In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 19 juli 2019 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekster, een inwoner van Almere, had bezwaar gemaakt tegen een aanslag gemeentelijke belastingen die door de heffingsambtenaar van de gemeente Almere was opgelegd. De aanslag betrof meerdere adressen in Almere. Op 1 maart 2019 heeft verzoekster bezwaar gemaakt tegen de aanslagen afvalstoffenheffing voor twee van de drie adressen. Gelijktijdig heeft zij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening, waarbij zij vroeg om een nieuw besluit van de verweerder en om schorsing van de dwangincasso.
Op 17 april 2019 heeft de verweerder meegedeeld dat de aanslagen voor de twee adressen zullen worden vernietigd. Vervolgens heeft verzoekster op 7 mei 2019 haar verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken, maar verzocht om een veroordeling van de verweerder in de proceskosten. De voorzieningenrechter heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om te reageren op dit verzoek, maar verweerder heeft hierop niet gereageerd.
De voorzieningenrechter heeft op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. Hij heeft vastgesteld dat verweerder is tegemoetgekomen aan de bezwaren van verzoekster en heeft het verzoek toegewezen. Tevens heeft de voorzieningenrechter verweerder veroordeeld in de proceskosten die verzoekster heeft moeten maken, vastgesteld op € 512,--. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.