer [A] heeft de rest van de openstaande schuld (€ 1.616,30) voldaan. Na de slotuitkering heeft Defam bij het BKR gemeld dat de vordering was voldaan en de overeenkomst moest worden afgemeld per 5 september 2017. Dat betekent dat de A-codering tot 5 september 2022 zichtbaar blijft.
2.3.
[eiseres] wil met deze zaak bereiken dat de BKR-registratie eerder wordt verwijderd. Zij vordert dat de rechtbank Defam veroordeelt om de BKR-registratie te (laten) verwijderen, op straffe van een dwangsom en met veroordeling van Defam in de proceskosten vermeerderd met wettelijke rente en in de nakosten.
[eiseres] is ontvankelijk
2.4.
Defam stelt allereerst dat [eiseres] niet-ontvankelijk is in haar vordering omdat zij niet heeft voldaan aan artikel 35 UAVG. Daarin staat dat, na weigering van de verwerkingsverantwoordelijke om persoonsgegevens te laten verwijderen, binnen zes weken een verzoek kan worden ingediend bij de rechtbank.
2.5.
In plaats van een verzoekschrift in te dienen binnen de termijn van zes weken, heeft [eiseres] een vordering ingesteld bij de handelskamer van de civiele rechter. Dat staat haar vrij. Zoals ook al eens is geoordeeld door het gerechtshof Den Haag (ECLI:NL:GHDHA:2015:3815) staat de mogelijkheid om deze speciale rechtsgang te volgen (voorheen opgenomen in de Wet bescherming persoonsgegevens, de voorloper van de AVG) niet in de weg aan de mogelijkheid om op grond van onrechtmatige daad een vordering in te stellen bij de civiele rechter. [eiseres] is dus ontvankelijk in haar vordering.
Belangenafweging
2.6.
Dan de vraag of de BKR-registraties moeten worden verwijderd. Als uitgangspunt geldt dat Defam op grond van artikel 4:32 Wet financieel toezicht (Wft) verplicht is om deel te nemen aan een stelsel van kredietregistratie. Deze kredietregistratie wordt uitgevoerd door het BKR. Partijen zijn het erover eens dat de BKR-registratie terecht is gedaan.
2.7.
Maar ook een gerechtvaardigde registratie moet worden verwijderd, als het doel dat de registratie dient, niet langer opweegt tegen de belangen van de betrokkene bij het verwijderen ervan. Daarbij dient gekeken worden naar de beginselen van proportionaliteit (is het middel van registratie in verhouding met het doel dat ermee gediend wordt?) en subsidiariteit (kan dit doel in redelijkheid niet op een andere voor de betrokkene minder nadelige manier worden bereikt?). Er moet dus een belangenafweging plaatsvinden, met inachtneming van de omstandigheden van het geval.
2.8.
Het doel van de BKR-registratie is het waarschuwen van kredietverleners tegen personen met een problematisch kredietverleden en het beschermen van de betrokkene (in dit geval [eiseres] ) tegen het lichtvaardig aangaan van nieuwe schulden. Dat belang moet worden afgewogen tegen het belang van [eiseres] bij verwijdering van de BKR-registratie. De belangenafweging valt in dit geval in het voordeel van [eiseres] uit. Allereerst omdat niet is gebleken dat het nodig is om [eiseres] of kredietverleners te beschermen tegen het lichtvaardig door [eiseres] aangaan van nieuwe schulden. Dat blijkt uit de volgende omstandigheden.
Op de zitting heeft [eiseres] toegelicht dat de (beperkte) schuld aan Defam is veroorzaakt door haar ex-partner, de heer [A] , die een alcoholprobleem had. Volgens [eiseres] leefde de heer [A] op grote voet en deed hij alle aankopen gedurende het huwelijk op naam van [eiseres] . Dat heeft Defam onvoldoende gemotiveerd betwist. Er wordt dus vanuit gegaan dat de schulden aan Defam zijn veroorzaakt door haar ex-echtgenoot, van wie zij inmiddels is gescheiden. Dat er op deze manier opnieuw een schuld zal ontstaan op naam van [eiseres] , is dus niet de verwachting.
Hoewel er in 2013 en 2014 een achterstand is ontstaan op de schuld aan Defam, heeft [eiseres] haar verantwoordelijkheid voor deze schuld genomen. Zij heeft zich tijdens het WSNP-traject ingezet om de schuld volledig te voldoen en is daarin ook geslaagd. Defam heeft haar vordering naar aanleiding van het WSNP-traject 100% voldaan gekregen.
De afronding van het WSNP-traject en de voldoening van de schuld is inmiddels twee jaar geleden. Dat er sindsdien nieuwe schulden zijn gemaakt door of namens [eiseres] (waarop een achterstand is ontstaan), is niet gebleken. De BKR-registratie van Defam is de enige negatieve codering van [eiseres] in het CKI.
[eiseres] heeft voldoende toegelicht en onderbouwd dat inmiddels sprake is van een stabiele financiële situatie. [eiseres] werkt vanaf 2015 als zelfstandige in de zorg en heeft haar werkzaamheden sindsdien kunnen uitbreiden. Vanaf 1 januari 2018 ontvangt [eiseres] geen uitkering en geen huurtoeslag meer. Uit de door [eiseres] overgelegde bankafschriften blijkt dat zij (uitgaande van de volgens [eiseres] representatieve maand maart 2018) een bruto inkomen heeft van rond de € 2.500,00 per maand. Dat heeft Defam onvoldoende betwist. [eiseres] werkt in de zorgsector en de verwachting is dat zij de komende tijd alleen maar meer zal gaan werken.
2.9.
Daarnaast heeft [eiseres] er belang bij dat de BKR-registratie wordt verwijderd. [eiseres] heeft voldoende onderbouwd dat zij er belang bij heeft om te verhuizen. Zij heeft met een verklaring van de heer [A] onderbouwd dat zij de mogelijkheid heeft om de woning van haar ex-echtgenoot te kopen voor een aantrekkelijke prijs. Defam heeft dat onvoldoende gemotiveerd betwist. Het zal weliswaar niet onmogelijk zijn om een hypotheek te krijgen met een achterstandscodering, maar het is een feit van algemene bekendheid dat een negatieve BKR-codering het moeilijker maakt om een hypotheek te verkrijgen onder gunstige voorwaarden. Dat op dit moment niet zeker is of [eiseres] , die zelfstandige is, een hypotheek zal kunnen krijgen voor de woning, doet niet af aan haar belang. [eiseres] heeft er belang bij om een hypotheekaanvraag te kunnen doen zonder te worden gehinderd door de BKR-codering.
2.10.
De rechtbank zal Defam dus veroordelen om de BKR-registratie te laten verwijderen, op de termijn die in de beslissing is vermeld. Aan de veroordeling zal geen dwangsom worden verbonden. Defam heeft gesteld dat zij vrijwillig aan het vonnis zal voldoen en er is geen aanleiding om daaraan te twijfelen.
Kosten
2.11.
Defam zal in de proceskosten van [eiseres] worden veroordeeld. Die kosten worden begroot op € 1.263,01, bestaande uit € 98,01 (explootkosten), € 79,00 (griffiegeld) en € 1.086,00 (advocaatkosten, 2 punten x tarief € 543,00). De daarover gevorderde wettelijke rente en de nakosten worden toegewezen op de manier en vanaf de termijn die in de beslissing is bepaald.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
veroordeelt Defam om binnen twee dagen nadat dit vonnis in het digitale systeem is geüpload de BKR-registratie in het CKI met het contractnummer […] te laten verwijderen,
3.2.
veroordeelt Defam in de proceskosten, begroot op € 1.263,01, te voldoen binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis, bij gebreke waarvan dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente (6:119 BW) met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
3.3.
veroordeelt Defam in de kosten die zijn ontstaan na dit vonnis, begroot op
- € 157,00 aan salaris advocaat, als niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis is voldaan, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na die aanschrijving tot de dag van betaling; en
- € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van dit vonnis, als er vervolgens betekening heeft plaatsgevonden, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na de betekening van dit vonnis tot de dag van betaling,
3.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A. Schuman en in het openbaar uitgesproken op 15 juli 2019.