ECLI:NL:RBMNE:2019:3487

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 juli 2019
Publicatiedatum
26 juli 2019
Zaaknummer
16/026358-19 en 16/244733-18 (gev. ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deelname aan een criminele organisatie en diefstal van een scooter en benzine

Op 26 juli 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2002, die werd beschuldigd van deelname aan een criminele organisatie en verschillende diefstallen. Het onderzoek ter terechtzitting vond plaats op 12 juli 2019, waarbij de verdachte en zijn raadsman aanwezig waren. De officier van justitie, mr. T. Tanghe, heeft de vordering ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De verdachte werd beschuldigd van deelname aan een criminele organisatie van 9 oktober 2018 tot en met 29 december 2018, die zich bezighield met diefstallen van scooters en benzine. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 1 november 2018 een scooter heeft gestolen, en op 6 november 2018 benzine ter waarde van 18,06 euro. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele andere tenlastegelegde feiten, waaronder de diefstal van koplampen en sleutels, omdat er onvoldoende bewijs was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot 150 dagen jeugddetentie, waarvan 147 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 150 uren. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, [slachtoffer 1], voor materiële schade.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/026358-19 en 16/244733-18 (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 26 juli 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres
[adres] , [postcode] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden achter gesloten deuren op de zitting van 12 juli 2019. Verdachte en zijn raadsman waren bij deze zitting aanwezig, waardoor sprake is van een vonnis op tegenspraak.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. T. Tanghe en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. J.J.J.L. Maalsté, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.
Tevens zijn mevr. [A] van Samen Veilig Midden-Nederland, en de vader van verdachte, ter terechtzitting verschenen.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Onder parketnummer 16/026358-19
Feit 1 in de periode van 9 oktober 2018 tot en met 29 december 2018 te Utrecht heeft deelgenomen aan een criminele organisatie;
Feit 2
primair op 1 november 2018 te Utrecht, al dan niet met anderen, een scooter (merk: Piaggio, kleur: groen, kenteken: [kenteken 1] ) van [slachtoffer 1] ,heeft gestolen;
subsidiair zich in de periode van 1 november 2018 tot en met 29 december 2018 te Utrecht, al dan niet met anderen, schuldig heeft gemaakt aan opzet-, dan wel schuldheling van een scooter (merk: Piaggio, kleur: groen, kenteken: [kenteken 1] );
Feit 3 op 6 november 2018 te Utrecht, al dan niet met anderen, 11,37 liter benzine (ter waarde van 18,06 euro), van Tankstation [naam tankstation] , heeft gestolen;
Feit 4
primair in de periode van 4 november 2018 tot en met 5 november 2018 te Utrecht, al dan niet met anderen, door middel van braak koplampen (horende bij een auto, te weten: merk: Volvo, kleur: grijs, kenteken: [kenteken 2] ), van [slachtoffer 2] heeft gestolen;
subsidiair zich in de periode van 4 november 2018 tot en met 5 november 2018 te Utrecht, al dan niet met anderen, schuldig heeft gemaakt aan opzet-, dan wel schuldheling van koplampen;
Feit 5
primair in de periode van 22 februari 2018 tot en met 8 oktober 2018 te Utrecht, al dan niet met anderen, door middel van een valse sleutel, uit een woning aan de [straatnaam 1] [nummeraanduiding 2] een sleutelbos van Stichting [naam instelling] heeft gestolen;
subsidiair zich in de periode van 22 februari 2018 tot en met 29 december 2018 te Utrecht, al dan niet met anderen, schuldig heeft gemaakt aan opzet-, dan wel schuldheling van een sleutelbos;
Onder parketnummer 16/244733-18
zich op 6 november 2018 te Utrecht, schuldig heeft gemaakt aan opzet-, dan wel
schuldheling van een (motor)scooter.

3.VOORVRAGEN

Aan alle in de wet gestelde voorvragen is voldaan. De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging. Dit betekent dat de rechtbank een inhoudelijke beslissing mag en zal nemen in deze strafzaak.

4.VRIJSPRAAK 16/026358-19 FEIT 4 PRIMAIR EN FEIT 5 PRIMAIR EN

VRIJSPRAAK 16/244733-18

Onder parketnummer 16/026358-19 feit 4 primair
4.1.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat de aan verdachte onder feit 4 primair ten laste gelegde diefstal van de koplampen (kenteken [kenteken 2] ) niet wettig en overtuigend bewezen kan worden, zodat de rechtbank verdachte hiervan zal vrijspreken. Uit het procesdossier volgt weliswaar dat verdachte koplampen in zijn bezit heeft gehad én dat hiervoor twee auto-inbraken zijn geweest, waarbij koplampen zijn weggenomen, maar de rechtbank concludeert dat er onvoldoende bewijs is dat het verdachte is geweest die op 4 of 5 november 2018 de koplampen heeft weggenomen van de Volvo van [slachtoffer 2] met het kenteken [kenteken 2] .
Onder parketnummer 16/026358-19 feit 5 primair
4.2.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat de aan verdachte onder feit 5 primair ten laste gelegde diefstal van een sleutel niet wettig en overtuigend bewezen kan worden, zodat de rechtbank verdachte hiervan zal vrijspreken. Uit het procesdossier volgt weliswaar dat verdachte deze sleutel in zijn bezit heeft gehad, maar de rechtbank concludeert dat er onvoldoende steunbewijs is dat het verdachte is geweest die deze sleutel heeft weggenomen.
Onder parketnummer 16/244733-18
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat de aan verdachte ten laste gelegde heling van een motorscooter op 6 november 2016 niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. De rechtbank verwijst hierbij ook naar haar overweging onder parketnummer 16/026358-19 feit 2, welke dezelfde motorscooter betreft.

5.WAARDERING VAN HET BEWIJS

Onder parketnummer 16/026358-19
5.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1, 2 primair, 3, 4 subsidiair en 5 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Daartoe is in zijn algemeenheid aangevoerd dat de verklaring van verdachte dat hij een paar keer in de bergingen is geweest, met name om te sleutelen aan de scooters, volstrekt ongeloofwaardig is. Ten aanzien van feit 1, de criminele organisatie, meent de officier van justitie dat uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte een actieve bijdrage heeft geleverd en ook deelnemingshandelingen heeft verricht. Ten aanzien van feit 2 primair heeft de officier van justitie er op gewezen dat er slechts zeven minuten zitten tussen het wegnemen van de motorscooter en het bezit daarvan bij verdachte. Ten aanzien van feit 4 subsidiair heeft de officier van justitie uiteengezet dat de wijze van handelen, de omstandigheden waaronder het een en ander heeft plaatsgevonden en het aandeel van verdachte in het geheel, dat verdachte moet hebben geweten dat de koplampen van diefstal afkomstig waren. Tot slot heeft de officier van justitie ten aanzien van feit 5 subsidiair er op gewezen dat de verklaring van verdachte volstrekt onaannemelijk is.
5.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 1 ten laste gelegde. Uit het procesdossier volgt niet dat er sprake is van een samenwerkingsverband met een duurzaam karakter. Daarnaast kan niet worden vastgesteld dat verdachte in de berging is geweest, terwijl daar navigatiesystemen aanwezig waren, dan wel dat deze zichtbaar voor verdachte zijn geweest. Tot slot heeft verdachte een geloofwaardige verklaring afgelegd, inhoudende dat hij slechts enkele malen aan scooters heeft gesleuteld in de berging.
De raadsman heeft vervolgens vrijspraak bepleit van het onder feit 2 primair ten laste gelegde, waarbij naar voren is gebracht dat de wegnemingshandeling van de motorscooter niet aan verdachte kan worden gekoppeld. Ten aanzien van feit 3 heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsman heeft vervolgens vrijspraak bepleit van het onder feit 4 subsidiair ten laste gelegde. Uit het procesdossier volgt weliswaar dat verdachte koplampen naar binnen heeft gedragen bij de berging, van de woning [straatnaam 1] [nummeraanduiding 2] , maar er kan niet vastgesteld worden dat deze koplampen van misdrijf afkomstig waren.
Tot slot heeft de raadsman ook vrijspraak bepleit van het onder feit 5 subsidiair ten laste gelegde. Verdachte wist niet dat de sleutels gestolen waren, want het is een feit van algemene bekendheid dat je niet aan sleutels kan zien dat die gestolen zijn. Daarnaast had verdachte dit ook niet moeten vermoeden of hier onderzoek naar moeten doen, want aan een berging kan je niet zien dat deze onrechtmatig wordt gebruikt en aan de berging zelf was niet af te leiden bij welke woning deze behoorde.
5.3.
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1, feit 2 primair, feit 3, feit 4 subsidiair en feit 5 subsidiair
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring op grond van de volgende bewijsmiddelen en bewijsoverwegingen. De hieronder weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsmiddelen [1]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij een aantal keer in de berging is geweest, die hoort bij de woning aan de [straatnaam 1] [nummeraanduiding 2] te [woonplaats] . Verdachte heeft koplampen naar deze berging gebracht. Hij heeft de sleutel van de berging, die hoort bij de woning aan de [straatnaam 1] [nummeraanduiding 2] te [woonplaats] in zijn bezit gehad. Deze sleutel kreeg hij van een vriend en gaf hij weer door. Verdachte heeft zichzelf ook herkend op de foto op pagina 522 van het procesdossier van 2 november 2018 midden in de nacht. Hij heeft verklaard dat hij die nacht met een vriend naar de berging ging toen de motorscooter net kwam aanrijden. [2]
Op 28 november 2018 heeft [B] aangifte gedaan namens [naam instelling] :
‘Ik doe aangifte van diefstal sleutel van een woning, gelegen aan de [straatnaam 1] [nummeraanduiding 2] te [woonplaats] . [3] […] Op 8 oktober 2018 […] controleerde ik leegstaande woningen. Zo kwam ik bij de woning aan de [straatnaam 1] [nummeraanduiding 2] . Ik zag dat het sleutelkastje welke aan de deur hing, kapot was. Ik zag dat de sleutel van de voordeur van deze woning, weg was. […] Rond die tijd, begin oktober, ontdekte ik een soortgelijk incident op de [straatnaam 1] [nummeraanduiding 1] . Bij de [straatnaam 1] werd de berging onrechtmatig gebruikt door personen. Er stonden namelijk goederen in de berging die daar niet horen. Ik heb dit toen gemeld bij de politie. […] Toen ik de berging [
van [straatnaam 1] [nummeraanduiding 2] – aanvulling rechtbank] opende zag ik dat er goederen in de berging stonden.’ [4]
Verbalisant [verbalisant 1] verklaart als volgt:
‘Vanaf 9 oktober 2018 werden door de buurtbeheerder van woningbouwvereniging [naam instelling] , geheel vrijwillig, camerabeelden van de berging [straatnaam 1] [nummeraanduiding 1] afgegeven. Op die beelden zag ik dat meerdere personen, in soms dezelfde maar ook in verschillende samenstellingen en op verschillende data en tijdstippen, de berging bezochten. Ook zag ik op de ontvangen camerabeelden dat door die personen in berging [nummeraanduiding 1] goederen werden geplaatst. Uit onderzoek bleek later dat hierbij goederen zaten, die van diefstal afkomstig waren. [5] […]
Beelden 2 november 2018
Ik opende het videobestand en zag dat de beelden beginnen op het moment 18.50.24. Ik zag dat de deur van de gang van de berging geopend werd. Ik zag dat de door mij herkende [G] de gang van de berging inliep. Ik zag dat [G] voorop liep. Ik zag dat er achter [G] een jongen meeliep. Ik zag dat dit de door mij herkende [verdachte] was die achter hem aanliep. Ik zag dat [voornaam van G] met een sleutel de deur van de berging opende. Ik zag dat [voornaam van G] met een oranje [.] tas de berging uit liep. Ik zag dat zowel [G] als [verdachte] hierna de gang van de berging verlieten en uit beeld verdwenen. [6] […]
Beelden 24 november 2018
Omstreeks 21.08 uur, zag ik dat de door mij herkende [G] en [verdachte] in beeld kwamen. Ik zag dat [voornaam van G] naar de berging toeliep en de deur met een sleutel opende. Ik zag dat [verdachte] in het gangpad van de bergingen aan het urineren was en hierbij lachte. Ik zag dat beiden vervolgens de berging inliepen. Ik zag dat [verdachte] doorzichtige handschoenen aan had. Ik zag dat [voornaam van G] de berging met een sleutel afsloot. Ik zag dat beiden de gang van de berging verlieten. […]
Omstreeks 22.11 uur, zag ik dat door mij herkende [G] en [verdachte] de gang van de bergingen inliepen. Ik zag dat [voornaam van G] naar de berging toe liep en met een sleutel de berging opende. Vervolgens zag ik dat zij beiden de berging inliepen. Ik zag dat beiden zich omgekleed hadden en de berging uitliepen. Ik zag dat [G] een accuboormachine in zijn rechter hand vasthield. Ik zag dat [voornaam van G] op zijn hoofd een opgerolde muts droeg. Ik zag [voornaam van G] de berging afsloot. Ik zag dat beiden de gang van de bergingen verlieten. [7] […]
Omstreeks 22.46 uur, zag ik dat de door mij herkende [verdachte] alleen in beeld kwam. Ik zag dat [verdachte] een voorwerp onder de deur van de berging naar binnen schoof. Ik zag dat dit voorwerp op een tikhamer leek, van het merk lifehammer evolution. (Een lifehammer is een voorwerp welke een veermechanisme heeft en met kracht een glazen ruit kan openbreken). Ik zag daarna dat [verdachte] de gang van de berging uitliep. […]
Omstreeks 23.16 uur zag ik dat [verdachte] met een vooralsnog onbekend gebleven persoon in beeld kwam. Op de beelden zag ik dat [verdachte] met een sleutel de berging opende. Ik zag dat beiden de berging in liepen. Ik zag dat [verdachte] na een kort moment uit de berging liep. Ik zag dat [verdachte] een andere jas had aangetrokken. Ik zag dat [verdachte] de berging afsloot en dat beiden de gang van de berging verlieten. […]
Beelden 25 november 2018
Omstreeks 15.42 uur zag ik dat door mij herkende [G] , [J] en [verdachte] de gang van de berging inliepen. Ik zag vervolgens dat [verdachte] met een sleutel de berging probeerde te openen. Ik zag dat dit niet lukte. Ik zag dat [G] hierna met een andere sleutel de deur van de berging opende. Ik zag vervolgens dat zij alle drie de berging inliepen en kort hierna weer de berging uitliepen. Ik zag vervolgens dat [voornaam van G] geld uit zijn zak haalde en dit na telde. Ik zag dat [G] de deur van de berging afsloot. Ik zag dat zij allen de gang van de berging verlieten.’ [8]
Verbalisant [verbalisant 2] verklaart als volgt:
‘Naar aanleiding van het onderzoek naar het onrechtmatig gebruik van de bergingen, gelegen aan de [straatnaam 1] [nummeraanduiding 1] en de [straatnaam 1] [nummeraanduiding 2] , heb ik […] de beelden bekeken van de maand november van de berging behorende bij [straatnaam 1] [nummeraanduiding 2] te [woonplaats] . [9]
Vrijdag 2 november 2018
Die dag omstreeks 00:22 uur, komen [verdachte] , [F] en [I] in beeld. Te zien is dat zij een groene motorscooter binnen brengen. Deze motorscooter bleek 7 minuten geleden te zijn weggenomen vanuit een schuur aan de [straatnaam 2] te [woonplaats] . Te zien is dat deze gestolen motorscooter de flat in wordt gereden door [F] . Eenmaal beneden, voor de toegangsdeur van de bergingen, is te zien dat [F] en [verdachte] elkaar omhelzen. Ook is te zien dat er foto's van hen worden genomen bij deze motorscooter. Hierop wordt deze motorscooter door alle drie in de berging geplaatst en verdwijnen zij uit beeld.
Die dag omstreeks 18:51 uur, komen [verdachte] en [H] samen in beeld in de hal van de bergingen. [verdachte] opent de berging middels een sleutel en te zien is dat [H] twee plastic draagtassen vast heeft. Een van deze tassen is van de supermarkt [..] . Nadat beiden 40 minuten in de berging zijn gebleven, komen beiden weer in beeld in de hal van de bergingen. De deur wordt hierop afgesloten en beiden verdwijnen weer uit beeld.
Zaterdag 3 november 2018
Die dag omstreeks 14:41 uur, komen [E] en [verdachte] in beeld. Bij binnenkomst in de hal van de bergingen is te zien dat [achternaam van E en G] de sleutel van de deur welke toegang geeft tot de bergingen heeft geopend met een sleutel. Deze haalt hij uit het slot. Op dat moment passeert [verdachte] hem en is te zien dat [verdachte] ook in het bezit is van sleutels. [verdachte] opent namelijk de berging middels een sleutel, waarop beiden de berging in gaan. Na ongeveer 5 minuten verlaten beiden de berging weer. Te zien is dan dat [achternaam van E en G] een voorwerp vast heeft wat lijkt op een plastic houder voor een kentekenplaat van een motorfiets. Hierop sluit [verdachte] de berging middels een sleutel en verdwijnen beiden uit beeld.
Die dag omstreeks 16:38 uur, komen [verdachte] , [H] en een onbekend gebleven jongen in beeld. Na ongeveer 9 minuten is te zien dat de berging weer wordt
afgesloten en dat zij alle drie uit beeld verdwijnen.
Zondag 4 november 2018
Die dag omstreeks 13:35 uur, is te zien dat [verdachte] alleen in beeld komt. Hij opent de berging middels een sleutel, gaat hier naar binnen en komt kort hierop de berging weer uit. Hierop sluit hij de berging af en verdwijnt weer uit beeld.
Die dag omstreeks 14:02 uur, komen [verdachte] en [F] in beeld. [verdachte] opent de deur van de berging en [F] heeft op dat moment in zijn rechterhand een haakse slijper vast en in zijn linkerhand een slijpschijf. Na 11 minuten komen beiden de berging weer uit en is te zien dat zij een scooter de berging uit halen. Op dat moment is er te zien dat er geen kentekenplaat op de scooter zit. Deze scooter wordt door hen meegenomen en zij verdwijnen hierop uit beeld. [10]
Die dag omstreeks 14:33 uur, komen [verdachte] en [F] weer in beeld met de scooter. Zij rijden de scooter de berging in, [verdachte] sluit de berging af en beiden verdwijnen weer uit beeld.
Die dag omstreeks 15:19 uur, komen [verdachte] en [F] weer in beeld. Op dat moment is te zien dat [verdachte] een blauwe kentekenplaat vast heeft en dat [F] een schroevendraaier vast heeft. Beiden gaan de berging in en komen hier 10 minuten later
weer uit. Hierop verdwijnen beiden uit beeld.
Die dag omstreeks 21:19 uur, komen [verdachte] en [E] in beeld. [verdachte]
opent de berging middels een sleutel en beiden gaan hier naar binnen. Enkele momenten
later is te zien dat zij de scooter uit de berging halen. Nu is er te zien dat er een blauwe kentekenplaat op de scooter is bevestigd. Na 2 minuten is te zien dat [verdachte] en [achternaam van E en G] uit beeld verdwijnen met de scooter.
Die dag omstreeks 21:33 uur, komen [verdachte] en [achternaam van E en G] weer in beeld. [verdachte] opent de
toegangsdeur naar de kelderboxen en legt hier twee koplampunits op de grond. Hierop
is te zien dat hij deze koplampunits in de berging legt en dat hij daarna samen met
[achternaam van E en G] de scooter weer in de berging plaatst. Na drie minuten nadat beiden in beeld kwamen, vertrekken zij en verdwijnen weer uit beeld.
Maandag 5 november 2018
Die dag omstreeks 13:27 uur, komen [verdachte] , [H] en [G] in beeld. [verdachte] opent de berging en zij gaan hierop de berging binnen. Na ongeveer 4 minuten komen zij de berging weer uit en wordt de scooter door [verdachte] en [H] vastgepakt en naar buiten geduwd. Alle drie verdwijnen hierop met de scooter uit
beeld.
Die dag omstreeks 13:54 uur, komt [verdachte] weer in beeld. te zien is dat hij een kleine jerrycan in de hal van de bergingen op de grond zet en weer uit beeld verdwijnt. Enkele momenten later is te zien dat [G] en [verdachte] de scooter weer de hal van de bergingen in duwen en dat de scooter in de berging wordt geplaatst. Ook de jerrycan wordt in de berging geplaatst. [verdachte] sluit de berging weer af en beiden verdwijnen dan uit beeld.
Die dag omstreeks 16:14 uur, komen [verdachte] en [H] in beeld. Te zien is dat beiden de berging in gaan en kort hier na weer de berging uit komen. Beiden vertrekken hierop en nemen de jerrycan mee de berging uit.
Die dag omstreeks 16:21 uur, komt [verdachte] weer in beeld. Te zien is dat hij de jerrycan bij zich heeft, de berging opent en hier naar binnen gaat. Kort hierop komt hij de berging weer uit zonder jerrycan. [verdachte] sluit de berging af en verdwijnt weer uit beeld.
Die dag omstreeks 23:15 uur, komen [verdachte] en [E] weer in beeld. [verdachte] opent de berging middels een sleutel en te zien is dat [E] een soort houten plaat bij zich draagt. Deze zet hij tegen de wand van de bergingen aan. Hierop haalt [achternaam van E en G] de scooter uit de berging en plaatst deze in de hal van de bergingen. Hierop brengt hij het voorwerp wat lijkt op een vierkante houten plaat de berging in. Vervolgens wordt de berging afgesloten en verdwijnen beiden met de scooter uit beeld.
Die dag omstreeks 23:43 uur, komen [verdachte] en [E] weer in beeld met de scooter. Beiden plaatsen de scooter weer in de berging, waarop [achternaam van E en G] de
berging af sluit en de sleutel aan [verdachte] geeft. Hierop verdwijnen beiden uit beeld. [11]
Dinsdag 6 november 2018
Die dag omstreeks 13:17 uur, komen [verdachte] en [E] weer in beeld. [achternaam van E en G] draagt op dat moment een witte tas met het logo van vermoedelijk een apotheek. [verdachte] opent de berging middels de sleutel en beiden gaan de berging in. Na 22 minuten komen beiden de berging weer uit. Dan is te zien dat [achternaam van E en G] een wiel van vermoedelijk een scooter vast heeft. [verdachte] komt de berging uit, sluit af en beiden verdwijnen uit beeld.
Die dag omstreeks 14:44 uur, komen [verdachte] en [achternaam van E en G] weer in beeld. [achternaam van E en G] heeft op dat moment weer een wiel van vermoedelijk een scooter vast. Beiden gaan hierop de berging in en de deur van de berging wordt gesloten. Na ongeveer een half uur, is te zien dat de scooter door [achternaam van E en G] de berging uit wordt geduwd. Omstreeks 15:18 uur wordt de berging afgesloten en verdwijnen beiden met de scooter uit beeld.
Die dag omstreeks 15:35 uur, komen [verdachte] en [achternaam van E en G] weer met de scooter in beeld. De scooter wordt door hen weer in de berging gezet. Beiden gaan hierbij ook de berging in. Kort hierop komt [achternaam van E en G] weer de berging uit en heeft zijn witte tas van vermoedelijk een apotheek weer vast. [verdachte] komt de berging uit en dan is te zien dat hij in de berging een andere jas heeft aangetrokken. Tijdens het afsluiten van de berging komt er mogelijk een flatbewoner de hal van de bergingen in. Te zien is dat [verdachte] en [achternaam van E en G] deze man een hand schudden en dat zij een tijdje staan te praten. Na enkele minuten verdwijnen beiden uit beeld.
Die dag omstreeks 17:10 uur, komen [verdachte] en [E] weer in beeld. [verdachte] opent middels een sleutel de berging en beiden gaan de berging in. [achternaam van E en G] haalt op dat moment de scooter uit de berging en [verdachte] komt hierop met een andere jas aan de berging uit. Beiden verdwijnen hierop met de scooter uit beeld. […]
Die dag omstreeks 17:39 uur, komen [verdachte] , [E] en [I] met de scooter in beeld. Te zien is dat zij alle drie de berging in gaan en dat ook de scooter weer in de berging wordt gezet. Enkele momenten later komen zij alle drie de berging weer uit en is te zien dal [verdachte] weer van jas heeft gewisseld in de berging. De deur wordt hierop door [verdachte] afgesloten en hierop verdwijnen zij alle drie uit beeld. […]
Die dag omstreeks 21:34 uur, komen [verdachte] en [E] weer in beeld. Te zien is dat zij de scooter uit de berging halen en in de hal van de bergingen neer zetten. [verdachte] heeft in de berging een andere jas aangetrokken en plaatst vervolgens een kleine jerrycan in de ruimte van de buddyseat van de scooter. Vervolgens haalt [verdachte] een plastic draagtas van de [..] uit de berging. Hier zit kennelijk gereedschap in. Te zien is dat [verdachte] met gereedschap iets doet aan de linker onderzijde van de scooter en dat [achternaam van E en G] hem bij schijnt met de zaklampfunctie van zijn mobiele telefoon. Uiteindelijk gaan zij beiden met de scooter weg en verdwijnen uit beeld. [12]
Woensdag 7 november 2018
Die dag omstreeks 18:07 uur, komt [verdachte] in beeld. Hij opent de berging met een sleutel en gaat naar binnen. In de berging heeft hij kennelijk een andere jas aangetrokken. Te zien is dat hij gekleed in een andere jas de berging af sluit en uit beeld verdwijnt.
Maandag 12 november 2018
Die dag omstreeks 10:59 uur, komt [verdachte] weer in beeld. Hij opent de berging en gaat hier naar binnen. [I] is ook in beeld en blijft wachten bij de toegangsdeur tot de hal van de bergingen. Korte tijd later komt [verdachte] de berging weer uit, sluit deze af en verdwijnen beiden uit beeld.
Die dag omstreeks 15:16 uur, komt [verdachte] weer in beeld. Hij opent de berging, gaat hier naar binnen en komt even later met twee [.] tassen de berging uit. In elke [.] tas zit een koplampunit. Met deze tassen verdwijnt [verdachte] vervolgens uit beeld. Die dag omstreeks 15:47 uur, komt [verdachte] weer in beeld. Dit maal samen met een onbekend gebleven persoon. Te zien is dat beiden nu 1 plastic draagtas van [.] met daarin een koplampunit vast hebben. [verdachte] opent de berging en beiden gaan de berging in. Korte tijd later komen zij de berging weer uit, sluit [verdachte] deze af en verdwijnen ze uit beeld.
Woensdag 14 november 2018
Die dag omstreeks 15:58 uur, komt [verdachte] in beeld. Hij opent de berging middels de sleutel, gaat hier naar binnen en komt na ongeveer 10 seconden de berging weer uit. Hij sluit de berging af en verdwijnt weer uit beeld.
Zaterdag 17 november 2018
Die dag omstreeks 14:45 uur, komen [verdachte] en [F] in beeld. [verdachte] opent de berging en beiden gaan hier naar binnen. Korte tijd later komen beiden uit de berging, wordt deze afgesloten en verdwijnen beiden uit beeld.
Zondag 18 november 2018
Die dag omstreeks 20:19 uur, komen [verdachte] en [H] in beeld. Beiden
zijn kort in de berging en vertrekken daarna weer.
Dinsdag 20 november 2018
Die dag omstreeks 14:59 uur, komen [verdachte] en [H] weer in beeld. [verdachte] opent de berging middels de sleutel en beiden gaan hier naar binnen. Enkele momenten later komen beiden weer de berging uit. [H] neemt vanuit de berging een plastic draagtas van de [..] mee. [verdachte] sluit de berging af en beiden verdwijnen weer uit beeld.
Zondag 25 november 2018
Die dag omstreeks 15:27 uur, komen [verdachte] , [F] en [G]
in beeld. [verdachte] opent de berging middels de sleutel en zij gaan alle drie de berging in. Kort hierop komen zij de berging weer uit. Te zien is dat [achternaam van E en G] dan een voorwerp vast heeft wat op een spuitbus lijkt. [verdachte] sluit de berging af en zij verdwijnen uit beeld.
Donderdag 29 november 2018
Die dag omstreeks 20:10 uur, komt [verdachte] in beeld. Hij opent de berging, gaat de berging in en verlaat hierop de berging weer. Nadat de berging is afgesloten verdwijnt hij weer uit beeld. [13]
Vrijdag 30 november 2018
Die dag omstreeks 12:46 uur, komen [verdachte] en een onbekend gebleven jongen bij de berging in beeld. [verdachte] opent de berging en beiden gaan de berging in. Na ongeveer 10 minuten komen beiden de berging weer uit. [verdachte] sluit de berging af en beiden verdwijnen uit beeld.
Zaterdag 1 december 2018
Die dag omstreeks 12:34 uur, komen [verdachte] en een onbekend gebleven jongen bij de bergingen in beeld. [verdachte] opent de berging middels de sleutel en beiden gaan de berging in. Ongeveer drie minuten later komen beiden de berging uit, sluit [verdachte] de berging af en verdwijnen zij uit beeld.’ [14]
Verbalisant [verbalisant 2] verklaart als volgt:
‘Naar aanleiding van het onderzoek naar het onrechtmatig gebruik van de bergingen, gelegen aan de [straatnaam 1] [nummeraanduiding 1] en de [straatnaam 1] [nummeraanduiding 2] , heb ik […] de beelden bekeken van de maand december van deze beide bergingen. [15]
Overzicht personen op de beelden berging [straatnaam 1] [nummeraanduiding 1] , periode december 2018:
Dinsdag 4 december 2018
Die dag omstreeks 15:08 uur, komen [G] , [J] en [verdachte] in beeld. Zij blijven ongeveer 4 minuten in de berging en komen er dan weer uit. Vervolgens verdwijnen zij uit beeld. [16] […]
Overzicht personen op de beelden berging [straatnaam 1] [nummeraanduiding 2] , periode december 2018:
Dinsdag 11 december 2018
Die dag omstreeks 14:51 uur, komen [verdachte] en [H] in beeld. [verdachte] opent de berging waarop beiden de berging binnen gaan. Korte tijd later komen beiden weer de berging uit, waarop [H] de berging afsluit en beiden weer uit beeld verdwijnen.
Zondag 16 december 2018
Die dag omstreeks 13:26 uur, komen [verdachte] en [H] in beeld. Daar is te zien dat [H] een wit kleurig plastic tas vast heeft. [verdachte] opent de berging waarop beiden de berging binnen gaan. Na ongeveer 3 minuten komen beiden weer in beeld. De plastic tas is achter gelaten in de berging. [verdachte] sluit hierop de berging af waarop beiden uit beeld verdwijnen.
Die dag omstreeks 16:51 uur, komen [verdachte] en [H] weer in beeld. [verdachte] opent de berging waarop beiden de berging binnen gaan. Na ruim drie minuten komen beiden de berging weer uit, sluit [verdachte] de berging weer af en verdwijnen beiden [17]
uit beeld.
Maandag 17 december 2018
Die dag omstreeks 20:00 uur, komen [verdachte] en [H] in beeld. Op dat moment is te zien dat [H] een schoudertas met hengsel in zijn rechterhand vast heeft. Nadat [verdachte] de deur van de berging geopend heeft gaan beiden de berging binnen. Na ongeveer 3 minuten komen beiden de berging weer uit. De schoudertas is op dat moment in de berging achter gelaten. [verdachte] sluit hierop de berging weer af waarop beiden uit beeld verdwijnen.
Dinsdag 18 december 2018
Die dag omstreeks 11:36 uur, komen [verdachte] en [F] in beeld. [verdachte] opent de deur van de berging waarop beiden de berging binnen gaan. Na ongeveer anderhalve minuut komen beiden de berging weer uit. [verdachte] sluit de berging af waarop beiden weer uit beeld verdwijnen.’ [18]
Op 2 november 2018 heeft [slachtoffer 1] aangifte gedaan:
‘Ik doe aangifte van diefstal van mijn motorfiets, een Piaggio, type: SKR125, kleur: groen voorzien van kenteken [kenteken 1] . […] Op donderdag 1 november 2018, omstreeks 22:00 uur stond mijn motorfiets in een garagebox aan de [straatnaam 2] [nummeraanduiding 3] te [woonplaats] . [19] […] Op vrijdag 2 november 2018, omstreeks 00:15 uur hoorde ik een motor geluid. Ik herkende het geluid van mijn motorfiets. Vanuit mijn woonkamer, heb ik via het raam kunnen zien dat twee onbekende personen op mijn motorfiets wegreden in de richting van de [straatnaam 3] , gaande in de richting [straatnaam 4] . […] Verder zag ik een donker groene, personenauto wegrijden, achter de personen aan die met mijn motorfiets zijn weggereden. […] Op mijn motorfiets zaten twee jongens.’ [20]
Verbalisant [verbalisant 4] verklaart als volgt:
‘Naar aanleiding van de aangifte diefstal sleutel op de [straatnaam 1] [nummeraanduiding 2] te [woonplaats] waarbij sleutels van de woning en berging van genoemd adres zijn weggenomen, heeft de benadeelde partij in deze, beelden ter beschikking gesteld van het onrechtmatige gebruik van de berging behorende bij de woning [straatnaam 1] [nummeraanduiding 2] . Deze beelden zijn vrijwillig afgestaan door de benadeelde partij ten behoeve van het strafrechtelijk onderzoek. […] De benadeelde partij heeft aangeven dat het tijdstip op de camerabeelden niet overeenkomt met de daadwerkelijke tijd; de beelden lopen 18 minuten vóór. Gemakshalve heb ik in dit verbaal de tijdstippen aangehouden van de camerabeelden. Daar moet dus iedere keer 18 minuten van af getrokken worden.
Op de beschikbare camerabeelden, zag ik het volgende:
Vrijdag 2 november 2018, camerabeeld: [straatnaam 1]
Om 00.40 uur (00.22 uur daadwerkelijk) komen drie jongens de hal (entree) binnen. […] Jongen l loopt direct de trap op naar boven. De tweede jongen (hierna: jongen 2) die binnenkomt, duwt een groene motorscooter de hal van het complex in. De derde jongen (hierna: jongen 3) loopt achter de jongen 2 en de motorscooter aan, de hal binnen. Jongen 2 en jongen 3 lopen direct met de motorscooter naar de trap naar beneden en wachten vervolgens in de gang naar de bergingen. [21] […]
Op het moment dat jongen 2 en jongen 3 de motorscooter naar beneden tillen (de trap af) zijn delen van het kenteken van de motorscooter zichtbaar. Door de beelden frame voor frame te bekijken, kan ik met zekerheid vaststellen dat het om het kenteken [kenteken 1] gaat. Dit kenteken is afgegeven voor een groene Piaggio Skipper motorscooter.
Vrijdag 2 november 2018, camerabeeld: [straatnaam 1]
Jongen 2 en jongen 3 zetten de motorscooter om 00.40 uur in de gang naar de bergingen en omhelzen elkaar dan. Vervolgens praten en lachen zij met elkaar. Jongen 3 gaat vervolgens op de motorscooter zitten en jongen 2 neemt daarvan twee (2) foto's; één van de voorkant en één van de achterkant. Jongen 2 en jongen 3 bekijken vervolgens de motorscooter
wachtten op jongen 1. Jongen 1 komt en om 00.45 uur naar beneden en opent met een sleutel de tussendeur naar de bergingen. Jongen 1 en jongen 2 lopen de gang van de berging in en jongen 3 gaat op de motorscooter zitten en duwt de motorscooter naar achteren de gang van de berging in.
Vrijdag 2 november 2018, camerabeeld: [straatnaam 1]
Jongen 1 opent om 00.46 uur de berging [nummeraanduiding 2] met een sleutel. Jongen 3 duwt vervolgens de motorscooter in de berging. Jongen 2 staat daarbij te kijken. Om 00.47 sluit jongen 1 de berging door middel van 2 sloten af. Zij lopen vervolgens allemaal de gang van de berging uit, via de trap naar de hal (entree) van het complex. De motorscooter staat op dat moment in de berging [nummeraanduiding 2] .
Vrijdag 2 november 2018, camerabeeld: [straatnaam 1]
Om 00.47 uur verlaten jongen 1, jongen 2 en jongen 3 de hal en lopen naar buiten.’ [22]
Verbalisant [verbalisant 3] verklaart als volgt:
‘Na het bekijken van alle beelden en het instellen van een onderzoek kon worden vast gesteld dat de groene motorscooter, welke op 02 november 2018 omstreeks 00.15 uur en voorzien was van het kenteken [kenteken 1] , was weggenomen, omstreeks 00.22 uur […] navolgend door drie verdachten de centrale hal van de [straatnaam 1] [nummeraanduiding 2] werd
binnen gebracht. De drie verdachten zijn door mij en later door meerdere collega's
ambtshalve herkend als:
Verdachte 2: [verdachte] . [23] […]
Ook werd mij na het bekijken van de beelden duidelijk dat verdachte [F] en [verdachte] de motorscooter naar de kelderverdieping brachten. Die twee genoemde verdachten hielden zich met de motorscooter daar op en leken te wachten op verdachte [I] . Tijdens het wachten op [I] , omhelsden [F] en [verdachte] elkaar en werden op de gestolen motorscooter twee foto's genomen. Enkele ogenblikken later sloot [I] bij [F] en [verdachte] aan. [I] opende vervolgens berging [nummeraanduiding 2] en vervolgens werd de motorscooter door de verdachten in berging [nummeraanduiding 2] geplaatst. Vervolgens was op de beelden te zien dat [F] en [verdachte] het pand verlaten. [24] […]
Voorts bleek uit de bewegende beelden dat een aantal dagen later de gele kentekenplaat, [kenteken 1] , van de gestolen motorscooter was verwijderd en dat er een andere kentekenplaat, blauw van kleur, op die motorscooter was bevestigd. Die plaat was voorzien van het kenteken [kenteken 3] . Dat bleek uit het feit dat op de beelden te zien was dat meerdere personen de dagen na 2 november 2018 gebruik maakten van de gestolen motorscooter. Dat waren onder andere verdachte [F] en [verdachte] . Een aantal dagen na 2 november 2018 was namelijk de gestolen motorscooter te zien zonder kentekenplaat. Later was de gestolen motorscooter op de beelden te zien met het genoemde blauwe kenteken [kenteken 3] . De personen die vanaf 2 november 2018 tot en met 6 november 2018 gebruik maakten van de genoemde motorscooter zijn door mij en later door meerdere collega's ambtshalve herkend als: [verdachte] en [F] als voornoemd en [H] , [E] en [G] . Uit onderzoek bleek dat de genoemde vijf verdachten elkaar allemaal kennen en dagelijks in verschillende samenstellingen met elkaar contact hebben en met elkaar gezien worden.’ [25]
Verbalisant [verbalisant 3] verklaart als volgt:
Na aanleiding van de aangifte diefstal sleutels op de [straatnaam 1] [nummeraanduiding 2] te [woonplaats] (PL0900-2018356485-1) waarbij sleutels van de woning en berging van genoemd adres zijn weggenomen, heeft de benadeelde partij in deze, beelden ter beschikking gesteld van het onrechtmatige gebruik van de berging behorende bij de woning [straatnaam 1] [nummeraanduiding 2] . […]
Op donderdag 17 januari 2019 omstreeks 15:00 uur, ontving ik van collega [verbalisant 4] , een USB stick met daarop bewegende beelden afkomstig uit het genoemde flatgebouw. […]
Op dinsdag 6 november 2018 omstreeks 18:12 uur, is via een camera, welke zich in het portiek bevind, te zien dat er drie personen in beeld staan. Twee van deze personen herken ik als de mij ambtshalve bekende: [verdachte] […]. [26]
Later die dag, omstreeks 21:51 uur, zie ik dat [verdachte] en [achternaam van E en G] het portiek weer in komen lopen. Ik zag op deze beelden dat beiden nog hetzelfde gekleed waren. [verdachte] droeg echter zijn capuchon over zijn pet en [achternaam van E en G] droeg ook zijn capuchon. Bij [achternaam van E en G] was op de voorzijde van zijn capuchon, boven zijn ogen, een wit met rood embleem zichtbaar. Ik zag dat beiden na binnenkomst in het portiek direct het stenen trappetje naar beneden af liepen in de richting van de kelderboxen. Ik zag op beelden afkomstig van een camera welke bij de lift is bevestigd, dat [verdachte] de toegangsdeur tot de kelderboxen opende middels een sleutel. Nadat [verdachte] de toegangsdeur tot de kelderboxen had geopend, zag ik middels beelden van de camera welke zich in de hal van de kelderboxen bevind, dat [verdachte] en [achternaam van E en G] hier naar binnen liepen. Ik zag dat [verdachte] de berging middels een sleutel opende en dat uit deze kelderbox een groene scooter werd gehaald. Voorts is er te zien dat beiden uiteindelijk de scooter samen langs het stenen trappetje het portiek in duwen en dat beiden uit beeld verdwijnen omstreeks 21:58 uur.’ [27]
Verbalisant [verbalisant 4] verklaart als volgt:
‘Naar aanleiding van de aangifte diefstal sleutel op de [straatnaam 1] [nummeraanduiding 2] te [woonplaats] waarbij sleutels van de woning en berging van genoemd adres zijn weggenomen, heeft de benadeelde partij in deze, beelden ter beschikking gesteld van het onrechtmatige gebruik van de berging behorende bij de woning [straatnaam 1] [nummeraanduiding 2] . Deze beelden zijn vrijwillig afgestaan door de benadeelde partij ten behoeve van het strafrechtelijk onderzoek. […]
Op de beschikbare camerabeelden, zag ik het volgende:
Zondag 4 november 2018, camerabeeld: [straatnaam 1]
Om 21.39 uur (21.21 uur daadwerkelijk) komen de twee zojuist eerder binnen gekomen jongens vanuit de berging met een groene motorscooter via de trap omhoog naar de hal (entree). Eerder is vastgesteld dat de groene motorscooter de van diefstal afkomstige Piaggio Skipper motorscooter is, voorzien van het kenteken [kenteken 1] . [28]
Jongen 1 en jongen 2 verlaten om 21.40 uur de hal (entree) en stappen buiten op de motorscooter en rijden weg.
Zondag 4 november 2018, camerabeeld: [straatnaam 1]
Om 21.50 uur komen jongen 1 en jongen 2 weer terug in de hal (entree). Jongen 2 loopt voorop en komt als eerste de hal binnen. Ik zie dat hij onder beide armen koplampen van een voertuig draagt. Hiermee loopt hij de hal binnen, rechtstreeks de trap af naar de berging. Vervolgens komt jongen 1 met de motorscooter de hal binnen. Hij wacht op jongen 2 en vervolgens tillen ze samen de motorscooter naar beneden richting de berging.
Zondag 4 november 2018, camerabeeld: [straatnaam 1]
Jongen 2 loopt direct door naar de berging, waarvan de toegangsdeur naar de bergingen al open staat. Jongen 2 legt daar de koplampen neer en loopt terug naar jongen 1 in de hal om te helpen met de motorscooter.
Zondag 4 november 2018, camerabeeld: [straatnaam 1]
Jongen 2 komt binnen in de hal naar de bergingen en legt daar de koplampen voor de berging [nummeraanduiding 2] neer. Hij loopt vervolgens weer weg. Daarna komen jongen 1 en 2 met de motorscooter de hal van de bergingen in. Zij lachen zichtbaar. Jongen 2 opent de berging [nummeraanduiding 2] en beiden stallen de motorscooter en vervolgens de koplampen in de berging [nummeraanduiding 2] . Jongen 2 sluit daarna de berging [nummeraanduiding 2] . Beide jongens lopen het gebouw uit.’ [29]
Verbalisant [verbalisant 3] verklaart als volgt:
‘Op donderdag 17 januari 2019, omstreeks 15.15 uur werden mij, door collega [verbalisant 4] , bewegende beelden en de daarbij behorende foto's van de genoemd berging getoond. Collega [verbalisant 4] verzocht mij, indien ik personen op de beelden zou herkennen, daarvan proces-verbaal op te maken.
Na de eerst de beelden te hebben bekeken, bekeek ik vervolgens de foto's. [30] […]
Foto 1
In combinatie met de bewegende beelden zag ik op foto 1 een persoon afgebeeld staan die door mij ambtshalve werd herkend als: [E] .
Foto 2
In combinatie met de bewegende beelden zag ik op foto 2 een persoon afgebeeld staan die door mij ambtshalve werd herkend als: [verdachte] .
Foto 3
In combinatie met de bewegende beelden zag ik op foto 3 twee personen afgebeeld staan. Ik zag dat beide personen bezig waren om een bromfiets een trap op te krijgen. De achterste persoon, die de bromfiets van achteren duwde, werd door mij ambtshalve herkend als: [verdachte] . […]
Foto 4
Op foto 4 zag ik een persoon afgebeeld staan, die ik in combinatie met de bewegende
beelden en zijn kleding, ambtshalve herken als: [verdachte] .
Ik zag dat [verdachte] als voornoemd, onder zijn beide armen twee koplampen droeg.’ [31]
Ten aanzien van feit 3: diefstal benzine
Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte; [32]
- een proces-verbaal van aangifte van 7 november 2018 van [C] namens Tankstation [naam tankstation] , genummerd PL0900-2018320372-1, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland. [33]
Bewijsoverweging feit 1: criminele organisatie
Aan verdachte is onder feit 1 ten laste gelegd dat hij zich in de periode van 9 oktober 2018 tot en met 29 december 2018 schuldig heeft gemaakt aan deelname aan een criminele organisatie, die tot oogmerk had het plegen van verschillende soorten misdrijven, zoals opgesomd in de tenlastelegging.
De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling ter zake deelneming aan een criminele organisatie dient te worden vastgesteld dat sprake is geweest van een organisatie, dat die organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven en dat de verdachte aan die organisatie heeft deelgenomen. Voor een criminele organisatie moet er sprake zijn van een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en tenminste één andere persoon. [34] Niet is vereist dat komt vast te staan dat verdachte heeft samengewerkt, althans bekend is geweest met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is. Het oogmerk van de organisatie moet gericht zijn op het plegen van meer misdrijven, maar niet is vereist dat het plegen van misdrijven de voornaamste bestaansgrond van de organisatie is. Voor de deelneming is van belang dat betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en dat hij een aandeel heeft in, dan wel ondersteunt met gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. [35] Deelneming impliceert opzet, wat wil zeggen dat betrokkene in zijn algemeenheid weet (in de zin van onvoorwaardelijk opzet) dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. [36]
De rechtbank komt tot de conclusie dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, gericht op, kort gezegd, vermogensdelicten waaronder opzetheling en diefstal. Hiertoe wordt het volgende overwogen.
Uit de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen volgt naar het oordeel van de rechtbank dat sleutels van een leegstaande berging behorende bij een tweetal woningen aan de [straatnaam 1] zijn weggenomen van de rechtmatige eigenaar. Uit camerabeelden volgt dat een groep jongeren, waaronder verdachte, vervolgens in een periode van ongeveer tweeëneenhalve maand in wisselende samenstelling intensief gebruik heeft gemaakt van deze bergingen. Uit de camerabeelden volgt dat de jongeren met goederen de berging inlopen en zonder goederen vervolgens vertrekken. Uit het onderzoek is gebleken dat in deze bergingen gestolen goederen, zoals scooters, zijn opgeslagen. De groep heeft, in verschillende samenstellingen, op regelmatige basis vermogensdelicten gepleegd, zoals hierna ook besproken zal worden bij de overige aan verdachte ten laste gelegde feiten. Zij hebben een gestructureerd samenwerkingsverband gevormd waarbij ieder een eigen aandeel heeft gehad, dan wel ondersteunende gedragingen heeft verricht, die rechtstreeks verband hielden met de verwezenlijking van het oogmerk van die organisatie.
Het aandeel van verdachte blijkt uit het volgende. Uit bovenstaande camerabeelden van de berging behorende bij de woning aan de [straatnaam 1] [nummeraanduiding 2] volgt dat verdachte op negentien verschillende dagen is herkend, waarbij op drie dagen meer dan zes keer per dag. Daarnaast is verdachte ook meerdere keren herkend op de camerabeelden van de berging behorende bij de woning aan de [straatnaam 1] [nummeraanduiding 1] . De berging kan worden gezien als ontmoetingsplek, waarbij het een komen en gaan is van verdachte en zijn medeverdachten met gestolen scooters/bromfietsen en gestolen koplampen. Het is in de meeste gevallen verdachte die zichzelf en anderen met sleutels de toegang tot de berging van [straatnaam 1] [nummeraanduiding 2] verschaft, waarbij de rechtbank verwijst naar de beschrijving van de beelden van onder andere 2 tot en met 7 november 2018. Tot slot blijkt uit de camerabeelden dat verdachte op 2 november 2018 met medeverdachten een motorscooter, die zeven minuten eerder gestolen is, in de berging plaatst.
Hoewel deze omstandigheden schreeuwen om een uitleg, is een plausibele verklaring van verdachte hieromtrent uitgebleven. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij mee is gegaan naar de bergingen om aan een scooter te sleutelen. De rechtbank acht deze verklaring van verdachte voor zijn aanwezigheid in de bergingen niet aannemelijk geworden. Uit het dossier blijkt op geen enkele wijze dat verdachte in de bergingen aan het sleutelen is geweest aan scooters. Bovendien blijkt uit de beelden dat verdachte juist vaak kortstondig in de berging aanwezig was en vaak in de avond en nacht, hetgeen zich niet verhoudt met de verklaring van verdachte dat hij aan het sleutelen was aan scooters.
De rechtbank acht het bestaan van de criminele organisatie en, in samenhang bezien met de hierna bewezen verklaarde feiten, de deelname van verdachte daaraan bewezen voor de periode van 2 november 2018 tot 18 december 2018, nu over deze periode camerabeelden zijn gemaakt van de bergingen, waarop verdachte te zien is. De rechtbank acht bewezen dat de criminele organisatie waaraan verdachte deelnam zich bezig hield met de in de tenlastelegging genoemde vermogensfeiten. De rechtbank ziet onvoldoende bewijs voor het oordeel dat verdachte ook betrokken was bij een criminele organisatie die zich bezig hield met het plegen van brandstichtingen. Hiervan zal verdachte dan ook partieel worden vrijgesproken.
Bewijsoverweging feit 2 primair: diefstal motorfiets [kenteken 1]
De rechtbank stelt aan de hand van voornoemde bewijsmiddelen vast dat aangever [slachtoffer 1] aangifte heeft gedaan van diefstal van zijn scooter, welke heeft plaatsgevonden op 2 november 2018 omstreeks 00:15 uur. De rechtbank stelt vervolgens vast dat uit de camerabeelden volgt dat verdachte met medeverdachten zeven minuten ná deze diefstal, om 00:22 uur, met de scooter de hal binnen komt behorende bij de woning aan de [straatnaam 1] [nummeraanduiding 2] te [woonplaats] . Vervolgens volgt uit de camerabeelden dat de verdachten elkaar omhelzen. Een van de verdachten gaat op de motorfiets zitten en verdachte maakt een foto van hem.
De rechtbank acht de door verdachte gegeven verklaring dat zijn vrienden met deze motorfiets aankwamen, midden in de nacht, en dat verdachte niet doorhad dat deze gestolen was, volstrekt onaannemelijk.
Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen, het zeer korte tijdsbestek (zeven minuten) tussen de diefstal en het in bezit hebben van de scooter door verdachte en zijn medeverdachten en het ontbreken van een aannemelijke alternatieve verklaring, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met zijn medeverdachten degene is geweest die de diefstal hebben gepleegd.
Bewijsoverweging feit 4 subsidiair: heling koplampen
De rechtbank stelt aan de hand van voornoemde bewijsmiddelen vast dat verdachte op 4 november 2018 met zijn medeverdachte de gestolen motorscooter uit de berging haalt en hierop gezamenlijk vertrekken. De rechtbank stelt vervolgens vast dat verdachte met zijn medeverdachte binnen tien minuten terugkeren bij de berging om de gestolen motorscooter hier weer in te plaatsen. Verdachte heeft op dat moment koplampen vast. De rechtbank stelt tot slot vast dat deze koplampen met de gestolen motorscooter (door verdachte lachend) in de berging worden geplaatst en dat verdachte en zijn medeverdachte de berging verlaten.
Gelet op de aard van de goederen, te weten autokoplampen, welke veelvuldig worden gestolen, en de plek waar de goederen zijn aangetroffen, te weten verstopt in de bergingen die verdachte met anderen gebruikten voor het stallen van gestolen dan wel geheelde goederen, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat dit gestolen koplampen betreffen. De rechtbank concludeert dan ook dat verdachte op 4 november 2018 beschikte over een gestolen goed en hier geen aannemelijke verklaring voor heeft kunnen of willen geven. Dat verdachte door een vriend gevraagd zou zijn om koplampen in deze berging te plaatsen acht de rechtbank gelet op het korte tijdsbestek onaannemelijk en niet verifieerbaar nu verdachte van deze vriend geen naam heeft kunnen of willen noemen. De rechtbank betrekt hierbij voormeld oordeel over de criminele organisatie waartoe verdachte behoorde en waarbij de bergingen een belangrijke rol speelden, alsmede dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte een gestolen scooter in de berging plaatste. Verdachte heeft door aldus te handelen geweten dat de koplampen uit misdrijf afkomstig waren, dan wel op zijn minst bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat deze uit misdrijf afkomstig waren. De rechtbank acht dan ook, gelet op de feiten en omstandigheden die rondom de berging zijn geconstateerd, in onderlinge samenhang bezien, bewezen dat verdachte zich samen met zijn medeverdachte heeft schuldig gemaakt aan opzetheling van de koplampen.
Bewijsoverweging feit 5 subsidiair: heling sleutels
De rechtbank stelt aan de hand van voormelde bewijsmiddelen vast dat [B] namens [naam instelling] aangifte heeft gedaan van diefstal van sleutels, waaronder de sleutel van de berging behorende bij een leegstaande woning aan de [straatnaam 1] [nummeraanduiding 2] te [woonplaats] . Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de sleutels van een vriend had gekregen, van wie hij de naam niet wil noemen, en dat deze sleutel werd doorgegeven.
De verklaring van verdachte dat hij niet doorhad dat de sleutels van misdrijf afkomstig waren acht de rechtbank volstrekt onaannemelijk, nu uit voorgaande bewezenverklaarde feiten volgt dat verdachte hier op bijna twintig verschillende dagen waar te nemen is en gestolen goederen in deze berging plaatst.
Tegen deze achtergrond en mede gelet op hetgeen hiervoor onder feit 1 is overwogen ten aanzien van verdachtes deelname aan een criminele organisatie, waarbij de berging een belangrijke rol speelde, is de rechtbank van oordeel dat verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de sleutels op zijn minst bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat deze uit misdrijf afkomstig waren, hetgeen ook daadwerkelijk het geval bleek te zijn. De rechtbank acht dan ook, gelet op de feiten en omstandigheden die rondom de berging zijn geconstateerd, in onderlinge samenhang bezien, bewezen dat verdachte zich samen met medeverdachten heeft schuldig gemaakt aan opzetheling van de sleutels.
Voor wat betreft de periode waarin het onder feit 5 subsidiair ten laste gelegde is begaan, sluit de rechtbank aan bij hetgeen hiervoor onder feit 1 ten aanzien van de periode is overwogen.

6.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Onder parketnummer 16/026358-19
Feit 1
in de periode van 2 november 2018 tot en met 18 december 2018 te Utrecht heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten het plegen van diefstallen al dan niet met braak van scooters/bromfietsen en het plegen van heling van scooters/bromfietsen en/of onderdelen van scooters/bromfietsen;
Feit 2 primair
omstreeks 1 november 2018 te Utrecht tezamen en in vereniging met anderen, een scooter (merk: Piaggio, kleur: groen, kenteken: [kenteken 1] ), die toebehoorde aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Feit 3
op 6 november 2018 te Utrecht tezamen en in vereniging met een ander, 11,37 liter benzine ter waarde van 18,06 euro, toebehorende aan Tankstation [naam tankstation] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Feit 4 subsidiair
in de periode van 4 november 2018 tot en met 5 november 2018 te Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander, koplampen voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededader ten tijde het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
Feit 5 subsidiair
in de periode van 2 november 2018 tot en met 18 december 2018 te Utrecht, tezamen en in vereniging met anderen, een sleutel voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die sleutel, wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

7.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Onder parketnummer 16/026358-19
feit 1:deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
feit 2 primair en feit 3:telkens: diefstal door twee of meer verenigde personen;
feit 4 subsidiair en feit 5 subsidiair:telkens: medeplegen van opzetheling.

8.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Over verdachte is het volgende Pro Justitia rapportage opgemaakt een psychologisch rapport van 4 april 2019, opgesteld door J.S.H. Stolk, GZ-psycholoog.
Uit het psychologisch onderzoek is naar voren gekomen dat bij verdachte geen sprake is van verminderde toerekenbaarheid ten aanzien van de feiten.
De rechtbank neemt de conclusies van de psychiater en de psycholoog over en maakt deze tot de hare. Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.OPLEGGING VAN STRAF

9.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte te veroordelen tot:
- 150 dagen jeugddetentie, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 147 voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met als (bijzondere) voorwaarden: een meldplicht, de maatregel Toezicht en Begeleiding (waaronder de eerste zes maanden ITB Criem), en de verplichting om mee te werken aan het verkrijgen en behouden van een zinvolle dagbesteding (waaronder schoolgang);
- een onvoorwaardelijke taakstraf, bestaande uit een werkstraf, van 150 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 75 dagen hechtenis.
9.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, een deels voorwaardelijke taakstraf, bestaande uit een werkstraf passend zou zijn, waarbij de begeleiding en het toezicht via de jeugdreclassering loopt.
9.3.
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst en omstandigheden van de feiten
Verdachte heeft in enkele maanden tijd maar liefst vijf strafbare feiten gepleegd, waaronder deelname aan een criminele organisatie. Verdachte heeft zich met andere deelnemers van de criminele organisatie schuldig gemaakt aan diefstal en heling. Deze criminele organisatie is daarbij zeer geraffineerd te werk gegaan door gebruik te maken van leegstaande bergingen als uitvalsbasis en als opslagplaats voor gestolen spullen.
Diefstal en heling zijn misdrijven die voor de benadeelden veel overlast en financiële schade veroorzaken. Verdachte heeft geen blijk gegeven van respect voor de belangen van anderen en het eigendomsrecht van de benadeelden in het bijzonder. Op de schaal waarop deze misdrijven door verdachte samen met anderen zijn gepleegd, is bovendien voor veel overlast en ergernis in de wijk gezorgd. Dit alles rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Op zitting heeft verdachte verklaard dat hij – op de benzinediefstal na – niet echt bewust was van zijn strafbare handelen: hij zou vooral naïef zijn geweest en dingen hebben gedaan op verzoek van vrienden of kennissen. Verdachte probeert zo zijn rol kleiner te maken dan dat die naar het oordeel van de rechtbank is, en hij heeft dus geen volledige verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen. Verder heeft de rechtbank niet de indruk dat verdachte veel spijt heeft van wat hij heeft gedaan.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank kennis genomen van een uittreksel justitiële documentatie over verdachte van 29 mei 2019.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- een psychologisch rapport van 4 april 2019, opgesteld door J.S.H. Stolk, GZ-psycholoog;
- een uitgebreid advies van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna ook: de Raad) van 3 juli 2019, opgesteld door [D] , raadsonderzoeker;
- een rapportage van Samen Veilig Midden-Nederland van 6 mei en 5 juli 2019, opgesteld door [A] .
Uit het psychologisch onderzoek is naar voren gekomen dat bij verdachte sprake zou kunnen zijn van zwakbegaafdheid. Niettemin functioneren de adaptieve functies van verdachte voldoende en is geen sprake van verminderde toerekenbaarheid ten aanzien van de feiten. In het geval dat verdachte wordt veroordeeld, adviseert de psycholoog om hem een (deels) voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met daarbij als bijzondere voorwaarde (zo lang mogelijke) begeleiding door de jeugdreclassering waarbij verdachte de aanwijzingen van de jeugdreclassering dient op te volgen.
In het raadsrapport wordt over verdachte opgemerkt dat hij een dubbel beeld laat zien. Thuis en op school kan hij zich goed gedragen, maar daarbuiten lijkt dat minder het geval te zijn. Nu de hulpverlening op gang is gekomen, laat verdachte een positieve indruk achter. In het geval dat verdachte wordt veroordeeld, adviseert de Raad hem een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met als bijzondere voorwaarden: reclasseringstoezicht, waaronder medewerking verlenen aan huisbezoeken, een contactverbod met de medeverdachten, naar school gaan volgens het lesrooster, en de opdracht aan Samen Veilig Midden Nederland om Toezicht en Begeleiding te bieden in het kader van een ITB-plus traject.
Uit de rapportage van Samen Veilig volgt dat verdachte tijdens de schorsing goed heeft meegewerkt aan de maatregel Toezicht en Begeleiding met elektronische controle. Er blijven zorgen bestaan over de vrienden van verdachte en de mogelijke negatieve invloed die zij op hem hebben. Indien verdachte wordt veroordeeld, adviseert Samen Veilig hem een deels voorwaardelijke werkstraf op te leggen, gekoppeld aan begeleiding vanuit de maatregel Toezicht en Begeleiding. Tijdens de zitting heeft mevrouw [A] van Samen Veilig toegelicht dat in het rapport van de Raad waarschijnlijk een typefout zit, aangezien verdachte een ITB-Criem traject volgt en de ITB-plus variant niet meer bestaat. Verder heeft zij toegelicht dat het wenselijk zou zijn dat het ITB-Criem-traject met nog zes maanden wordt verlengd.
De strafoplegging
Alles afwegende acht de rechtbank een geheel voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van vijf maanden passend en geboden. Met deze voorwaardelijke straf wordt beoogd verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank zal naast de algemene voorwaarden, de door de officier van justitie geëiste bijzondere voorwaarden opleggen. Deze voorwaarden zijn ervoor bedoeld om verdachte te begeleiden in de toekomst. Verder acht de rechtbank een onvoorwaardelijke taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van 150 uur, met aftrek van voorarrest, passend. Verdachte ervaart dan direct de consequenties van zijn (strafbare) handelen.
Nu verdachte geen onvoorwaardelijke jeugddetentie wordt opgelegd, zal de rechtbank het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.
10. BENADEELDE PARTIJ
Onder parketnummer 16/026358-19 feit 2 primair
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 396,53. Dit bedrag bestaat uit € 246,53 materiële schade en € 150,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 2 primair ten laste gelegde feit.
10.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de vordering geheel toewijsbaar, te vermeerderen met de wettelijke rente. De officier van justitie vordert het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel.
10.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de benadeelde partij eveneens niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering voor zover het de immateriële schade betreft, aangezien de benadeelde partij zelf al aangeeft dat er geen passende jurisprudentie is gevonden en dus de vordering onvoldoende onderbouwd is.
10.3.
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder feit 5 primair bewezen verklaarde rechtstreeks schade heeft geleden. De materiële schadeposten reis- en parkeerkosten (€ 11,58), kettingslot (€ 84,95) en het restant van de scooter kosten (€ 150,-) van in totaal € 246,53 komen voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal daarom de vordering tot het bedrag van € 246,53 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 november 2018 tot de dag van volledige betaling.
Immateriële schade
In zijn algemeenheid overweegt de rechtbank dat in beginsel alleen recht op immateriële schadevergoeding (ook wel smartengeld genoemd) bestaat bij lichamelijk letsel, aantasting in eer en goede naam of als een benadeelde partij op andere wijze in zijn persoon is aangetast.
Uit de rechtspraak kan worden afgeleid dat van ‘aantasting van de persoon op andere wijze’ als bedoeld in art. 6:106 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek sprake kan zijn indien het handelen van de verdachte bij de benadeelde partij heeft geleid tot 1) geestelijk letsel of 2) tot een diepe inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, de persoonlijke integriteit of op een fundamenteel recht. Uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat het om meer moet gaan dan alleen psychisch onbehagen. Het bestaan van geestelijk letsel als gevolg van een persoonsaantasting zal in rechte moeten worden vastgesteld, hetgeen in het algemeen slechts het geval zal zijn indien sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld.
De benadeelde partij vraagt € 150,- immateriële schadevergoeding wegens gevoelens van angst en onveiligheid. Niet blijkt dat de benadeelde partij lijdt aan een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. Voorgaande maakt dat de vordering onvoldoende is onderbouwd om voor toewijzing in aanmerking te komen. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom niet ontvankelijk verklaren in de vordering. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 1] aan verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 246,53 te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 november 2018 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting niet worden aangevuld met 1 dag jeugddetentie, hetgeen niet afdoet aan de betalingsverplichting.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 47, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 140, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder parketnummer 16/026358-19 feit 4 primair en feit 5 primair én het onder parketnummer 16/244733-18 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder parketnummer 16/026358-19 feit 1, 2 primair, feit 3, feit 4 subsidiair en feit 5 subsidiair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder parketnummer 16/026358-19 feit 1, 2 primair, feit 3, feit 4 subsidiair en feit 5 subsidiair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 7 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentie van 5 (vijf) maanden;
- bepaalt dat de jeugddetentie niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van
2(
twee) jaren vast;
- als algemene voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte;
* zich in het kader van de maatregel van Toezicht en Begeleiding, waarvan de eerste zes maanden vanaf 26 juli 2019 zullen bestaan uit de maatregel ITB-Criem, binnen vijf dagen na onherroepelijk worden van dit vonnis meldt bij de jeugdreclassering Samen Veilig Midden-Nederland en zich daarna gedurende een door de jeugdreclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen dient te blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zo lang die instelling dat noodzakelijk acht;
* mee zal werken aan het vinden van een passende dagbesteding, waaronder schoolgang valt, ter beoordeling van de jeugdreclassering;
- waarbij Samen Veilig Midden-Nederland opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een werkstraf, van
150 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door
75 dagen jeugddetentie;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag;
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Onder parketnummer 16/026358-19 feit 2 primair
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
- wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 246,53 (bestaande uit
materiële schade);
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 november 2018 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- verklaart [slachtoffer 1] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 246,53 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 november 2018 tot de dag de algehele voldoening, die bij niet betaling niet wordt aangevuld met 1 dag jeugddetentie, hetgeen niet afdoet aan de betalingsverplichting;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.S.K. Fung Fen Chung, voorzitter, mrs. H.A. Gerritse, kinderrechter, en P.M. Leijten, rechter, in tegenwoordigheid van mr. F.H. Batavier, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 juli 2019.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan [verdachte] is ten laste gelegd dat:
Onder parketnummer 16/026358-19
Feit 1
hij in of omstreeks de periode van 9 oktober 2018 tot en met 29 december 2018 te Utrecht, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van één of meerdere natuurlijke personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten het plegen van (auto)brandstichtingen
en/ of het plegen van diefstallen al dan niet met braak/verbreking van scooters/bromfietsen en/ of navigatiesystemen en/of display's en/of het plegen van heling van scooters/bromfietsen en/ of onderdelen van scooters/bromfietsen en/ of navigatiesystemen en/of display's, in ieder
geval het plegen van vermogensdelicten;
( art 140 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
Feit 2
hij op of omstreeks 1 november 2018 te Utrecht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (motor)scooter (merk: Piaggio, kleur: groen, kenteken: [kenteken 1] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/ of zijn
mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/ sub 4 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2018 tot en met 29 december 2018 te Utrecht, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed, te weten een scooter (merk: Piaggio, kleur: groen, kenteken: [kenteken 1] ) heeft verworven, voorhanden gehad en/ of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
( art 416 lid 1 ahf/ ond a Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1Wetboek van Strafrecht )
Feit 3
hij op of omstreeks 6 november 2018 te Utrecht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, 11,37 liter benzine althans een hoeveelheid brandstof (ter waarde van 18,06 euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte
en/ of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan Tankstation [naam tankstation] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht )
Feit 4
hij in of omstreeks de periode van 4 november 2018 tot en met 5 november 2018 te Utrecht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meerdere koplampen (horende bij een auto, te weten: merk: Volvo, kleur: grijs, kenteken: [kenteken 2] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/ of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/ of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen koplampen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/ of inklimming;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/ sub 5 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 4 november 2018 tot en met 5 november 2018 te Utrecht, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed, te weten een of meerdere koplampen (horende bij een auto, te weten: merk: Volvo, kleur: grijs, kenteken: [kenteken 2] ) heeft verworven, voorhanden gehad en/ of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
( art 416 lid 1 ahf/ ond a Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/ sub 1 Wetboek van Strafrecht )
Feit 5
hij in of omstreeks de periode van 22 februari 2018 tot en met 8 oktober 2018 te Utrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen aan de
[straatnaam 1] [nummeraanduiding 2] ) een sleutelbos, althans een of meerdere sleutel(s), althans een goed, geheel of ten dele toebehorende aan Stichting [naam instelling] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/ of zijn mededader(s), heeft weggenomen en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/ of die/ dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (uit een geforceerd sleutelkastje) weggenomen huissleutel van die woning;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 22 februari 2018 tot en met 29 december 2018 te Utrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een sleutelbos, althans een of meerdere sleutel(s), in elk geval een of meerdere goed(eren), heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/ of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die sleutelbos, althans die sleutel(s), althans dat/die
goed(eren), wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
( art 416 lid 1 ahf/ ond a Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
Onder parketnummer 16/244733-18
hij op of omstreeks 6 november 2018 te Utrecht, een (motor)scooter, althans enig goed, heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
( art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht )( art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht )
( art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 4 februari 2019, genummerd PL0900-2019004575 Z, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 552, en een aanvullend proces-verbaal van bevindingen van 13 maart 2019, PL0900-2018321715-56, doorgenummerd vanaf 553 tot en met 569. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.De verklaring van verdachte ter terechtzitting op 12 juli 2019.
3.Proces-verbaal van aangifte van [B] van 12 december 2018, p. 480.
4.Proces-verbaal van aangifte van [B] van 12 december 2018, p. 481.
5.Proces-verbaal van bevindingen van 25 december 2018, p. 20.
6.Proces-verbaal van bevindingen van 25 december 2018, p. 26.
7.Proces-verbaal van bevindingen van 25 december 2018, p. 32.
8.Proces-verbaal van bevindingen van 25 december 2018, p. 33.
9.Proces-verbaal van bevindingen van 14 februari 2019, p. 553.
10.Proces-verbaal van bevindingen van 14 februari 2019, p. 554.
11.Proces-verbaal van bevindingen van 14 februari 2019, p. 555.
12.Proces-verbaal van bevindingen van 14 februari 2019, p. 556.
13.Proces-verbaal van bevindingen van 14 februari 2019, p. 557.
14.Proces-verbaal van bevindingen van 14 februari 2019, p. 558.
15.Proces-verbaal van bevindingen van 3 februari 2019, p. 484.
16.Proces-verbaal van bevindingen van 3 februari 2019, p. 486.
17.Proces-verbaal van bevindingen van 3 februari 2019, p. 491.
18.Proces-verbaal van bevindingen van 3 februari 2019, p. 492.
19.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 2 november 2018, p. 165.
20.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 2 november 2018, p. 166.
21.Proces-verbaal van bevindingen 16 januari 2019, p. 162.
22.Proces-verbaal van bevindingen 16 januari 2019, p. 163.
23.Proces-verbaal van bevindingen 20 januari 2019, p. 121.
24.Proces-verbaal van bevindingen 20 januari 2019, p. 122.
25.Proces-verbaal van bevindingen 20 januari 2019, p. 123.
26.Proces-verbaal van bevindingen 17 januari 2019, p. 364.
27.Proces-verbaal van bevindingen 17 januari 2019, p. 365.
28.Proces-verbaal van bevindingen 16 januari 2019, p. 262.
29.Proces-verbaal van bevindingen 16 januari 2019, p. 263.
30.Proces-verbaal van bevindingen van 17 januari 2019, p. 251.
31.Proces-verbaal van bevindingen van 17 januari 2019, p. 252.
32.De verklaring van verdachte ter terechtzitting op 12 juli 2019.
33.Pagina’s 278 tot en met 280.
34.HR 26 oktober 1993, ECLI:NL:HR:1993:AD1974, NJ 1994/161.
35.HR 3 juli 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW5132.
36.HR 8 oktober 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE5651.