ECLI:NL:RBMNE:2019:3556
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde woning en de vraag naar de transparantie van de taxatiematrix
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 31 juli 2019 uitspraak gedaan in een geschil over de vastgestelde WOZ-waarde van een woning. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, had bezwaar gemaakt tegen de door de heffingsambtenaar vastgestelde waarde van € 392.000,-- voor het belastingjaar 2018, welke waarde was vastgesteld op basis van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). Na een uitspraak op bezwaar, waarin de waarde werd verlaagd naar € 374.000,--, heeft eiser beroep ingesteld. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 17 juli 2019, waarbij zowel eiser als verweerder zich lieten bijstaan door taxateurs.
De rechtbank heeft in haar overwegingen de vraag behandeld of er sprake was van een 'black box' in de taxatiematrix die door verweerder was overgelegd. Eiser stelde dat de taxatiematrix het resultaat was van een geautomatiseerd proces en dat hij geen inzicht had gekregen in de gegevens die aan deze matrix ten grondslag lagen. De rechtbank oordeelde echter dat de taxatiematrix slechts een blote weergave was van verkoopcijfers en objectkenmerken, en dat er geen sprake was van een geautomatiseerd proces. Eiser had zijn verzoek om inzicht in de gegevens te laat ingediend, waardoor de rechtbank dit verzoek buiten beschouwing liet.
De rechtbank concludeerde dat verweerder aannemelijk had gemaakt dat de waarde van de woning niet te hoog was vastgesteld en verklaarde het beroep ongegrond. De rechtbank oordeelde dat verweerder de waarde had onderbouwd met een taxatiematrix die vergelijkbare referentiewoningen betrof, en dat de staat van onderhoud van de woning correct was vastgesteld. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.