ECLI:NL:RBMNE:2019:3410

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 maart 2019
Publicatiedatum
24 juli 2019
Zaaknummer
700636-12
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mensenhandel, hennepteelt en wapenbezit met betrokkenheid in criminele organisatie

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 27 maart 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensenhandel, hennepteelt, wapenbezit en deelname aan een criminele organisatie. De verdachte, eigenaar van het makelaarskantoor [bedrijf 1], heeft gedurende een periode van meer dan drie jaar woningen en GBA-adressen geregeld voor mensenhandelaren en hun slachtoffers. Dit heeft bijgedragen aan de uitbuiting van kwetsbare vrouwen die gedwongen in de prostitutie werkten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk voordeel heeft getrokken uit deze uitbuitingssituatie door huurcontracten te verstrekken en administratieve ondersteuning te bieden aan de slachtoffers. Daarnaast is de verdachte betrokken geweest bij de grootschalige teelt van hennep in verschillende panden, waarbij hij samen met anderen handelde in strijd met de Opiumwet. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte een vuurwapen en munitie voorhanden heeft gehad, evenals een stroomstootwapen en een ploertendoder. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 jaar, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij Stedin niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte van het onder 3 ten laste gelegde is vrijgesproken. De rechtbank heeft de overschrijding van de redelijke termijn in de behandeling van de zaak meegewogen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/700636-12 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 27 maart 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1973] te [geboorteplaats] (Turkije),
adres: [adres] , [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de (pro forma en/of regie) terechtzittingen van 23 juli 2013, 5 november 2013, 10 december 2013, 25 februari 2014 en 16 september 2014 te Utrecht en op de (regie) terechtzittingen van 5 februari 2018, 7 februari 2018, 27 juni 2018, 3 september 2018 en 11 december 2018 te Lelystad.
De inhoudelijke behandeling heeft plaatsgevonden op de terechtzittingen van 11, 12, 13 en 14 februari 2019 te Lelystad.
Het onderzoek is gesloten op de terechtzitting van 13 maart 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van het Openbaar Ministerie, vertegenwoordigd door mr. D.M.A. van der Zwan en mr. E.M. van der Burg en van hetgeen verdachte en mr. S.F.J. Smeets, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting van 5 november 2013 en op de zitting van 11 februari 2019 gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: in de periode van 1 januari 2010 tot en met 9 april 2013 te Utrecht, Almere of elders in Nederland, samen met anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de (seksuele) uitbuiting van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] ;
Feit 2: in de periode van 5 november 2012 tot en met 17 juli 2013 op meerdere plaatsen in Nederland, samen met anderen, althans alleen (telkens) opzettelijk (grote hoeveelheden) hennepplanten heeft geteeld, bereid, bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, te weten:
- in de periode van 1 maart 2013 tot en met 18 maart 2013 in een pand aan de [adres] te [woonplaats] , (ongeveer) 1368 hennepplanten;
- in de periode van 15 november 2012 tot en met 17 januari 2013 in een pand aan [adres] te [woonplaats] , (ongeveer) 516 hennepplanten;
- in de periode van 15 november 2012 tot en met 10 januari 2013 in een pand aan de [adres] te [woonplaats] , gemeente Utrecht, (ongeveer) 360 hennepplanten;
- in de periode van 5 februari 2013 tot en met 14 maart 2013 te [woonplaats] of [woonplaats] in een pand aan het [adres] , grote hoeveelheden hennepplanten of delen daarvan;
- in de periode van 21 februari 2013 tot en met 28 maart 2013 in een pand aan de [adres] te [woonplaats] , (ongeveer) 376 hennepplanten;
- in de periode van 5 november 2012 tot en met 4 april 2013 in een pand aan de [adres] te [woonplaats] , (ongeveer) 572 hennepplanten;
- in de periode van 28 december 2012 tot en met 18 april 2013 in een pand aan de [adres] te [woonplaats] , een groot aantal hennepplanten of delen daarvan;
- in de periode van 4 oktober 2012 tot en met 17 juli 2013 in een pand aan de [adres] , (ongeveer) 559 hennepplanten;
in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal
bevattende hennep.
Feit 3: in de periode van 5 november 2012 tot en met 17 juli 2013 op meerdere plaatsen in Nederland, samen met anderen, althans alleen (telkens) door middel van braak of verbreking, een grote hoeveelheid elektriciteit/stroom/energie van Stedin of Liander heeft gestolen, te weten:
- in de periode van 1 maart 2013 tot en met 18 maart 2013 in een pand aan de [adres] te [woonplaats] ;
- in de periode van 15 november 2012 tot en met 17 januari 2013 in een pand aan [adres] te [woonplaats] ;
- in de periode van 15 november 2012 tot en met 10 januari 2013 in een pand aan de [adres] te [woonplaats] , gemeente Utrecht;
- in de periode van 21 februari 2013 tot en met 28 maart 2013 in een pand aan de [adres] te [woonplaats] ;
- in de periode van 5 november 2012 tot en met 4 april 2013 in een pand aan de [adres] te [woonplaats] ;
- in de periode van 4 oktober 2012 tot en met 17 juli 2013 in een pand aan de [adres] .
Feit 4
primair:
in de periode van 15 september 2012 tot en met 4 oktober 2012 te Utrecht
en/of Waalwijk, in elk geval Nederland en/of Polen, samen met anderen, althans alleen, opzettelijk 108 gram cocaïne buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht.
subsidiair:
in de periode van 15 september 2012 tot en met 4 oktober 2012 te Utrecht
en/of Waalwijk, in elk geval Nederland, samen met anderen, althans alleen, opzettelijk ongeveer 108 gram cocaïne heeft verkocht, afgeleverd, verstrekt of vervoerd
Feit 5
primair:
in de periode van 15 september 2012 tot en met 4 oktober 2012 te Utrecht
en/of Waalwijk, in elk geval Nederland en/of Polen, samen met anderen, althans alleen, opzettelijk ongeveer 9148 gram hennep buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht.
subsidiair:
in de periode van 15 september 2012 tot en met 4 oktober 2012 te Utrecht
en/of Waalwijk, in elk geval Nederland, samen met anderen, althans alleen, opzettelijk ongeveer 9148 gram hennep heeft verkocht, afgeleverd, verstrekt of vervoerd.
Feit 6: op 9 april 2013, samen met een anderen, althans alleen:
- te Almere een vuurwapen en 64, althans één of meer patronen (categorie III) en/of
- te Utrecht 148, althans één of meer patronen (categorie III) en/of
- te Utrecht een stroomstootwapen (categorie II onder 5),
voorhanden heeft gehad.
Feit 7: op 9 april 2013 te Utrecht samen met anderen, althans alleen, een ploertendoder (categorie 1 onder 1 of 3) voorhanden heeft gehad;
Feit 8: in de periode van 1 september 2012 tot en met 12 februari 2013 te Utrecht, samen met anderen, althans alleen, opzettelijk gebruik heeft gemaakt en/of doen opmaken van een valse of vervalste werkgeversverklaring en/of salarisspecificatie, afgegeven door of namens het bedrijf [bedrijf 1] .
Feit 9: in de periode van 1 januari 2010 tot en met 9 april 2013 te Utrecht en/of elders in Nederland heeft deelgenomen aan een criminele organisatie.

3.VOORVRAGEN

3.1.
De ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
3.1.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in de vervolging van verdachte. Hoewel er sprake is van een schending van de redelijke termijn kan niet gezegd worden dat er een bewuste grove veronachtzaming van de rechten van de verdediging heeft plaatsgevonden, waardoor het recht op een eerlijk proces is aangetast. Bovendien heeft de Hoge Raad bepaald dat een overschrijding van de redelijke termijn niet kan leiden tot niet-ontvankelijkheid, maar hooguit tot strafvermindering.
Ook het gelijkheidsbeginsel staat in deze zaak niet in de weg aan de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie. Het feit dat er niet eerder vervolging zou zijn ingesteld tegen verhuurders van woonruimten betekent niet dat het Openbaar Ministerie hier niet toe over mag gaan. Indien de raadsman bedoelt te zeggen dat ook andere makelaars vervolgd hadden moeten worden verwijst de officier van justitie naar een uitspraak van de Hoge Raad van 11 februari 2014, waarin de Hoge Raad overwoog dat het enkele niet vervolgen van alle op zee aangehouden piraten niet leidt tot niet-ontvankelijkheid. Ook het (nog) niet vervolgen van andere verdachten in de zaak kan niet leiden tot niet-ontvankelijkheid.
3.1.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging van verdachte, omdat in deze zaak sprake is van een extreme schending van de redelijke termijn, waardoor verdachte ernstig in zijn belangen is geschaad, zoals bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. Het op de plank laten liggen van deze zaak is bovendien door het Openbaar Ministerie afgestemd met de rechtbank zonder de verdediging of de verdachte daarin te kennen. Dit is een schending van het beginsel van interne openbaarheid.
Tot het arrest van de Hoge Raad van 17 juni 2008 kon schending van de redelijke termijn leiden tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie. In het arrest van 17 juni 2008 heeft de Hoge Raad overwogen dat niet-ontvankelijkheid niet aan de orde is bij termijnoverschrijding en verwees daarbij uitdrukkelijk naar de verjaringsregeling. Sinds 1 april 2013 zijn de verjaringsregels echter gewijzigd. Dat klemt met name voor 12-jaarsfeiten, zoals feit 1 op de tenlastelegging, aangezien deze feiten niet meer verjaren. De vraag is dan ook of het arrest van de Hoge Raad nog wel actueel is. Bij het arrest van de Hoge Raad zijn ook kritische kanttekeningen geplaatst en in de jaren die op het arrest volgden hebben talloze lagere rechters de jurisprudentie van de Hoge Raad ter zijde geschoven. Onderhavige zaak zou vóór het arrest van de Hoge Raad zonder meer tot niet-ontvankelijkheid hebben geleid.
De raadsman stelt zich op het standpunt dat er in deze zaak bijzondere omstandigheden zijn die ertoe leiden dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Het Openbaar Ministerie heeft stevig ingezet op de vervolging van verdachte. In de media is verdachte neergezet als een mensenhandelaar, waarbij de zaak een politiek doel moest dienen, namelijk de sluiting van het Zandpad. Verdachte is hierdoor concreet in zijn belangen geschaad. Als gevolg van de wijze waarop het Openbaar Ministerie de zaak heeft ingestoken is hij alles kwijtgeraakt en ook heeft hij jaren in spanning moeten leven over de uitkomst van de strafzaak. Daarnaast is het door het verloop van zoveel tijd moeilijk geworden om nog een adequate verdediging te voeren. Het is voor verdachte namelijk onmogelijk antwoord te geven op vragen van de rechtbank over gebeurtenissen die zes jaar geleden zouden hebben plaatsgevonden.
Tenslotte stelt de raadsman zich op het standpunt dat er sprake is van een schending van het gelijkheidsbeginsel. Andere verdachten die in dit dossier voorkomen (met name met betrekking tot de hennepkwekerijen) zijn immers niet vervolgd, en ook andere bedrijven die (pees)kamers aan prostituees verhuren zijn niet vervolgd, terwijl voor velen van hen evidenter moet zijn geweest dat sommige van hun klanten gedwongen in de prostitutie werkten.
Alles samengenomen meent de raadsman dat er in deze zaak wel degelijk reden bestaat om het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren.
3.1.3.
Het oordeel van de rechtbank
Op 5 februari 2018, toen de zaak – na een lange periode van inactiviteit – weer op zitting was aangebracht, is door de raadsman (eveneens) aangevoerd dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard in de vervolging van verdachte, in verband met een schending van de redelijke termijn. Op 7 februari 2018 heeft de rechtbank vastgesteld dat er inderdaad sprake is van een schending van de redelijke termijn, maar dat deze schending niet leidt tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie. De rechtbank stelt vast dat de raadsman sindsdien nog diverse malen om aanhouding heeft verzocht, ook nog een aantal malen op de eerste en tweede dag van de inhoudelijke behandeling van de zaak. Voor zover de schending van de redelijke termijn sinds 7 februari 2018 nog verder is opgelopen kan dat naar het oordeel van de rechtbank maar in zeer beperkte mate voor rekening van het Openbaar Ministerie komen; daaraan doet niet af dat de tenlastelegging is gewijzigd. Bovendien komen de uitspraken die de raadsman heeft aangehaald niet overeen met onderhavige zaak. Veel uitspraken betreffen zaken tegen minderjarige verdachten. Deze zaken laten zich niet vergelijken met zaken tegen meerderjarigen, gelet op het pedagogisch karakter van het jeugdstrafrecht.
De rechtbank is gelet op voorgaande van oordeel dat er onvoldoende nieuwe feiten en omstandigheden zijn die maken dat zij haar beslissing van 7 februari 2018 moet herzien.
Verbod van willekeur
Ook het standpunt van de raadsman dat andere verdachten (nog) niet zijn vervolgd en andere bedrijven die kamers aan prostituees verhuren niet worden vervolgd kan naar het oordeel van de rechtbank niet leiden tot niet-ontvankelijkheid.
In artikel 167 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) is aan het Openbaar Ministerie de bevoegdheid toegekend zelfstandig te beslissen of naar aanleiding van een ingesteld opsporingsonderzoek vervolging moet plaatsvinden. De beslissing van het Openbaar Ministerie om tot vervolging over te gaan leent zich slechts in zeer beperkte mate voor een inhoudelijke rechterlijke toetsing in die zin dat slechts in uitzonderlijke gevallen plaats is voor een niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de vervolging op de grond dat het instellen of voortzetten van die vervolging onverenigbaar is met beginselen van een goede procesorde. [1]
Zo'n uitzonderlijk geval doet zich voor wanneer de vervolging wordt ingesteld of voortgezet nadat door het Openbaar Ministerie gedane, of aan het Openbaar Ministerie toe te rekenen, uitlatingen (of daarmee gelijk te stellen gedragingen) bij de verdachte het gerechtvaardigde vertrouwen hebben gewekt dat hij niet (verder) zal worden vervolgd. Aan uitlatingen of gedragingen van functionarissen aan wie geen bevoegdheden in verband met de vervolgingsbeslissing zijn toegekend, kan zulk gerechtvaardigd vertrouwen dat (verdere) vervolging achterwege zal blijven evenwel in de regel niet worden ontleend. [2]
Een uitzonderlijk geval als zojuist bedoeld doet zich ook voor wanneer de vervolging wordt ingesteld of voortgezet terwijl geen redelijk handelend lid van het Openbaar Ministerie heeft kunnen oordelen dat met (voortzetting van) de vervolging enig door strafrechtelijke handhaving beschermd belang gediend kan zijn. In het geval van een zodanige, aperte onevenredigheid van de vervolgingsbeslissing is de (verdere) vervolging onverenigbaar met het verbod van willekeur. Aan het oordeel dat het Openbaar Ministerie om deze reden in de vervolging van een verdachte niet-ontvankelijk moet worden verklaard dienen zware motiveringseisen te worden gesteld. [3]
Naar het oordeel van de rechtbank doen voornoemde, dan wel vergelijkbare, uitzonderlijke gevallen zich in onderhavige zaak niet voor, zodat geen plaats is voor een niet-ontvankelijkheidverklaring van het Openbaar Ministerie.
Conclusie
De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1, 2, 3, 4, primair, 5 primair, 6, 7 en 9 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen en baseert zich daarvoor op de bewijsmiddelen zoals deze zich in het dossier bevinden, waarvan zij in het door haar op schrift gestelde requisitoir uitdrukkelijk melding heeft gemaakt.
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte vrij te spreken van de onder 8 ten laste gelegde hypotheekfraude omdat het dossier hiervoor onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd verdachte vrij te spreken van onderdelen op de tenlastelegging, omdat het dossier voor deze onderdelen op de tenlastelegging onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat, te weten:
- ten aanzien van de feiten 2 en 3 met betrekking tot de hennepkwekerij en de diefstal van stroom op de [adres] , omdat uit het dossier volgt dat de hennepteelt en de diefstal van stroom (grotendeels) plaatsvond toen verdachte zich al in voorarrest bevond;
- ten aanzien van feit 6 met betrekking tot het voorhanden hebben van 148 patronen;
Ten aanzien van de onder 9 ten laste gelegde criminele organisatie acht de officier van justitie bewezen dat verdachte deelnam aan een criminele organisatie die zich bezig hield met het telen van hennep en het stelen van stroom, ten aanzien van de overige onderdelen heeft de officier van justitie gevorderd verdachte vrij te spreken, omdat onvoldoende vast staat dat het oogmerk op het plegen van die misdrijven gericht was.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte van alle ten laste gelegde feiten moet worden vrijgesproken. De door de raadsman gevoerde standpunten en verweren worden hierna besproken. Standpunten en verweren die niet van belang zijn voor de beantwoording van de vragen van artikel 350 Sv door de rechtbank, worden niet besproken.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Vrijspraken
4.3.1.1 Vrijspraak feit 3
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan. De rechtbank zal verdachte hiervan daarom vrijspreken.
Het dossier bevat onvoldoende bewijsmiddelen waaruit blijkt dat verdachte uitvoeringshandelingen heeft verricht ten behoeve van de diefstal van elektriciteit of wetenschap had van de diefstal van elektriciteit.
4.3.1.2 Vrijspraak feit 8
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het onder 8 ten laste gelegde heeft begaan. De rechtbank zal verdachte hiervan vrijspreken.
4.3.2.
Partiële vrijspraken
4.3.2.1 Partiële vrijspraak feit 2
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde (medeplegen van) telen van hennep in een pand aan de [adres] heeft begaan. De rechtbank zal verdachte hiervan vrijspreken.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat ten aanzien van de hennepkwekerij aan de [adres] niet de gehele ten laste gelegde periode wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Op 4 april 2013 is de hennepkwekerij ontmanteld en uit het proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij volgt dat de aangetroffen planten ongeveer vijf weken oud waren en dat er geen aanwijzingen waren voor eerdere oogsten. Het begin van de periode moet daarom worden bepaald op 28 februari 2013 en niet op 5 november 2012. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van de periode 5 november 2012 tot en met 27 februari 2013.
4.3.2.2 Partiële vrijspraak feit 6
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de 75 patronen, die in de keuken van de woning aan de [adres] te [woonplaats] , zijn gevonden voorhanden heeft gehad. De woning waar deze patronen zijn aangetroffen is van de moeder van verdachte. Hoewel verdachte ter terechtzitting heeft aangegeven het grootste deel van de week bij zijn moeder te slapen, kan de rechtbank op basis van het dossier niet vaststellen dat de in de keuken gevonden patronen van verdachte waren of dat verdachte daarvan wetenschap moet hebben gehad. Er woonden in deze woning immers meerdere personen die toegang hadden tot de keuken. De rechtbank zal verdachte hiervan daarom vrijspreken.
4.3.2.3 Partiële vrijspraak feit 9
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat verdachte moet worden vrijgesproken van de onderdelen op de tenlastelegging die erop zien dat de criminele organisatie het oogmerk had op het plegen van de misdrijven: mensenhandel, gekwalificeerde diefstal, export van verdovende middelen en valsheid in geschrifte. De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende vaststaat dat het oogmerk van de criminele organisatie was gericht op het plegen van voornoemde feiten.
4.3.3.
Bewijs [4]
4.3.3.1 Feit 1: mensenhandel
Opmerkingen vooraf
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van vrouwen die op het Zandpad (gedwongen) in de prostitutie werkten. Door de raadsman is ten aanzien van deze verdenking ter terechtzitting uitgebreid verweer gevoerd, onder meer over de rechtmatigheid van de sluiting van het Zandpad en de mogelijk onwenselijke gevolgen die dit met zich mee heeft gebracht. Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat de verhuurder van de peeskamers (Wegra) en de bakker die een brood aan een prostituee verkoopt ook niet worden vervolgd voor faciliteren van en voordeel trekken uit mensenhandel.
Allereerst is het niet aan de rechtbank om een oordeel – juridisch, politiek of ethisch – te geven over de (rechtmatigheid van de) sluiting van het Zandpad en ook niet over de vraag of de sluiting van het Zandpad de posities van de daar vrijwillig en/of gedwongen werkzame prostituees heeft verbeterd of verslechterd.
Vast staat wel dat de Raad van State in 2016 heeft geoordeeld dat de sluiting van het Zandpad niet onrechtmatig was. [5]
De rechtbank heeft voorts onder punt 3 reeds geoordeeld dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging van verdachte. De rechtbank zal daarom niet meer ingaan op de gevoerde verweren van de raadsman dat de vervolging van verdachte in strijd is met het gelijkheidsbeginsel of het verbod van willekeur. De rechtbank moet slechts beoordelen of hetgeen aan verdachte ten laste is gelegd kan worden bewezen en welke strafrechtelijke gevolgen daaraan moeten worden verbonden.
Naar het oordeel van de rechtbank staat op grond van de na te noemen bewijsmiddelen vast dat verdachte voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van meerdere vrouwen. Ook volgt uit het dossier dat verdachte wetenschap had van de uitbuitingssituatie. De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend te bewijzen.
Inleiding
De onderzoeken Krobia en Anaoen naar (internationale) mensenhandel, waren gericht op verdachten en slachtoffers met een Oost-Europese afkomst. Slachtoffers werden in Oost-Europa geworven en onder valse voorwendselen naar Nederland gebracht, om hier vervolgens gedwongen, althans in zeer slechte omstandigheden in de prostitutie te werken. Een deel van de verdachten in voornoemde onderzoeken is inmiddels in eerste aanleg en/of in hoger beroep (onherroepelijk) veroordeeld voor mensenhandel.
Uit voornoemde onderzoeken en de controles door de politie op het Zandpad kwam naar voren dat de slachtoffers veelal woonruimte huurden van of via [bedrijf 1] aan de [adres] te [woonplaats] . Ook bleek dat vrouwen stonden ingeschreven op adressen waar zij niet feitelijk verbleven. Er leek een papieren werkelijkheid te worden gecreëerd, die nodig was om op het Zandpad werkzaam te kunnen zijn als prostituee. Naar aanleiding hiervan is het onderzoek Gilera gestart. Tijdens dit onderzoek is nader ingezoomd op [bedrijf 1] . De feitelijke werkzaamheden voor dit bedrijf werden uitgevoerd door de verdachten [verdachte] en (zijn broer) [medeverdachte] . [verdachte] als eigenaar van [bedrijf 1] en [medeverdachte] als werknemer. Uit dit onderzoek is vervolgens de verdenking gerezen dat verdachten zich schuldig hebben gemaakt aan het faciliteren van mensenhandel en hier voordeel uit hebben getrokken.
Juridisch kader
Verdachte is ten laste gelegd dat hij, samen met anderen, althans alleen, opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van een ander (artikel 273f lid 1 sub 6). De Hoge Raad heeft in een arrest van 8 september 2015 bepaald dat het opzet zowel gericht dient de zijn op het voordeel trekken als op de uitbuiting van een ander. Niet in de betekenis van de algemene vorm van opzet (dat degene die voordeel trekt de uitbuitingssituatie zelf heeft gewild en daarin actief heeft deelgenomen), maar in de betekenis van de opzetvorm ‘wetende dat’.
Dit betekent dat er sprake moet zijn van tenminste voorwaardelijk opzet, dit houdt in dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans moet hebben aanvaard dat er sprake was van een uitbuitingssituatie en dat hij voordeel trok uit die uitbuiting. Hij hoeft niet degene te zijn die de uitbuitingsituatie heeft gecreëerd. Dit betekent dat de rechtbank de hierna te noemen vragen moet beantwoorden om tot een bewezenverklaring te komen:
Is sprake geweest van een uitbuitingssituatie?
Op welke wijze is verdachte betrokken geweest bij de uitbuitingssituatie?
Wist verdachte dat er sprake was van een uitbuitingssituatie?
Heeft verdachte voordeel getrokken uit de uitbuitingssituatie?
Bewijsmiddelen
1. Is sprake geweest van een uitbuitingssituatie?
Op de tenlastelegging van verdachte staan vijf vrouwen vermeld. Uit de onderzoeken Anaoen en Krobia is de verdenking gerezen dat (onder meer) deze vijf vrouwen seksueel werden uitgebuit. Met betrekking tot de vraag of ten aanzien van deze vrouwen sprake is van een uitbuitingssituatie kan de rechtbank kort zijn.
Naar aanleiding van het onderzoek
Anaoenzijn immers meerdere verdachten vervolgd en in eerste én in tweede aanleg veroordeeld voor medeplegen van mensenhandel met betrekking tot de slachtoffers [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] :
- [A] is door het hof Den Haag veroordeeld voor de seksuele uitbuiting van (onder meer) [slachtoffer 4] in de periode van 1 augustus 2010 tot en met 31 december 2010 en van 1 juli 2011 tot en met 13 september 2011 en van [slachtoffer 5] in de periode van 1 januari 2010 tot en met 13 mei 2011. Deze veroordeling is onherroepelijk. [6]
- [B] is door het hof Den Haag veroordeeld voor de seksuele uitbuiting van (onder meer) [slachtoffer 4] in de periode van 15 juni 2010 tot en met 31 december 2010 en van 1 juli 2011 tot en met 13 september 2011. Deze veroordeling is niet onherroepelijk. [7]
- [C] is door het hof Den Haag veroordeeld voor de seksuele uitbuiting van (onder meer) [slachtoffer 4] in de periode van 1 augustus 2010 tot en met 31 december 2010 en van 1 juli 2011 tot en met 13 september 2011. Deze veroordeling is onherroepelijk. [8]
Naar aanleiding van het onderzoek
Krobiazijn ook meerdere verdachten vervolgd en in eerste aanleg veroordeeld voor medeplegen van mensenhandel met betrekking tot de slachtoffers [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] :
- [D] is door de rechtbank Midden-Nederland veroordeeld voor de seksuele uitbuiting van (onder meer) [slachtoffer 1] in de periode van 14 april 2012 tot en met 13 juli 2013 en van [slachtoffer 2] in de periode van 21 februari 2013 tot en met 13 juli 2013 en van [slachtoffer 3] in de periode van 26 maart 2013 tot en met 13 juli 2013. Deze veroordeling is niet onherroepelijk. [9]
- [E] is door de rechtbank Midden-Nederland veroordeeld voor de seksuele uitbuiting van (onder meer) [slachtoffer 2] in de periode van 21 februari 2013 tot en met 13 juli 2013 en van [slachtoffer 3] in de periode van 26 maart 2013 tot en met 13 juli 2013. Deze veroordeling is niet onherroepelijk. [10]
Tussenconclusie
De uitbuiting van de vrouwen op de tenlastelegging is ten aanzien van de slachtoffers
[slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] door het gerechtshof en ten aanzien van de slachtoffers
[slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] door de rechtbank vastgesteld.
De rechtbank gaat er daarom vanuit dat de op de tenlastelegging van verdachte genoemde
vrouwen slachtoffer zijn geweest van mensenhandel en dat zij seksueel zijn uitgebuit.
De bewezenverklaarde periode is per slachtoffer verschillend, maar valt binnen de aan
verdachte ten laste gelegde periode.
2. Op welke wijze is verdachte betrokken geweest bij de uitbuitingssituatie?
Vast staat – en dat staat wat betreft de officier van justitie en de raadsman ook niet ter discussie – dat verdachte met zijn bedrijf [bedrijf 1] bemiddelde bij de verhuur van woningen en dat in het klantenbestand van [bedrijf 1] op het Zandpad werkzame prostituees voorkwamen, onder wie de slachtoffers ten aanzien van wie de rechtbank zojuist heeft vastgesteld dat zij seksueel werden uitgebuit. Deze slachtoffers verklaren bovendien dat in de woning die zij huurden ook de mannen verbleven die zijn veroordeeld voor mensenhandel. Ook verklaren de vrouwen dat zij de huur contant betaalden en dat verdachte hen ook hielp bij de inschrijving bij de gemeente of bij de Kamer van Koophandel. [11]
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij met betrekking tot vijf verschillende adressen
betrokken is geweest bij de verhuur van woningen en/of het regelen van (inschrijf)adressen
voor [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] .
[adres] [woonplaats]
De woning aan de [adres] te [woonplaats] is eigendom van [F] . [12]
[slachtoffer 5] heeft verklaard dat zij op het adres [adres] te [woonplaats] heeft
gewoond met andere prostituees, onder wie [slachtoffer 4] en met mannen, onder wie [A] . [13] [slachtoffer 5] heeft verklaard dat de huur van de woning 1400 euro bedroeg en dat zij de huur betaalde. [A] heeft haar naar een Turkse man gebracht, deze heette [verdachte] . Hij heeft haar papieren geregeld en ook haar adres en haar inschrijving. [verdachte] haalde de huur op bij de woning. [14]
[slachtoffer 4] heeft verklaard dat zij op de [adres] in [woonplaats] heeft gewoond en dat de huur aan het einde van de maand door de vrouwen werd betaald. De mannen betaalden geen huur. [15]
[slachtoffer 5] is op 14 maart 2010 en 26 mei 2010 gecontroleerd op het Zandpad, waarbij zij het adres [adres] te [woonplaats] als adres opgaf. [16]
[slachtoffer 4] is op 2 september 2010 gecontroleerd op het Zandpad, waarbij ze het adres [adres] te [woonplaats] als adres opgaf. [17]
[adres] [woonplaats]
De woning aan de [adres] is eigendom van [G] , de ex-vrouw van verdachte. [G] verklaart dat zij de naam [slachtoffer 4] niet kent. [18]
[slachtoffer 4] heeft van 14 juli 2010 tot en met 11 februari 2011 ingeschreven gestaan bij de Gemeentelijke Basis Administratie (hierna: GBA) op het adres [adres] te [woonplaats] . [19]
[slachtoffer 4] verklaart daarover dat [A] (de rechtbank begrijpt: [A] ) haar naar het gemeentehuis heeft gebracht in [woonplaats] . [A] zei tegen haar dat zij zich op een ander adres moest inschrijven. Het ging om de [adres] in [woonplaats] , een kennis van hem woonde op dat adres. [20]
De verdachte heeft verklaard dat hij tijdens de ten laste gelegde periode de helft van de week in de woning aan de [adres] verbleef. [21]
[adres] te [woonplaats]
[slachtoffer 1] heeft van 27 april 2012 tot en met 24 december 2012 ingeschreven gestaan bij de GBA op de [adres] te [woonplaats] . [22]
[slachtoffer 2] heeft van 1 juli 2013 tot heden (de rechtbank begrijpt: datum opmaken proces-verbaal) ingeschreven gestaan bij de GBA op het adres [adres] te [woonplaats] . [23]
[slachtoffer 1] heeft op 24 juni 2014 verklaard dat zij sinds twee jaar in de prostitutie in Nederland werkt. Toen zij naar Nederland kwam heeft zij eerst gewoond in de woning aan de [adres] . Zij sprak met [medeverdachte] als zij huur betaalde. De huur aan de [adres] was 950 euro. Zij huurde de woning alleen. [24]
Bij [bedrijf 1] zijn meerdere huurcontracten aangetroffen met betrekking tot dit adres. [25]
[adres] te [woonplaats]
[slachtoffer 1] heeft van 24 december 2012 ingeschreven gestaan bij de GBA op het [adres] . [26]
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij een woning aan het [adres] heeft gehuurd via [bedrijf 1] . De huur was 1400 euro en die betaalde zij samen met [slachtoffer 3] . [27]
[slachtoffer 3] heeft verklaard dat zij op het [adres] woonde. Zij is aan die woning gekomen via [slachtoffer 1] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1] ). Zij betaalden samen 1400 euro huur aan het kantoor aan de [adres] . Het woord [woord] zat in de naam van dat kantoor. Zij had daarover contact met [medeverdachte] , hij heeft haar formulieren laten invullen. [28]
Op 20 januari 2013 wordt [slachtoffer 1] gecontroleerd op het Zandpad. Ze verklaart dat haar adres het [adres] te [woonplaats] is en dat ze huur betaalt aan een Turkse man die een zaak heeft op de [adres] . [29]
Bij [bedrijf 1] zijn met betrekking tot het [adres] meerdere huurcontracten aangetroffen.
- er is een huurcontract aangetroffen op naam van [slachtoffer 3] . Dit huurcontract ging in op 25 maart 2013. [30]
- er is een huurcontract aangetroffen op naam van [slachtoffer 1] en [I] . Dit huurcontract ging in op 7 november 2012, voor de duur van 12 maanden en de huur bedroeg 1400 euro.
- er is een huurcontract aangetroffen op naam van [slachtoffer 1] . Dit huurcontract ging in op 24 december 2012 en de huur bedroeg 740 euro.
- er is een huurcontract aangetroffen op naam van [slachtoffer 1] en [I] . Dit huurcontract ging in op 1 januari 2013, voor de duur van 12 maanden en de huur bedroeg 740 euro. [31]
- Uit het onderzoek Krobia is gebleken dat [D] verbleef op het adres [adres] te [woonplaats] . [32]
[adres] te [woonplaats]
[slachtoffer 2] heeft van 26 april 2013 tot 1 juli 2013 ingeschreven gestaan bij de GBA op het adres [adres] te [woonplaats] . [33]
Bij [bedrijf 1] is een huurcontract aangetroffen op naam van [slachtoffer 2] . Dit huurcontract ging in op 1 april 2013 en de huur bedroeg 950 euro. [34]
Bij [bedrijf 1] is een beheerscontract aangetroffen voor de woning aan de [adres] te [woonplaats] . [bedrijf 1] beheert het pand voor de eigenaar [H] voor de periode 1 december 2012 tot en met 1 december 2013. [bedrijf 1] betaalt maandelijks 2300 euro aan [H] . [35]
Tussenconclusie
Uit de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte betrokken is geweest bij de verhuur van een aantal woningen in [woonplaats] , te weten: [adres] , [adres] , [adres] en [adres] , voor de op de tenlastelegging genoemde vrouwen. Daarnaast heeft verdachte met betrekking tot de [adres] te [woonplaats] geregeld dat [slachtoffer 4] daar ingeschreven kon staan.
Voor de betrokkenheid van verdachte bij de verhuur van deze woningen is allereerst redengevend dat bij [bedrijf 1] (het bedrijf van verdachte) huurcontracten zijn aangetroffen, waaruit blijkt dat de op de tenlastelegging genoemde vrouwen de woningen huurden via [bedrijf 1] . Daarnaast verklaren de genoemde vrouwen ook dat zij de woningen huurden via [bedrijf 1] en dat zij de huur contant betaalden aan [medeverdachte] of [verdachte] . De verdachte ontkent deze gang van zaken bovendien niet.
3. Wist verdachte dat er sprake was van een uitbuitingssituatie?
De verdachte [verdachte] heeft in zijn verhoor bij de politie het volgende verklaard:
(V=vraag, A=antwoord)
V: een andere casus [verdachte] , nu komt er een pooier en een hoertje bij jouw in de zaak. Hoe gaat dat dan?
A: als dit soort mensen bij mij in de zaak komen, zie ik meestal al of het een hoer is of niet. Zij komen vaak met de taxi en willen een huis in de omgeving van het Zandpad. Ook zie ik dat aan hun kleding, haar en make-up. Deze mensen krijgen dezelfde behandeling van mij als een normaal echtpaar. (..) De pooier spreekt bijna nooit Engels en de hoer voert het woord. De hoer overlegt dan vaak de huurprijs van de woning met de pooier. Uit de communicatie maak ik ook op dan de pooier het niet eens is met de huurprijs. Uit het doen en laten van de pooier maak ik wel op dat de pooier beslist wat er gebeurt. (..) In principe beslist de pooier of de woning geaccepteerd wordt. Als zij het dan eens zijn wordt het contract op naam gezet van de hoer. (..) Als ik zie dat er sprake is van een bepaalde dwang dan vind ik dat zielig voor de vrouw. De pooier loopt in mooie kleding en rijdt in een dure auto. Ik confronteer de hoer hier later wel eens mee, als ik haar alleen zie. Ik krijg dan amper antwoord en na een paar dagen is zij verdwenen uit Utrecht of neemt zij geen contact meer met mij op. Voor de duidelijkheid. Ik verhuur wel een woning aan deze klanten. Ik kan haar leven niet redden. Het verhuren van woningen is wel mijn beroep. [36]
De verdachte [medeverdachte] heeft in zijn verhoor bij de politie het volgende verklaard:
(V=verhoorder, [medeverdachte] = [medeverdachte] )
V vraagt of [medeverdachte] prostituees bedoeld als hij het heeft over ‘de meisjes’. [medeverdachte] zegt dat dat klopt. Maar het wil niet zeggen dat die meisjes voor hem werken als zij een kaartje van hem hebben. Hij werkt bij een makelaar en hij verhuurt huizen aan die vrouwen. Die vrouwen zijn klanten. Maar hij verhuurt ook aan mensen met normaal werk. [medeverdachte] zegt dat het hem
niet uitmaakt of er een grote crimineel komt of een gewoon iemand, als ze een huis nodig hebben dan regelt hij een huis voor ze. [medeverdachte] zegt dat hij niet aan mensen gaat vragen of ze crimineel zijn of niet. [37] (..)
[medeverdachte] zegt : ja kijk, ik zal het zo zeggen, ik ben niet bang van de, eh, grofgezegd, “sperma-eters”. V vraagt wat dat is. [medeverdachte] zegt: pooiers. [medeverdachte] zegt dat ze er wel groot uitzien, maar als die pooiers ballen hadden gehad, dan hadden ze dat werk niet gedaan. Ik heb ook pooiers onder mijn klanten. (..)
V vraagt waarom [medeverdachte] die pooiers ‘sperma-eters’ noemt. [medeverdachte] zegt dat het vieze mensen zijn. Geen mens kan dat werk toch doen. Vroeger had je nog veel pooiers in Utrecht. V vraagt wat die lui bij [medeverdachte] komen doen. [medeverdachte] zegt: Huis huren, voor die meiden. V vraagt welke meiden. [medeverdachte] zegt die meiden die voor die jongens werken. Of hun vriendinnen, want nu is het eh, je mag niet pooier zijn. V vraagt of dat niet mag. [medeverdachte] zegt: Nee! Weet je wat ze het nu noemen? Ze noemen dat ze managers zijn. V merkt op dat [medeverdachte] ze sperma-eters noemt omdat niemand dat werk wil doen en dat [medeverdachte] ze geen managers noemt. [medeverdachte] zegt: nee, geen managers, een manager heeft een eer. Die mensen (pooiers) hebben geen eer. V vraagt waarom die mensen geen eer hebben. [medeverdachte] zegt: Ik zal het zo zeggen, vanochtend om 8 uur zijn ze ingevallen in mijn huis. Als ik zulk werk doe, dan moet ik elke dag afvragen of de politie vandaag weer bij mijn huis komen of niet. V vraagt waarom de politie dat dan zou doen. [medeverdachte] zegt dat dat gewoon mensenhandel is. V vraagt waarom dat dan mensenhandel is. [medeverdachte] zegt dat je je meisje niet laat werken in de prostitutie als je verliefd bent op een meisje. Die meisjes zijn gewoon zo dom dat ze werken voor hun jongens. Het maakt mij niet uit wat voor een werk je doet, maar je moet niet andermans kinderen verpesten. Pooiers maken misbruik van die meisjes en daarom is het niet legaal. Je ziet op het Zandpad aan de meisjes of ze wel of niet willen. Degene die willen staan te spelen en te dansen, maar die meisjes die niet willen zijn chagrijnig en hun pooier zit vaak aan de overkant te kijken. Die meiden zeggen dan dat het hun vriend is, maar dat is helemaal niet zo. Die meisjes zijn dom. [38]
V vraagt hoe het bij die meiden dan met het financiële gedeelte zit. [medeverdachte] zegt dat die dan de huur kunnen betalen. [medeverdachte] zegt dat hij die meiden elke dag het geld via Western Union ziet overmaken. Hun pooier rijdt een vette auto van het geld dat die meiden verdienen.
(..)
V: Er komt een prostituee of pooier bij jou en die wil van jouw bedrijf huren. Hoe gaat dit in zijn werk?
A: Een hoer neemt meestal een appartement of een studio en het meisje praat vaak niet, want dat doet de jongen. Het appartement wordt op naam van het meisje gezet en de jongen komt bij mij betalen. Met jongen bedoel ik pooier. Als er geen pooier bij is dan betaalt het meisje het zelf. Ik vraag niet of de jongen een pooier is. Maar ik heb mensenkennis en ik zie dat aan het gedrag. [39]
Tussenconclusie
Gelet op voorgaande bewijsmiddelen, waaronder de verklaring van verdachte zelf, is de rechtbank van oordeel dat verdachte ten minste de aanmerkelijk kans heeft aanvaard dat de huur en/of vergoedingen die hij ontving voor de verhuur en bemiddeling van de woning of voor de inschrijving op adressen, afkomstig waren uit de inkomsten van vrouwen die gedwongen in de prostitutie werkten. Daarmee is het (voorwaardelijk) opzet op de uitbuitingssituatie naar het oordeel van de rechtbank bewezen en wordt het verweer van de raadsman dat verdachte niet wist dat sprake was van een uitbuitingssituatie verworpen.
4. Heeft verdachte voordeel getrokken uit de uitbuitingssituatie?
Bij de beantwoording van deze vraag stelt de rechtbank voorop dat ieder voordeel en elke vorm van inkomsten die iemand verkrijgt uit uitbuiting van een ander strafbaar is. Dit houdt de uitbuiting immers in stand. Dat geldt dus ook voor verdiensten die op zich zelf in redelijke verhouding staan tot de diensten die daarvoor zijn geleverd. De hoogte van de inkomsten is in dit verband niet relevant en het is ook niet van belang of het gaat om extra inkomsten.
Uit de afgelegde verklaringen van de verdachten [verdachte] en [medeverdachte] blijkt dat het volgende verdienmodel gebruikt werd binnen [bedrijf 1] .
Personen die via de bemiddeling van [bedrijf 1] een woning huurden, betaalden bij het aangaan van het huurcontract een ‘bemiddelingsfee’. Deze was gelijk aan de maandelijkse huurprijs. Van deze ‘bemiddelingsfee’ gaat 20 procent terug naar de verhuurder.
Naast deze bron van inkomsten bood [bedrijf 1] aan eigenaren van woningen de mogelijkheid om een beheersovereenkomst met [bedrijf 1] af te sluiten. Hierbij verplicht [bedrijf 1] zich tot de betaling van een vastgesteld maandbedrag aan de eigenaar. Vervolgens regelt [bedrijf 1] de verhuur van de woning en zij ontvangt dan de huurinkomsten. Hiermee krijgt de eigenaar zekerheid omtrent de maandelijkse inkomsten en verschuift het risico van niet verhuren naar [bedrijf 1] . [40]
Daarnaast is gebleken dat [bedrijf 1] naast bovengenoemd verdienmodel, ook inkomsten genereerde door het zogenaamd verschaffen van een woonadres, waardoor prostituees zich in konden schrijven bij de betreffende woongemeente. In de gemeente Utrecht is deze inschrijving een vereiste om binnen de prostitutie werkzaam te kunnen zijn.
[medeverdachte] heeft verklaard dat hij GBA-adressen verkocht. Hij verdiende daar 200 euro mee. Hij leverde de post van ‘de meiden’ dan af op het Zandpad. Hij verklaart het adres [adres] op die wijze te hebben verhuurd. Daar heeft hij één prostitué ingeschreven die er niet woonde. Hij heeft daar toen eenmalig 150 of 200 euro voor heeft ontvangen. [41]
Naar het oordeel van de rechtbank staat hiermee vast dat verdachte [verdachte] als eigenaar van [bedrijf 1] voordeel heeft getrokken uit de uitbuitingssituatie.
Dit geldt ook voor de verdachte [medeverdachte] . Naast het feit dat hij verklaart dat hij tegen vergoeding GBA-adressen verkocht, heeft hij immers ook verklaard dat hij huizen in beheer heeft en dat het geld dat hij ontvangt met het beheren van die huizen zijn salaris is. [42]
Eindconclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt
aan het opzettelijk voordeel trekken uit de (seksuele) uitbuiting van [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5]
, [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] in de periode van 1 januari 2010
tot en met 9 april 2013. De kern van het verweer van de raadsman, dat verdachte niet wist dat
de vrouwen aan wie hij woningen verhuurde werden uitgebuit, wordt mede door de eigen
verklaring van verdachte weerlegd. Daarom verwerpt de rechtbank dit verweer.
Medeplegen
[medeverdachte] en [verdachte] werkten vanaf begin 2012 samen aan de verhuur van woningen
binnen [bedrijf 1] . [verdachte] was de eigenaar van deze eenmanszaak en onderhield
contacten, terwijl [medeverdachte] zich bezighield met de uitvoerende taken, zoals het opstellen van
contracten. Deze samenwerking is zodanig nauw en bewust dat er sprake is van medeplegen
wanneer het gaat om het voordeel trekken vanaf 1 januari 2012. Voor 1 januari 2012 was
verdachte [medeverdachte] nog niet werkzaam bij [bedrijf 1] , zodat hij moet worden vrijgesproken
van het voordeeltrekken van de uitbuiting van [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] . Dit betekent dat
verdachte [verdachte] ten aanzien van deze vrouwen moet worden vrijgesproken van medeplegen.
Voorwaardelijke verzoeken
De raadsman heeft verzocht de behandeling van de zaak aan te houden teneinde de
uitkomst van de behandeling in hoger beroep af te wachten van de verdachten die in eerste
aanleg door de rechtbank Midden-Nederland zijn veroordeeld in het onderzoek Krobia.
In het verlengde daarvan verzoekt de raadsman de veroordeelden in de onderzoeken Krobia
en Anaoen te horen omtrent de vermeende samenwerking tussen hen en verdachte.
Ten aanzien van deze verzoeken is het noodzaakscriterium van toepassing. De rechtbank
vindt het afwachten van het hoger beroep in de zaak Krobia en het horen van de
veroordeelden in de zaken Krobia en Anaoen niet noodzakelijk voor de beantwoording van
de vragen van artikel 348 en 350 Sr.
Tenslotte heeft de raadsman gepersisteerd bij zijn verzoek om de nog niet gehoorde getuigen
alsnog te horen. Op dit verzoek heeft de rechtbank eerder een beslissing genomen, namelijk
dat het dient te worden afgewezen en de rechtbank ziet geen aanleiding deze eerder
genomen beslissing te herzien.
4.3.3.2 Feit 2: hennepkwekerijen
Inleiding
Voordat de rechtbank zal ingaan op de afzonderlijke aan verdachte ten laste gelegde hennepkwekerijen en de bewijsmiddelen waaruit blijkt dat verdachte betrokken was bij die hennepkwekerijen, zullen hieronder eerst een aantal bewijsmiddelen worden genoemd waaruit volgt dat verdachte en de medeverdachten zich in de periode van 5 november 2012 tot en met 17 juli 2013 op meerdere plaatsen in Nederland bezig hielden met de (grootschalige) hennepteelt.
Uit de opgenomen vertrouwelijke communicatie (OVC) in een personenauto BMW X-Reihe met kenteken [kenteken] op naam van [verdachte] [43] , is de rechtbank het volgende gebleken.
Op 25 januari 2013 is er in voornoemde personenauto een gesprek tussen [verdachte] en [J] ( [J] ); hierin wordt het volgende gezegd:
(
ntv = niet te verstaan)
(..)
[J] : maar als iedereen het doet levert het geen geld meer op, als iedereen dat gaat doen.
[verdachte] : maar er is heel veel vraag, de hele wereld (ntv) Spanje, Marokko, overal.
[J] : maar dan ga je knippen ja, die mensen die ik ken geven het dan gewoon aan de coffeeshop.
[verdachte] : nee wij gaan naar de groothandel, bam, bam, bam, gelijk geld, en die verkopen het weer door aan het buitenland (ntv) coffeeshop (ntv) goede kwaliteit. (..)
[J] : ik kan nu ook ergens een huis huren.
[verdachte] : kan, maar we hebben pas een man gehad, die had bij ons een huis gehuurd. Hij is (ntv) gepakt, (ntv) niks.
[J] : wat zei die?
[verdachte] : weet je wat ze zeiden: ja jammer voor de huisbaas, de huisbaas moet voor alles opdraaien.
[J] : wat voor consequenties heeft de huisbaas dan?
[verdachte] : de schade, het hele huis is kapot gemaakt toch.
[J] : oh, maar niet dat ie vast moet zitten ofzo?
[verdachte] : nee ben je toch (ntv).
[J] : wat?
[verdachte] : iets op eigen naam?
[J] : ja die huis staat op mijn eigen naam.
[verdachte] : (ntv) contract maken.
[J] : ja
[verdachte] : begrijp je
[J] : ja
(..)
[J] : maar wat doet de politie, die plantjes weggooien of in beslag nemen?
[verdachte] : weggooien. Dat mag niet meer he.
[J] : (ntv) normaal krijg je gevangenis
[verdachte] : nee in Nederland niet.
(..) [44]
Op 31 januari 2013 is er in voornoemde personenauto een gesprek te horen tussen [verdachte] en [K] ( [K] ), hierin wordt (vertaald vanuit het Turks) het volgende gezegd:
(..)
[K] vervolgt dat er voor de tweede keer was gezaaid en de jongen had [medeverdachte] voorgesteld om iemand te regelen voor 2000 euro per maand om voor die locatie te zorgen. [verdachte] vindt het bedrag te hoog. [medeverdachte] zou hebben gezegd dat hij het bedrag niet ging betalen. Toen had [medeverdachte] gezegd dat hij de volgende dag zelf zou gaan bewateren. [verdachte] begint te lachen. Nadat [medeverdachte] water had gegeven zou [medeverdachte] vergeten zijn de kraan dicht te draaien.
(..)
[K] heeft afgesproken dat hij bij de sleuteloverdracht 15 ontvangt en elke keer dat het wordt geknipt 20. [K] zegt dat hij hoopt dat hij na eenmaal knippen in twee woningen zijn schulden kan aflossen.
(..) [45]
Op 31 januari 2013 is er in voornoemde personenauto een gesprek te horen tussen [verdachte] en [L] , hierin wordt (vertaald vanuit het Turks) het volgende gezegd:
(..)
[L] : laten we kijken of we wat in de wiet kunnen doen
[verdachte] : dat heb ik je toch altijd gezegd
(..)
[verdachte] : weet je wat we moeten doen. Euhh, allereerst als je in dit werk gewoon je mond dicht houdt dan is er geen probleem. Want de grootste diefstallen die kom je op dit terrein tegen. We gaan een woning huren. De rest regel ik zelf wel. Is er een Bulgaar op wiens naam wij een woning kunnen huren?
[L] : hoe bedoel je een Bulgaar?
[verdachte] : op wiens naam we de woning kunnen zetten.
[L] : bedoel je de huurwoning?
[verdachte] : ja
[L] : ik vind wel iemand.
[verdachte] : laat anders een man uit Bulgarije komen
[L] : om te verzorgen
[verdachte] : om te kijken, om de ramen af en toe open en dicht te doen, om binnen te zitten, om televisie te kijken. Hij hoeft verder niets te doen
[L] : hoeveel geld moet ik inbrengen. Laten we dit met z’n tweeën doen.
[verdachte] : met z’n drieën, het moet met z’n drieën.
[L] : hoezo met z’n drieën?
[verdachte] : jij, ik en iemand die verstand heeft van het verzorgen van wiet.
(..)
[L] : oke, maar, hoeveel geld moet ik investeren (..)
[verdachte] : ik betaal al het geld (..)
[verdachte] : alleen, we moeten een Bulgaar regelen op wiens naam wij de woning kunnen laten registreren. Weet je wat we wel kunnen doen, dat jij meebetaalt aan de huur.
[verdachte] : de materiaalkosten zijn voor mijn rekening. Na afloop, stel dat het 100.000 euro oplevert. Dan gaan we kijken wat heeft [verdachte] aan materialen betaald? 20.000 euro. Hier jouw 20.000 euro terug. Hoeveel geld heeft [L] abi aan huur betaald? 3000 euro? [L] abi krijgt zijn 3000 euro terug. Wat is er aan werknemer betaald. Laten we zeggen 3000 euro. Wat blijft er over? 60.000 euro. Ieder krijgt dus 20.000 euro. Maar die compagnon waar ik het over heb, die komt en hij zorgt voor alles.
[L] : weet de man hoe alles moet?
[verdachte] : breek me de bek niet open. Dat is de man z’n beroep.
(..)
[verdachte] : stel dat jij wordt opgepakt, dan moet jij zeggen: ik had geen werk, ik ben een Marokkaan tegengekomen genaamd [naam] . Hij zei tegen mij ‘ik ga je geld geven als jij hier gaat wonen’
(..)
[verdachte] : er moet dus niets worden verklaard. De persoon moet in ieder geval de namen van [verdachte] en [L] niet noemen. (..)
[verdachte] : als ie het doet, dan gaat de politie verder zoeken en krijgen ze het boven water. Dan is het ook nog in georganiseerd verband. Ik zweer het bij God, iedere maand wordt er een locatie van mij opgerold.
[L] : meen je dat nou?
(..)
[verdachte] : maar als je zeven, acht locaties hebt, dan lukt het wel (..) [46]
Op 19 februari 2013 is er in voornoemde personenauto een gesprek tussen [verdachte] en [M] , hierin wordt (vertaald vanuit het Turks) het volgende gezegd:
(..)
[verdachte] zegt dat hij degene is die alles regelt terwijl [N] zich er niet mee bemoeit. Volgens [verdachte] loopt [N] geen risico omdat hij kan zeggen dat hij een werknemer is.
[verdachte] : iemand die baas is, werkt niet.
[M] : hij werkt ook niet.
[verdachte] : maar als hij binnen wordt opgepakt zegt hij dat hij daar aan het werk was. (..) de politie wil de man die hoger op de ladder zit (..).
[verdachte] : veel van onze locaties zijn opgerold (..) elke maand wordt er één van ons opgerold. Om de twee maanden wordt er zeker één opgerold.
(..) [47]
Op 23 februari 2013 is er in voornoemde personenauto een gesprek tussen [verdachte] en [J] ( [J] ), hierin wordt het volgende gezegd:
(..)
[verdachte] : hij krijgt geld en jij krijgt geld, maar ik niet
[J] : maar waarom jij niet.
[verdachte] : (onverstaanbaar). Begrijp je?
[J] : maar jij krijgt toch ook wel gewoon.
[verdachte] : dat is voor ons samen. Wat van jou is, is van mij toch.
[J] : ja
(..)
[J] : (onverstaanbaar).
[verdachte] : wij zijn 1, [N] . Hij bouwt. Hij bouwt alles.
[J] : [N] is zogenaamd jij. Dus [N] krijgt 20, ik krijg 20 en (onverstaanbaar)
eigenlijk hebben wij dan 10, 10 samen.
[verdachte] : ja (onverstaanbaar) is allemaal voor jou. Ik heb nog andere huisjes ( [verdachte] begint te lachen). (onverstaanbaar).
(..)
[J] : ja, maar waarom nemen we niet een groot huis met zes slaapkamers?
[verdachte] : [J] , beter drie, vier van zulke huizen (onverstaanbaar) te investeren. Want als een gepakt wordt dan (onverstaanbaar).
[J] : ja.
[verdachte] : ik ben professioneel in dit vak, dit is mijn werk.
[J] : als [N] wat overkomt, wie moet dat dan allemaal doen?
[verdachte] : wat?
[J] : als [N] wat overkomt, wie moet dat dan allemaal doen?
[verdachte] : we hebben 12 personeel. 12 personeel is veel he. Die hebben auto, gaan ze de hele dag daar, daar, daar. Jammer dat die meterkast buiten..
[J] : (onverstaanbaar).
[verdachte] : nou als eh, eh mensen komen van de meterkast, die hebben meestal sleutel.
[J] : ja, en dan gaan ze kijken en meten?
[verdachte] : ja klopt, kabels erin.
(..)
[J] : Die sleutel kan je toch veranderen.
[verdachte] : ja, dat gaat aandacht trekken.
[J] : ja, (onverstaanbaar) en hoe vaak komen die mensen van de meterkast.
[verdachte] : één keer per jaar, maar je weet nooit wanneer ze komen. (..) [48]
Op de zolder van de woning van medeverdachte [N] zijn op 9 april 2013 goederen aangetroffen die gerelateerd kunnen worden aan hennepteelt. Het gaat om onder meer: afzuigers, filters, slangen, lampenkappen en voedingsmiddelen. Daarnaast is er een briefje met voor een hennepkwekerij benodigde goederen in de woning aangetroffen. [49]
[getuige 1] heeft in zijn verhoor bij de politie het volgende verklaard:
(V=vraag A=antwoord)
V: wat weet jij nog meer over [verdachte] bezigheden?
A: dat hij een ondernemer is. dat hij geld investeert in die zaken en dergelijke (..)
V: wat is de rol van [medeverdachte] daarin?
A: huis verhuren, meer aan de administratie he.
V: wat weet jij van [N] ?
A: Dat hij met Bulgaren en Oostblokmensen bezig is. Dat hij hun opdracht geeft om die hennepzooi te installeren. Hij is een partner van [verdachte] , dat delen ze. Ze hebben samen een zaak, dus ze moeten het delen. Dat hoor ik.
V: hoe weet je dat ze met Bulgaren bezig zijn?
A: In mijn huis waren ook Bulgaren. Ik heb één Bulgaar gezien. Dat was de Bulgaar die met [N] bezig was met het installeren van de grond en aarde enzo. Dit heb ik niet zelf gezien. Ik heb hem gezien in een café, daar waren meerdere Bulgaren. Die Bulgaar zei toen ‘ik heb jouw huis geneukt’. Die Bulgaar heette [M] ofzo, dat is de installateur van [N] . (..) Hij heeft gezegd dat dat van hun moest. Met ‘hun bedoelde hij [N] . (..) Ik weet dat hij [N] bedoelde omdat hij de naam van [N] ook noemde. [50]
Vaststellen gebruikers telefoonnummers
Verdachte [verdachte] heeft verklaard dat het telefoonnummer [telefoonnummer] het telefoonnummer is dat bij hem al meer dan 15 jaar in gebruik is. [51]
Verdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat hij zichzelf hoort op de getapte telefoongesprekken TB01, TA06, en TA04. [52]
Verdachte [N] heeft verklaard dat zijn telefoonnummer [telefoonnummer] is. Dit komt overeen met de tenaamstelling van dit telefoonnummer; bovendien wordt de gebruiker in tapgesprekken van dit telefoonnummer [N] genoemd.
Ook het telefoonnummer [telefoonnummer] staat op naam van verdachte [N]
De telefoonnummers [telefoonnummer] en [telefoonnummer] zijn prepaid nummers zonder tenaamstelling. Uit de tapgesprekken maakt de rechtbank op dat de gebruiker van deze telefoonnummers [N] heet.
[verdachte] heeft verklaard dat hij stem van [N] als de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer] herkent. [53]
De rechtbank stelt gelet op het voorgaande vast dat de vier genoemde telefoonnummers in gebruik waren bij verdachte [N] .
A. De hennepkwekerij in een pand aan de [adres] te [woonplaats]
Bewijsmiddelen
Op 18 maart 2013 is de politie binnengetreden in het pand aan de [adres] te [woonplaats] . De eigenaar van het pand is [O] . In het pand is een in werking zijnde hennepkwekerij met 1368 planten aangetroffen. [54] De planten waren ongeveer 5 cm groot en zaten nog niet in het laatste stadium van de bloeifase. [55] De plantjes zijn getest en bleken THC te bevatten. Hiermee is aangetoond dat het inderdaad om hennepplanten gaat. [56]
Bij een doorzoeking van het kantoor van [bedrijf 1] is een huurcontract aangetroffen met betrekking tot de verhuur van dit pand. [57]
Uit de afgeluisterde tapgesprekken in de periode van 14 december 2012 tot en met 1 april 2013, getuigenverklaringen, mastgegevens en inbeslaggenomen goederen is de rechtbank het volgende gebleken:
Op 14 december 2012 wordt [verdachte] op zijn telefoonaansluiting [telefoonnummer] gebeld door een man met de roepnaam [O] , die gebruik maakt van de telefoonaansluiting [telefoonnummer] , op naam van [bedrijf 2] BV te [vestigingsplaats] ( [O] ), in het gesprek wordt (vertaald vanuit het Turks) het volgende gezegd:
[verdachte] geeft aan dat hij van plan is om de loods van [O] in [woonplaats] te verhuren.
[O] geeft aan dat hij bereid is om de loods voor 1200 euro te verhuren.
(..) [58]
Op 14 december 2012 belt [verdachte] vanaf zijn telefoonaansluiting [telefoonnummer] uit naar de telefoonaansluiting [telefoonnummer] , op naam van [bedrijf 2] BV te [vestigingsplaats] ( [O] ), in het gesprek wordt (vertaald vanuit het Turks) het volgende gezegd:
(..)
[O] zegt dat hij door de belastingdienst onder druk wordt gezet vanwege zijn belastingschulden. [O] zegt dat hij dringend 210.000 euro nodig heeft. (..) [O] legt uit dat de bank niet mee werkt omdat sprake is van twee panden/woningen waarvan er slechts 1 is verhuurd.
[verdachte] zegt dat [O] zich geen zorgen hoeft te maken en dat hij het direct kan regelen.
[verdachte] zegt dat hij in het ergste geval zelf de woning/het pand huurt.
[O] zegt dat ze morgen kunnen komen kijken.
(..) [59]
Op 15 december 2012 belt [medeverdachte] vanaf zijn telefoonaansluiting [telefoonnummer] uit naar de telefoonaansluiting [telefoonnummer] , op naam van [N] . In het gesprek wordt (vertaald vanuit het Turks) het volgende gezegd:
[medeverdachte] zegt dat het bijna 3 uur is. [medeverdachte] zegt ‘zullen we gaan’
[N] geeft aan dat hij even gaat douchen en dat ze daarna kunnen vertrekken.
[medeverdachte] zegt ‘is goed’. [60]
Op 15 december 2012 straalt de telefoon van [medeverdachte] een mast aan in Harderwijk. [61]
De getuige [getuige 2] verklaart op 10 april 2013 dat hij ongeveer drie tot vier maanden geleden het pand aan de [adres] heeft laten zien aan twee mannen die het pand wilden bekijken. Persoon 1 omschrijft hij als een man van Turkse afkomst, ongeveer 35-40 jaar oud, zwart kort kalend haar, ongeveer 1.55 tot 1,60 meter lang met een stevig postuur, zonder baard, snor, oorbellen, tatoeages of een bril. Persoon 2 kan de getuige zich niet herinneren. De periode na deze rondleiding zag hij af en toe mensen het pand binnen gaan. Dit waren meestal mensen van Poolse of Hongaarse afkomst. Deze mensen kwamen meestal aanrijden met een grijze Mercedes Vito. Ook kwam er wel eens een witte bus dit was een Mercedes Sprinter of een Volkswagen LT. [62]
Op 09 april 2013 vond er een doorzoeking plaats in de woning van [N] . Tijdens die doorzoeking werden diverse goederen in beslag genomen.
Er werd een enveloppe aangetroffen met het opschrift: "Harderwijk. Material - 2399. Diesel
370 / Vito + Sprinter. = 2769". In deze enveloppe werden ook kassabonnen aangetroffen met
betrekking tot aankopen in de periode van 15-01-2013 tot en met 30-1-2013 bij de doe-het-
zelf winkels Hornbach in Nieuwegein en Zaandam en Gamma in Harderwijk. De
aangekochte goederen betroffen onder andere, gipsplaten, montagekit, gereedschap, hout,
kachel, hang- en sluitwerk enzovoort. Tevens werden kassabonnen aangetroffen van het
tanken van diesel in de periode van 14 tot en met 30 januari 2013 in Zaandam, Oostzaan, Muiden, Putten en Harderwijk. [63]
Op 31 januari 2013 belt [verdachte] vanaf zijn telefoonaansluiting [telefoonnummer] uit naar de telefoonaansluiting [telefoonnummer] , op naam van [N] . In het gesprek wordt (vertaald vanuit het Turks) het volgende gezegd:
(..)
[verdachte] : je hebt het slot van de loods vervangen toch?
[N] : wat?
[verdachte] : het slot van de loods!
[N] : nee we hebben het nog niet vervangen.
[verdachte] : [O] abi schijnt er naartoe te zijn geweest, wist je dat?
(..)
[verdachte] : het schijnt er mooi te zijn geworden.
[N] : we hebben het echt super mooi gemaakt hoor. Echt waar.
[verdachte] : [O] abi zei ook, het is heel mooi geworden. [64]
Op 11 februari 2013 wordt [verdachte] op zijn telefoonaansluiting [telefoonnummer] gebeld door een man met de roepnaam [O] , die gebruik maakt van de telefoonaansluiting [telefoonnummer] , op naam van [bedrijf 2] BV te [vestigingsplaats] ( [O] ), in het gesprek wordt (vertaald vanuit het Turks) het volgende gezegd:
(..)
[verdachte] : broer bij de bank… euhh. Via het grenswisselkantoor hebben we het gestuurd.
(..)
[verdachte] : maar omdat de Poolse man er niet was, heb ik het op naam van iemand anders gestuurd. Dat zal geen probleem opleveren toch?
[O] : heb je genoteerd dat het huur betreft?
[verdachte] : ik heb het genoteerd, ik heb huur februari genoteerd. [65]
Op 7 maart 2013 belt [verdachte] vanaf zijn telefoonaansluiting [telefoonnummer] uit naar de telefoonaansluiting [telefoonnummer] , op naam van [bedrijf 2] BV te [vestigingsplaats] ( [O] ). In het gesprek wordt (vertaald vanuit het Turks) het volgende gezegd:
[verdachte] : [O] abi, is je bankrekeningnummer [rekeningnummer] ?
[O] : ja
[verdachte] : oke is goed, het gaat om de huur van de [adres] .
(..) [66]
Op 7 maart 2013 belt [verdachte] vanaf zijn telefoonaansluiting [telefoonnummer] uit naar de telefoonaansluiting [telefoonnummer] (prepaid), in gebruik bij [N] . In het gesprek wordt (vertaald vanuit het Turks) het volgende gezegd:
[N] : zeg het maar broertje
[verdachte] : [N] , [J] heeft een woning gevonden
(..)
[N] : ik ga nu naar dinges.. euhh.. ik ga naar de dinges van [O] abi
(..)
[verdachte] : ik heb de huur van [O] abi op naam van [J] laten overmaken.
[N] : is goed broertje.
(..) [67]
Op 11 maart 2013 belt [verdachte] vanaf zijn telefoonaansluiting [telefoonnummer] uit naar de telefoonaansluiting [telefoonnummer] (prepaid), in gebruik bij [N] . In het gesprek wordt (vertaald vanuit het Turks) het volgende gezegd:
(..)
[N] : ik heb namelijk voor daar bij [O] ruim 6000 voor dingen betaald.
(..) [68]
Op 18 maart 2013 belt [verdachte] vanaf zijn telefoonaansluiting [telefoonnummer] uit naar de telefoonaansluiting [telefoonnummer] (prepaid), in gebruik bij [N] . In het gesprek wordt (vertaald vanuit het Turks) het volgende gezegd:
[N] : zeg het maar broer.
[verdachte] : [N] , waar ben je?
(..)
[verdachte] : zijn de vissen klaar?
[N] : wat?
[verdachte] : zijn de vissen bij [O] klaar?
[N] : ja
[verdachte] : het schijnt dat de ooms er zijn
(..)
[verdachte] : [O] abi schijnt door de buren gebeld te zijn
[N] : ja
[verdachte] : dat de politie is gekomen.
(..)
[verdachte] : ze schijnen voor de deur te staan.
[N] : oh mijn god. Oke. Wat kunnen we doen?
[verdachte] : we kunnen er niks aan doen.
(..) [69]
Op 18 maart 2013 wordt [verdachte] op zijn telefoonaansluiting [telefoonnummer] gebeld door de telefoonaansluiting [telefoonnummer] (prepaid), in gebruik bij [N] . In het gesprek wordt (vertaald vanuit het Turks) het volgende gezegd:
(..)
[verdachte] : wie heeft de sleutel? Kun je de sleutel niet aan [O] abi geven zodat ze de deur niet hoeven open te breken.
[N] : ja de sleutel is bij mij
[verdachte] : is het een dure deur?
[N] : wat? Euhh nee hoor het is een verrot ding
(..)
[verdachte] : dan kan hij beter zeggen: ‘ik weet het niet breek het maar open’
(..) [70]
Op 19 maart 2013 wordt [verdachte] op zijn telefoonaansluiting [telefoonnummer] gebeld door een man met de roepnaam [O] , die gebruik maakt van de telefoonaansluiting [telefoonnummer] , op naam van [bedrijf 2] BV te [vestigingsplaats] ( [O] ), in het gesprek wordt (vertaald vanuit het Turks) het volgende gezegd:
(..)
[verdachte] : we zullen alles wat nodig is regelen [O] abi, we betalen de kosten
(..) [71]
Op 1 april 2013 belt [verdachte] vanaf zijn telefoonaansluiting [telefoonnummer] uit naar de telefoonaansluiting [telefoonnummer] (prepaid), in gebruik bij [N] . In het gesprek wordt (vertaald vanuit het Turks) het volgende gezegd:
(..)
[verdachte] : [O] abi heeft elektriciteitsrekening ontvangen
(..)
[N] : hoeveel
[verdachte] : 2900
(..)
[N] : wat moeten we doen, we moeten het betalen. in orde. [72]
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 1 maart 2013 tot en met 18 maart 2013 samen met anderen hennep heeft geteeld in het pand aan de [adres] te [woonplaats] .
Uit de hiervoor weergegeven tapgesprekken volgt immers dat verdachte en medeverdachten ieder een (actieve) bemoeienis hebben gehad bij de exploitatie van deze hennepkwekerij en zo ieder een wezenlijke bijdrage hebben geleverd.
Verdachte [verdachte] was betrokken bij het huren van de loods, het betalen van de huur en het vergoeden van de kosten na ontmanteling van de kwekerij. Verdachte [N] was betrokken bij de opbouw van de kwekerij en had ook contact met verdachte [verdachte] over het vergoeden van de kosten. Tenslotte zijn verdachten [N] en [medeverdachte] samen bij de loods wezen kijken.
B. De hennepkwekerij in een pand aan de [adres] te [woonplaats]
Bewijsmiddelen
Op 17 januari 2013 is de politie binnengetreden in het pand aan de [adres] te [woonplaats] . De politie heeft daarbij de deur opengebroken. In het pand is een inwerking zijnde hennepkwekerij met 516 planten aangetroffen. De planten waren ongeveer 9 weken oud. [73] De plantjes zijn getest en bleken THC te bevatten. Hiermee is aangetoond dat het inderdaad om hennepplanten gaat. [74]
De eigenaren van het pand zijn [P] en [Q] . [75]
[P] verklaart de woning via [bedrijf 1] te hebben verhuurd aan ene [R] . [76]
Uit de afgeluisterde tapgesprekken, sms-berichten en observaties in de periode van 17 januari 2013 tot en met 31 januari 2013 is de rechtbank het volgende gebleken:
Op 17 januari 2013 om 11.14 uur wordt [verdachte] op zijn telefoonaansluiting [telefoonnummer] gebeld door de telefoonaansluiting [telefoonnummer] (prepaid), in gebruik bij [N] . In het gesprek wordt (vertaald vanuit het Turks) het volgende gezegd:
[verdachte] : [N] heb je het gedaan?
[N] : [verdachte] heb je het gezien?
[verdachte] : nee?
[N] : wat ik je heb geschreven. De locatie van [Q] hoor
[verdachte] : nee
[N] : het is weg hoor! Ze waren aan het ontruimen.
[verdachte] : dat meen je niet.
[N] : ik zweer het, echt waar,
(..)
[N] : ik ga zo meteen er langs om er zeker van te zijn of het die locatie is of niet snap je?
[verdachte] : is goed, k zal er ook even langs gaan/rijden.
[N] : oke is goed doei. [77]
Het observatieteam ziet op 17 januari 2013 in de periode tussen 11.15 uur en 11.32 uur [verdachte] in zijn BMW, voorzien van kenteken [kenteken] rijden. [78] Op de Damstraat te Utrecht sloeg de BMW linksaf om de Kanaalstraat op te rijden. Op de Kanaalstraat sloeg de BMW rechtsaf de Badoengstraat in, in de richting van de Vleutenseweg. Terwijl verdachte over de Kanaalstraat reed, kruiste hij de Borneostraat. [79]
Op 17 januari 2013 om 11:32 uur wordt [verdachte] op zijn telefoonaansluiting [telefoonnummer] gebeld door de telefoonaansluiting [telefoonnummer] (prepaid), in gebruik bij [N] . In het gesprek wordt (vertaald vanuit het Turks) het volgende gezegd:
(..)
[N] : ben je er langs gegaan?
[verdachte] : ja dat klopt dus.
[N] : heb je het gezien?
[verdachte] : jawel
(..)
[N] : potverdorie he, wat een pech
[verdachte] : tjonge jonge, helemaal op de laatste dag
[N] : ja we zouden vanavond dinges gaan doen.
(..)
[verdachte] : er was toch niemand op dat moment?
[N] : nee hoor, God zij dank was er niemand.
(..) [80]
Op 17 januari 2013 belt [verdachte] vanaf zijn telefoonaansluiting [telefoonnummer] uit naar de telefoonaansluiting [telefoonnummer] , op naam van [S] ( [S] ). In het gesprek wordt het volgende gezegd:
(..)
[verdachte] zegt dat hij een groot probleem heeft gehad en dit later vertelt. [81]
Op 17 januari 2013 belt [verdachte] vanaf zijn telefoonaansluiting [telefoonnummer] uit naar de telefoonaansluiting [telefoonnummer] , op naam van [J] . In het gesprek wordt het volgende gezegd:
(..)
[verdachte] zegt dat een van de woningen is weggevallen.
(..)
[verdachte] : ik maakte daar. [82]
Op 17 januari 2013 om 13.37 uur wordt vanaf de telefoonaansluiting [telefoonnummer] in gebruik bij [verdachte] een sms-bericht verstuurd naar de telefoonaansluiting [telefoonnummer] op naam van [T] . In het sms-bericht staat (vertaald vanuit het Turks):
‘Hij/zij moet een handtekening zetten.’
Op 17 januari 2013 om 19.44 uur wordt vanaf de telefoonaansluiting [telefoonnummer] (prepaid), in gebruik bij [N] een sms-bericht verstuurd naar de telefoonaansluiting [telefoonnummer] van [verdachte] . In het sms-bericht staat (vertaald vanuit het Turks):
‘De ooms hebben de deur opengebroken.’
Op 31 januari 2013 wordt [verdachte] op zijn telefoonaansluiting [telefoonnummer] gebeld door de telefoonaansluiting [telefoonnummer] , op naam van [N] . In het gesprek wordt (vertaald vanuit het Turks) het volgende gezegd:
(..)
[verdachte] : [N] , [Q] heeft bij mij geld gevraagd, moet ik het geld aan hem geven.
[N] : Dat moeten we geven, het geld van dinges moeten we geven.
(..)
[verdachte] : al 3 dagen zit hij aan mijn kop te zeuren.
[verdachte] : 6200 of 6300 zoiets had hij gezegd.
(..) [83]
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 15 november 2012 tot en met 17 januari 2013 samen met anderen hennep heeft geteeld in het pand aan de [adres] te [woonplaats] .
Uit voorgaande tapgesprekken blijkt dat [verdachte] en [N] op de dag van de ontmanteling veelvuldig contact hebben en in codetaal praten. Wanneer deze tapgespreken worden bekeken in het licht van de ontmanteling van de hennepkwekerij staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat verdachten met elkaar spraken over het wegvallen van een hennepkwekerij die zij samen exploiteerden en het vergoeden van de kosten aan de pandeigenaar.
C. De hennepkwekerij in een pand aan de [adres] te [woonplaats] ( [woonplaats] )
Bewijsmiddelen
Op 10 januari 2013 is de politie binnengetreden in het pand aan de [adres] te [woonplaats] , gemeente Utrecht. In het pand is een in werking zijnde hennepkwekerij met 360 planten aangetroffen. De planten waren ongeveer 8 weken oud. Op het moment dat de voordeur van de woning werd geforceerd kwam de bewoner genaamd [U] aanlopen. De plantjes zijn getest en bleken THC te bevatten. Hiermee is aangetoond dat het inderdaad om hennepplanten gaat. [84]
De bewoner [U] verklaart in zijn eerste verhoor dat de hennepkwekerij van hem is. [85] Later verklaart hij dat hij onder druk van [medeverdachte] de kwekerij is gestart en dat de baas van [bedrijf 1] (de rechtbank begrijpt: verdachte [verdachte] ) er ook van wist. [86]
De getuige [K] heeft in een verhoor bij de rechter-commissaris verklaard:
Het klopt dat ik eigenaar ben van de woning aan de [adres] . Ik wist niet dat er een hennepkwekerij zat. Ik heb de woning in oktober 2011 voor twee jaar verhuurd aan een man genaamd [U] . [bedrijf 1] heeft mij geholpen bij het vinden van een huurder. Ik heb ook afspraken gemaakt met [medeverdachte] dat hij structureel op controle zou gaan. Dit was een mondelinge afspraak. Daar kregen ze toen niets voor betaald. Nu verhuren ze nog steeds mijn woning en houden ze geld achter van de huur, omdat ze ook beheer doen. Ik belde om de zoveel tijd met [bedrijf 1] om te vragen of ze de woning gecontroleerd hadden. Ik begreep dan dat ze in de woning waren geweest. Ik ben zelf nooit bij de woning langs geweest. Ik kreeg de huur van de woning rechtstreeks van de huurder op mijn rekening overgemaakt. [87]
De getuige [U] heeft in een verhoor bij de rechter-commissaris verklaard:
[medeverdachte] heeft het initiatief genomen met betrekking tot de hennepkwekerij. Ik heb het huis gehuurd. Ik kon de huur niet meer betalen. [medeverdachte] had een idee om het op te lossen. [medeverdachte] heeft het gezegd in een telefoongesprek. Het zou in de woning gebeuren. De rest heeft hij geregeld. Daar ben ik niet bij geweest. Ik kon er blijven wonen en kreeg een vergoeding. Ongeveer 500 euro per maand. Dit is betaald via een enveloppe in de brievenbus. [88]
Uit de afgeluisterde tapgesprekken en sms-berichten in de periode van 21 januari 2013 tot en met 29 januari 2013 is de rechtbank het volgende gebleken:
Op 21 januari 2013 ontvangt de telefoonaansluiting [telefoonnummer] in gebruik bij [verdachte] , een sms-bericht van de telefoonaansluiting [telefoonnummer] , ten name van [V] ( [V] ). In het sms-bericht staat (vertaald vanuit het Turks) het volgende:
[verdachte] , ik verzoek je vriendelijk om deze kwestie zo snel mogelijk af te ronden. Laten we ervoor zorgen dat er een begin wordt gemaakt aan de woning. Ik zweer dat alleen het materiaal voor het huis 10-15 duizend kost. Als je wilt maken we een afspraak met vrienden die jij kent en we gaan ernaar kijken. Als de woning maar binnen 1 a 1,5 maand in de oude staat wordt teruggebracht. Ik ga gek worden man. [89]
Op 21 januari 2013 belt de telefoonaansluiting [telefoonnummer] in gebruik bij [verdachte] uit naar de telefoonaansluiting [telefoonnummer] , ten name van [U] ( [U] ). In het gesprek wordt het volgende gezegd:
(..) [verdachte] zegt dat [U] vandaag moet komen zodat ze kunnen kijken wat ze kunnen doen. [U] zegt dat hij net heeft ge-sms’t dat ze de offerte moeten opsturen. (..) [verdachte] zegt dat [U] fout is geweest en dat hij moet komen praten met de derde. (..) [U] zegt dat zij wisten wat hij ging doen dus dat zij ook medeschuldig zijn. [U] zegt dat [medeverdachte] wist wat hij ging doen, dan had [medeverdachte] de woning maar niet moeten verhuren. [90]
Op 21 januari 2013 belt de telefoonaansluiting [telefoonnummer] in gebruik bij [verdachte] uit naar de telefoonaansluiting [telefoonnummer] , ten name van [U] ( [U] ). In het gesprek wordt het volgende gezegd:
[verdachte] zegt dat hij met de huiseigenaar op kantoor zit. [verdachte] zegt dat hij bij het huis is geweest om te kijken en [verdachte] heeft een deal gemaakt: dat [U] het materiaal zelf betaalt, ongeveer 4000 euro. [verdachte] zegt dat de 1250 euro borg wordt ingehouden, dan blijft er nog 2750 euro over. [verdachte] zegt dat ze het goedkoop gaan laten maken. (..) [91]
Op 29 januari 2013 wordt de telefoonaansluiting [telefoonnummer] in gebruik bij [verdachte] , gebeld door de telefoonaansluiting [telefoonnummer] , ten name van [V] ( [V] ). In het gesprek wordt (vertaald vanuit het Turks) het volgende gezegd:
(..)
[verdachte] zegt dat hij een timmerman kent die het netjes kan maken. (..) [verdachte] zegt dat hij het 1 februari kan verhuren. [V] vraagt of de mensen die erin gaan zitten betrouwbaar zijn. Dat zo iets niet nogmaals gebeurt. (..) [92]
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 15 november 2012 tot en met 10 januari 2013, samen met anderen, hennep heeft geteeld in een pand aan de [adres] te [woonplaats] , gemeente Utrecht. Uit de verklaring van [U] , die de rechtbank geloofwaardig acht omdat deze aansluit bij de andere bewijsmiddelen, volgt immers dat verdachte [medeverdachte] het initiatief heeft genomen voor de hennepkwekerij en dat [verdachte] hiervan op de hoogte was. Uit de hiervoor weergegeven tapgesprekken volgt voorts dat [verdachte] actief betrokken is bij het vinden van een oplossing voor de schade. Beide verdachten hebben zodoende een wezenlijke bijdrage geleverd.
D. De hennepkwekerij in een pand aan het [adres] te [woonplaats]
Bewijsmiddelen
Op 14 maart 2013 is de politie binnengetreden in een pand aan het [adres] te [woonplaats] . In de woning werden hennepresten aangetroffen. [93] De hennepresten zijn getest en bleken THC te bevatten. Hiermee is aangetoond dat het inderdaad om hennepresten gaat. [94]
De getuige [getuige 3] heeft in een verhoor bij de rechter-commissaris verklaard:
Het klopt dat ik de eigenaar ben van de woning aan [adres] te [woonplaats] . [medeverdachte] was betrokken bij de verhuur van deze woning. [verdachte] is er pas later bij gekomen. De contactpersoon bij [bedrijf 1] was [W] ( [W] ). Ik noem hem ‘ [naam] ’. [naam] zou mijn huis in de gaten houden. Ik heb hierover vaak gebeld. Op een gegeven moment heb ik mijn dochter naar het huis gestuurd. Ze zei dat ze niet binnenkwam omdat het slot was veranderd. Ik kreeg toen twijfels. Ik heb die buren gesproken die zeiden er woont niemand en de gordijnen zitten altijd dicht. Ik heb toen van [verdachte] en [naam] gehoord dat er een kwekerij in mijn huis zat. [verdachte] zei dat de schade voor 2500 euro gerepareerd zou kunnen worden. Ik heb gezegd dat ik 3000 euro wilde hebben. Daarna heb ik een ontmoeting gehad met twee Marokkaanse jongens op de [adres] . Ze zeiden dat ze het geld niet meteen hadden. De dag erna stond er 3000 euro op mijn rekening. De jongens hadden gezegd dat ze achter de kwekerij zaten. Ik dacht dat [verdachte] erachter zat, omdat hij binnen een minuut iemand kon bellen.
Ik heb niet aan de Marokkaanse jongens gevraagd of [verdachte] betrokken was bij de kwekerij.
Ik heb [verdachte] er ook niet mee geconfronteerd dat ik dacht dat hij erbij betrokken was.
Toen ik de 3000 euro accepteerde ging ik ervan uit dat [verdachte] de schade zou repareren. [95]
De getuige [W] heeft in een verhoor bij de politie verklaard:
Het klopt dat er een hennepkwekerij in de woning zat. [verdachte] heeft dat aan mij verteld. Ik was erbij toen er een gesprek plaatsvond tussen [getuige 3] , [verdachte] en [medeverdachte] . Zij hebben onderhandeld over wat er moest gebeuren. [verdachte] en [getuige 3] hebben toen een dealtje gesloten. [96]
De getuige [W] heeft in een verhoor bij de rechter-commissaris verklaard:
Ik heb een paar maanden bij [bedrijf 1] gewerkt. Ik heb een bezichtiging gedaan aan de woning op het [adres] te [woonplaats] . Dat was denk ik begin september 2012. Ik was daarbij, de huurder en de eigenaar. De eigenaar heet [getuige 3] . De huurder heet [X] . Het contract is opgesteld door [medeverdachte] . Ik ben samen met [verdachte] naar de woning gegaan om deze te controleren. Er werd niet open gedaan. Het klopt dat ik na oktober 2012 niet meer voor [bedrijf 1] werkte. Ik ben in 2013 toch nog naar de woning gegaan omdat [getuige 3] mij dat vroeg.
Van [getuige 3] had ik gehoord dat er Marokkanen achter zouden zitten. De 7000 euro was geld voor de schade die betaald moest worden aan [getuige 3] . [verdachte] heeft bemiddeld tussen de Marokkanen en [getuige 3] . [97]
Uit de afgeluisterde tapgesprekken en opgenomen vertrouwelijke informatie (OVC) in de periode van 6 februari 2013 tot en met 12 februari 2013 is de rechtbank het volgende gebleken:
Op 6 februari 2019 is er in de personenauto BMW X-Reihe met kenteken [kenteken] op naam van [verdachte] een gesprek tussen [verdachte] en [naam] . Hierin wordt het volgende gezegd:
14:30:10 uur: Stappen auto uit om naar de woning [adres] te kijken. [naam] zegt dat het '8' is, het witte hoekpand. [verdachte] : "we gaan er ..... (onv) van maken." [verdachte] zegt dat ze allemaal open zijn op dezelfde hoogte. [naam] vraagt of zij kunnen kijken of niet. [verdachte] : "maar de ventilatie staat niet aan."
14:35:00 uur: Terug in voertuig.--> [naam] zegt dat ze het beneden allemaal voor de helft hebben geopend. [verdachte] heeft het over ventilatie aan de achterkant en of het een probleem is dat het gordijn dicht blijft. [naam] zegt van niet. (..)
14:43:27 uur: [naam] vraagt hoe zij de planten gaan knippen. [verdachte] zegt dat dat werk slechts 10 minuten duurt. [naam] telt hardop tot vijf en zegt dat je dan komt bij het dak. [verdachte] : "als je per kamer twee à drie stuks hebt." [verdachte] zegt dat planten ... (onv) in verschillende kamers in vuilniszakken kunnen worden gestopt om ze vervolgens ..... (onv). [98]
Op 7 februari 2013 belt de telefoonaansluiting [telefoonnummer] in gebruik bij [verdachte] uit naar de telefoonaansluiting [telefoonnummer] , ten name van [G] ( [G] ). In het gesprek wordt het volgende gezegd:
(..)
[verdachte] : ik heb een uh klein probleempje hier
[G] : wat dan?
[verdachte] : we hebben nu binnen een huis gekweekt en de man is uit dinges gekomen, uit Duitsland, de huisbaas. (..) [99]
Op 7 februari 2013 wordt de telefoonaansluiting [telefoonnummer] in gebruik bij [verdachte] gebeld door de telefoonaansluiting [telefoonnummer] (prepaid), in gebruik bij [naam] . In het gesprek wordt (vertaald vanuit het Turks) het volgende gezegd:
[naam] zegt dat hij nu samen met [getuige 3] uit Duitsland en nog iemand in Maarssen is en dat ze voor het huis staan. Dat de mensen naar binnen willen gaan om te kijken. (..) Hij vraagt hoe ze het moeten aanpakken. [verdachte] zegt dat hij zelf zal komen. [100]
Op 8 februari 2013 belt de telefoonaansluiting [telefoonnummer] in gebruik bij [verdachte] uit naar de telefoonaansluiting [telefoonnummer] , ten name van [N] ( [N] ). In het gesprek wordt (vertaald vanuit het Turks) het volgende gezegd:
[verdachte] : [N] , gisteren ben ik pas om drie uur ’s nachts naar bed gegaan.
[N] : je voelde je rot zeker.
[verdachte] : Ik had het toch over de locatie in Maarssen.
(..)
[verdachte] : de huiseigenaar kwam
(..)
[verdachte] : hij is samen met [naam] er naartoe gegaan. ze hebben mij toen gebeld. Ik ben ernaar toe gegaan. De deur was op slot. De mannen kwamen niet. Uiteindelijk hebben ze gebeld, euhh ze hebben een Nederlander gestuurd.
[N] : ja
[verdachte] : (..) het waren twee Marokkaanse jongens. Ze schijnen daar dus mee bezig te zijn! Ze hebben een deal gesloten voor 3000 euro. (..) [101]
Op 11 februari 2013 belt de telefoonaansluiting [telefoonnummer] in gebruik bij [verdachte] uit naar de telefoonaansluiting [telefoonnummer] , in gebruik bij [getuige 3] . In het gesprek wordt (vertaald vanuit het Turks) het volgende gezegd:
[getuige 3] : hallo [verdachte] , met [getuige 3] (..)
[getuige 3] : luister eens, ik ga wat tegen je zeggen (..) als je vanuit de brievenbus naar binnen kijkt dan is de aarde zichtbaar. Ze moeten die aarde naar binnen verplaatsen. (..) [102]
Op 12 februari 2013 belt de telefoonaansluiting [telefoonnummer] in gebruik bij [verdachte] uit naar de telefoonaansluiting [telefoonnummer] (prepaid), in gebruik bij [naam] . In het gesprek wordt (vertaald vanuit het Turks) het volgende gezegd:
[naam] : goedendag beste [verdachte]
: hallo [getuige 3] belt me steeds hoor
[naam] : ja, ik heb ook genoeg te lijden van hem gehad. Is het gelukt? Hebben jullie zijn dingen kunnen regelen?
[verdachte] : ik ben met mijn auto naar Amsterdam geweest. We hebben samen met de Marokkanen 3000 euro overgemaakt. (..) [103]
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Op grond van voorgaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 6 februari 2013 tot en met 14 maart 2013, samen met anderen, hennep heeft geteeld in een pand aan het [adres] te [woonplaats] . Uit de verklaringen van [W] en [getuige 3] volgt dat verdachte op de hoogte was van de kwekerij. Dit wordt ook ondersteund door de tapgesprekken. Ook is verdachte betrokken bij het regelen van een financiële vergoeding voor de huiseigenaar.
E. De hennepkwekerij in een pand aan de [adres] te [woonplaats]
Bewijsmiddelen
Op 28 maart 2013 is de politie binnengetreden in een pand aan de [adres] te [woonplaats] . In het pand is een inwerking zijnde hennepkwekerij met 376 planten aangetroffen. De planten waren ongeveer 5 weken oud. De plantjes zijn getest en bleken THC te bevatten. Hiermee is aangetoond dat het inderdaad om hennepplanten gaat. [104]
De eigenaar van de woning is [Y] , de nicht van (mede)verdachten. Zij verklaart dat zij de woning heeft verhuurd via [medeverdachte] , via het bedrijf [bedrijf 1] . Zij denkt dat [bedrijf 1] achter de kwekerij zit. [105]
Bij een doorzoeking van het kantoor van [bedrijf 1] is een huurcontract aangetroffen met betrekking tot de verhuur van dit pand. [106]
Uit de afgeluisterde tapgesprekken van 10 november 2012 en 28 maart 2013 is de rechtbank het volgende gebleken:
Op 10 november 2012 belt de telefoonaansluiting [telefoonnummer] , ten name van [T] ( [medeverdachte] ) uit naar de telefoonaansluiting [telefoonnummer] ten name van [verdachte] ( [verdachte] ). In het gesprek wordt (vertaald vanuit het Turks) het volgende gezegd:
(..)
[medeverdachte] : ik heb het geld van Nieuwegein vandaag aan [Z] betaald.
Op 28 maart 2013 om 10:34 uur belt de telefoonaansluiting [telefoonnummer] , ten name van [T] ( [medeverdachte] ) uit naar de telefoonaansluiting [telefoonnummer] ten name van [verdachte] ( [verdachte] ). In het gesprek wordt (vertaald vanuit het Turks) het volgende gezegd:
(..)
[medeverdachte] : [Z] heeft mij gebeld.
(..)
[medeverdachte] : je weet [Y] toch wel?
[verdachte] : ja
[medeverdachte] : het schijnt dat er aan de zijkanten wateroverlast is. De politie schijnt gebeld te hebben en gezegd dat ze naar binnen zullen gaan.
Op 28 maart 2013 om 10.36 uur wordt de telefoonaansluiting [telefoonnummer] , ten name van [T] ( [medeverdachte] ) gebeld door de telefoonaansluiting [telefoonnummer] , ten name van [Q] ( [P] ). In het gesprek wordt (vertaald vanuit het Turks) het volgende gezegd:
(..)
[P] zegt dat op dit moment de politie met een inval in de woning van [Y] bezig is. (..) [109]
Op 28 maart 2013 om 10.39 uur belt de telefoonaansluiting [telefoonnummer] in gebruik bij [verdachte] uit naar de telefoonaansluiting [telefoonnummer] (prepaid), in gebruik bij [N] . In het gesprek wordt (vertaald vanuit het Turks) het volgende gezegd:
(..)
[verdachte] : [N] , wat ben je aan het doen?
[N] : goed hoor ik ben thuis
[verdachte] : Dinges.. euhh.. ER IS EEN PROBLEEM HOOR
[N] : wat dan?
[verdachte] : In het oude huis van [M]
(..)
[verdachte] : De ooms schijnen voor de deur te staan
(..)
[N] : hoe weet je dat, van wie heb je dat gehoord?
[verdachte] : Dinges.. [P] en [Q] enzo schijnen gebeld te hebben. [Z] schijnt te hebben gebeld.
(..)
[verdachte] : ik zal [medeverdachte] (onv.) (..) [110]
Op 28 maart 2013 om 10.44 uur belt de telefoonaansluiting [telefoonnummer] in gebruik bij [verdachte] uit naar de telefoonaansluiting [telefoonnummer] , ten name van [T] ( [medeverdachte] ). In het gesprek wordt (vertaald vanuit het Turks) het volgende gezegd:
[verdachte] : ga jij er maar naartoe
[medeverdachte] : ja
[verdachte] : zeg tegen hen ‘ik ben gebeld door de huisbaas. Er schijnt sprake te zijn van overstroming. Daarom ben ik gekomen. Ik weet niet wat er aan de hand is’
[medeverdachte] : is goed ik ga er meteen naar toe (..) [111]
Op 28 maart 2013 om 11:27 uur belt de telefoonaansluiting [telefoonnummer] , ten name van [T] ( [medeverdachte] ) uit naar de telefoonaansluiting [telefoonnummer] ten name van [verdachte] ( [verdachte] ). In het gesprek wordt (vertaald vanuit het Turks) het volgende gezegd:
(..)
[medeverdachte] : [Z] gaat vragen wie de bewoners daar waren. Wat zal ik tegen hem zeggen? zal ik zeggen dat het Bulgaren waren?
[verdachte] : je moet zeggen: ‘Die Bulgaren woonden er. Je weet wie ze zijn.’ Je moet geen dinges doen. (..) [112]
Op 28 maart 2013 om 13:03 uur wordt de telefoonaansluiting [telefoonnummer] , ten name van [T] ( [medeverdachte] ) gebeld door de telefoonaansluiting [telefoonnummer] , ten name van [Q] ( [P] ). In het gesprek wordt (vertaald vanuit het Turks) het volgende gezegd:
(..)
[P] : Hallo [medeverdachte] .
[medeverdachte] : Zeg het maar [P] ?
[P] : Wat is er met de woning van [Y] gebeurd?
[medeverdachte] : Nou we zijn daar naar toe gegaan, samen met [Z] . Die runderen hebben daar vuiligheid gemaakt. Ik stuur nu een man daar naar toe.
[P] : Ja.
[medeverdachte] : lk laat de deur, zus en zo laten maken, ik vervang het slot. Ik ben net aangekomen .... het contract. .... ik heb [Y] een contract verzonden. Ik ga hier ook naar kijken naar de contracten.
[P] : Je moet met [Y] praten, [Y] is een sukkel. Als het contract niet juist is dan ... [Y] is van plan om naar de politie te gaan om aangifte te doen. Je moet tegen [Y] zeggen "voordat je naar de politie gaat, kom bij mij langs".
[medeverdachte] : Ha .. gaat hij dat vandaag doen.
[P] : lk weet niet of het vandaag is. Als [Z] gebeld heeft, gaat hij direct. Bel [Y] maar op " [Y] voordat je naar de politie gaat, bel mij op, kom bij
mij langs. Laten we het contract degelijk maken".
[Y] : ln orde, laten we het zo doen.
[P] : In orde, hij is een sukkel, anders gaat nu.
[Y] : Ja, ja.
[P] : Kijk dinges ... ehhhh dat weet je beter, er is een kopie ID nodig.
[Y] : Ja, ja, dat klopt. Ik ga dat allemaal regelen. Ik zal alleen hier in orde
maken zodat [Y] geen hoofdpijn krijgt. (..) [113]
Op 28 maart 2013 om 21:55 uur belt de telefoonaansluiting [telefoonnummer] , ten name van [T] ( [medeverdachte] ) uit naar de telefoonaansluiting [telefoonnummer] ten name van [N] ( [N] ). In het gesprek wordt (vertaald vanuit het Turks) het volgende gezegd:
(..)
[N] : Hmm .. heb je het dan gezien? Hoe staat het ermee?
[medeverdachte] : Ja. Ik was vanmorgen daar.
[N] : Hmm ..
[medeverdachte] : Euhh .. dinges euhh .. er schijnt een problemen bij de buren te zijn geweest.
[N] : Meen je dat nou?!
[medeverdachte] : Echt waar euhh .. er is toch die trap, de trap!?
[N] : Ja.
[medeverdachte] : Waaronder je toch de auto parkeert?!
[N] : Ja.
[medeverdachte] : Euhh .. dinges was daar goed te dingessen .. daar ging je neus van kapot! [N] : Aha .. lk begrijp het.
[medeverdachte] : Ja. Er was dus geen waterlekkage of zo!
Op 28 maart 2013 om 22:58 uur belt de telefoonaansluiting [telefoonnummer] , ten name van [verdachte] ( [verdachte] ) uit naar de telefoonaansluiting [telefoonnummer] (prepaid) in gebruik bij [N] ( [N] ). In het gesprek wordt (vertaald vanuit het Turks) het volgende gezegd:
(..)
[N] : (..) Ik heb trouwens met [medeverdachte] gesproken. Hij heeft een en ander verteld.
[verdachte] : Het schijnt dat het vanuit buiten te ruiken was.
[N] : Hmm ... Ik had al gezegd 'laten we geen dinges doen' snap je. Ik heb gezegd 'laten we niet van deze doen'.
[verdachte] : Ja.
[N] : Dinges drong erop aan en zei 'we moeten van deze doen'. Hij zei 'die andere levert niet veel dinges op, het levert niet veel geld op' snap je.
[verdachte] : Ik snap het.
[N] : Van die andere weet je! Tot nu doe hebben we van de normale dinges gedaan weet je.
[verdachte] : Maar goed, we bespreken het nog wel. (..) [115]
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Op grond van voorgaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 21 februari 2013 tot en met 28 maart 2013, samen met anderen, hennep heeft geteeld in een pand aan de [adres] te [woonplaats] .
Uit voorgaande tapgesprekken blijkt dat [verdachte] , [N] en [medeverdachte] op de dag van de ontmanteling veelvuldig contact hebben en in codetaal praten. Wanneer deze tapgespreken worden bekeken in het licht van de ontmanteling van de hennepkwekerij staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat verdachten met elkaar spraken over de ontmanteling van een hennepkwekerij die zij exploiteerden.
F. De hennepkwekerij in een pand aan de [adres] te [woonplaats]
Bewijsmiddelen
Op 4 april 2013 is de politie binnengetreden in een pand aan de [adres] te [woonplaats] . In het pand is een in werking zijnde hennepkwekerij met 572 planten aangetroffen. De planten waren ongeveer 5 weken oud en er werden geen aanwijzingen gevonden voor eerdere oogsten. De plantjes zijn getest en bleken THC te bevatten. Hiermee is aangetoond dat het inderdaad om hennepplanten gaat. [116]
De eigenaar van de woning is [getuige 1] . [117] Hij heeft het volgende verklaard:
Ik was de studenten die in mijn woning woonde zat. Toen ging ik naar [bedrijf 1] en hadden we het erover. Ik heb het huis aan [bedrijf 1] gegeven. De studenten gingen ergens anders wonen. Dat hebben [verdachte] en [medeverdachte] geregeld. We hadden als huur 1600 euro afgesproken. Die huur kreeg ik van [verdachte] . Dat kreeg ik altijd cash. [verdachte] zei dat het goed onderhouden zou worden, maar ze hebben alles gesloopt. Nadat het gebeurd was kwam [verdachte] met een huurcontract. Dat moest ik ondertekenen en aan de politie laten zien. [verdachte] had mijn persoonlijke gegevens gevraagd. Toen ik erachter kwam dat er een kwekerij in mijn woning zat zeiden [verdachte] en [N] dat die Bulgaren dat gedaan hadden. Ze zeiden daarna tegen mij dat ze het zelf geflikt hebben en dat ze het in meerdere huizen doen. [118]
Uit de afgeluisterde tapgesprekken in de periode van 6 december 2012 tot en met 4 april 2013 is de rechtbank het volgende gebleken:
Op 6 december 2012 belt de telefoonaansluiting [telefoonnummer] , ten name van [verdachte] ( [verdachte] ) uit naar de telefoonaansluiting [telefoonnummer] , ten name van [N] ( [N] ). In het gesprek wordt (vertaald vanuit het Turks) het volgende gezegd:
(..)
[verdachte] : [N] , ik wil je wat vragen. Vanavond krijgen we de sleutel van [getuige 1] abi.
[N] : Van wie? Oh je, we krijgen die he?
[verdachte] : Ja. Hij wil dinges, gras (fonetisch).
[N] : Ja dat weet ik. (..) [119]
Op 16 januari 2013 belt de telefoonaansluiting [telefoonnummer] , ten name van [verdachte] ( [verdachte] ) uit naar de telefoonaansluiting [telefoonnummer] (prepaid) in gebruik bij [N] ( [N] ). In het gesprek wordt (vertaald vanuit het Turks) het volgende gezegd:
[verdachte] : [N]
: [verdachte] , euhh. Dinges.. men heeft geprobeerd gisterenavond daar bij [getuige 1] naar binnen te gaan.
(..)
[N] : ja de nieuwe locatie
[verdachte] : hoe moeten we nu verder?
[N] : we gaan niets doen hoor (..) vanavond.. euhh.. zullen [O] enzo daar blijven slapen. (..) [120]
Op 27 februari 2013 belt de telefoonaansluiting [telefoonnummer] , ten name van [verdachte] ( [verdachte] ) uit naar de telefoonaansluiting [telefoonnummer] (prepaid) in gebruik bij [N] ( [N] ). In het gesprek wordt (vertaald vanuit het Turks) het volgende gezegd:
[N] : Zeg het maar [verdachte] .
[verdachte] : [N] , ik heb een vraag, is het nog veel daar bij Mustafa ?
[N] : Wat?
[verdachte] : Daar bij [getuige 1] .
[N] : Hoezo? Wat is er?
[verdachte] : Nee, ik was er benieuwd naar. We hebben de huur enzo overgemaakt/gestort weet je.
[N] : Of het veel is .. euhh .. nou .. het duurt niet lang meer .. maar ..
[N] : Maar er is euhh .. Ik vertel het je wel wanneer we elkaar zien, oke.
[verdachte] : Is er een probleem?
[N] : Probleem .. er is wel een probleem .. namelijk .. snap je .. er schijnt aan de ene kant een aansluiting verkeerd te zijn gegaan. (..) [121]
Op 7 maart 2013 wordt de telefoonaansluiting [telefoonnummer] , ten name van [verdachte] ( [verdachte] ) gebeld door de telefoonaansluiting [telefoonnummer] (prepaid) in gebruik bij [N] ( [N] ). In het gesprek wordt (vertaald vanuit het Turks) het volgende gezegd:
(..)
[verdachte] : Ik heb met [getuige 1] gesproken.
[N] : Ja.
[verdachte] : Ik heb het hem gegeven. Maar hij wil, helemaal zonder ruimte voor onderhandelen, TWAALF hebben.
[N] : Hoeveel?
[verdachte] : TWAALF. Ik zei tegen hem 'Dat is onmogelijk, wij hebben niet eens winst gehad. We hebben net quitte gedraaid'.
[N] : En?
[verdachte] : Hij zei: 'dat is wat ik wil hebben'. Ik zei: 'dit moet ik bespreken'. Bovendien wil hij de helft van het bedrag vooraf ontvangen.
[N] : Dit was de afspraak toch niet, ik snap er niets meer van!
(..)
[verdachte] : (..) Laten we tegen hem zeggen ZEVEN of ACHT, dat mag. Als je niet akkoord gaat, dan stoppen we ermee. Anders komen we zelf niet uit de kosten.
[N] : Juist, anders hebben wij geen winst, dit hebben we vooraf met hem besproken. (..)
[verdachte] : Ja, dat klopt. Ik zei tegen hem 'we hebben net quitte gedraaid'.
[N] : We stoppen er anders mee hoor, dit heeft toch geen zin. Laten we de boel maar leegruimen. (..) [122]
Op 4 april 2013 belt de telefoonaansluiting [telefoonnummer] , (prepaid) in gebruik bij [N] ( [N] ) uit naar de telefoonaansluiting [telefoonnummer] (prepaid) NNman. In het gesprek wordt (vertaald vanuit het Turks) het volgende gezegd:
(..)
[N] : hallo, staan de telefoons van dinges uit?
NNman: ja staat uit
[N] : het staat uit dus het/hij/zij is kennelijk meegenomen?
NN: ik weet het niet. Ik heb niet gebeld. Ben je daar niet langs geweest?
[N] : We zijn langs geweest [getuige 1] is langs geweest. Oom (van vaders lijn / alias politie) zou daar zijn. (..) [123]
Op 4 april 2013 wordt de telefoonaansluiting [telefoonnummer] , ten name van [verdachte] ( [verdachte] ) gebeld door de telefoonaansluiting [telefoonnummer] , ten name van [getuige 1] ( [getuige 1] ). In het gesprek wordt (vertaald vanuit het Turks) het volgende gezegd:
(..)
[N] komt aan de lijn
[N] : (..) stuur jij even een dinges, een adres, een dinges van daar, we gaan meteen dinges doen, begrijp je?
[getuige 1] : oke is goed, mijn naam enzo?
[N] : Ok! Euhh, jouw naam, achter euhh.. dinges, geboortedatum enzo, het adres van daar enzo begrijp je? Laten we meteen dinges doen (..) [124]
Op 4 april 2013 belt de telefoonaansluiting [telefoonnummer] , ten name van [T] ( [medeverdachte] ) uit naar de telefoonaansluiting [telefoonnummer] , ten name van [F] ( [naam] ). In het gesprek wordt (vertaald vanuit het Turks) het volgende gezegd:
(..)
[medeverdachte] : Is [verdachte] er?
[naam] : Nee, hij is niet gekomen.
(..)
[medeverdachte] : Hmm .. Zij hebben mij gisteren ten onrechte dat aangedaan ..
[naam] : Ja.
[medeverdachte] : En ik euhh .. dinges euhh .. God houdt echt van mij.
[naam] : Huh ..
[medeverdachte] : Euhh .. er schijnen vandaag een paar locaties van hen te zijn opgerold, weet je?!
[naam] : Echt waar?!
[medeverdachte] : Echt waar!
[naam] : God is groot.
[medeverdachte] : Ze zijn bij mij geweest. Ze hebben kaarten laten opmaken. Behalve mij kan niemand die kaarten opmaken weetje?!
[naam] : Ja.
[medeverdachte] : Zij hebben de kaarten dus laten opmaken. Euhh .. en ook dinges .. ze wilden mij ook nog laten vervangen. (..) [125]
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Op grond van voorgaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 28 februari 2013 tot en met 18 maart 2013, samen met anderen, hennep heeft geteeld in een pand aan de [adres] te [woonplaats] .
Uitsluiten verklaring [getuige 1]
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaring van [getuige 1] moet worden uitgesloten van het bewijs, omdat deze verklaring niet betrouwbaar is.
De rechtbank oordeelt anders. De verklaring van [getuige 1] wordt namelijk ondersteund door de andere bewijsmiddelen in het dossier, zoals de tapgesprekken. Ook hetgeen [getuige 1] verklaart over de
modus operandisluit aan bij hetgeen uit andere bewijsmiddelen volgt. Het voorgaande maakt dat de rechtbank waarde hecht aan de door [getuige 1] afgelegde verklaringen en deze voor het bewijs bezigt.
G. De hennepkwekerij in een pand aan de [adres] te [woonplaats]
Bewijsmiddelen
Op 18 april 2013 is de politie binnengetreden in een pand aan de [adres] te [woonplaats] . In het pand bleek een hennepkwekerij gezeten te hebben. Dit bleek onder andere uit gaten, vochtplekken en resten van planten. [126] De resten zijn getest en bleken THC te bevatten. Hiermee is aangetoond dat het inderdaad om hennepresten gaat. [127]
De eigenaar van de woning, [getuige 4] heeft verklaard dat zij haar huis heeft verhuurd en dat zij daarbij hulp heeft gehad van [getuige 5] . Hij werkte voor een makelaardij aan de [adres] . [128]
[getuige 5] heeft verklaard dat hij het pand heeft verhuurd voor de eigenaar. Hij verklaart te hebben gewerkt met [bedrijf 1] . Hij kent [medeverdachte] , [N] en [verdachte] . [129]
Blijkens een huurovereenkomst heeft [getuige 6] de woning gehuurd. [130] [getuige 6] heeft daarover verklaard dat hij een turk tegenkwam op het station die hem aanbood om gratis in de woning te wonen, zolang hij maar beneden bleef. [131] [getuige 6] heeft verder verklaard dat hij klusjes deed voor het bedrijf [bedrijf 1] . [medeverdachte] vroeg hem die klusjes te doen. Hij weet dat [verdachte] de broer van [medeverdachte] is. [132]
Uit de afgeluisterde tapgesprekken en sms-berichten in de periode van 28 december 2012 tot en met 16 april 2013 is de rechtbank het volgende gebleken:
Op 28 december 2012 wordt de telefoonaansluiting [telefoonnummer] , ten name van [verdachte] ( [verdachte] ) gebeld door de telefoonaansluiting [telefoonnummer] , ten name van [N] ( [N] ). In het gesprek wordt (vertaald vanuit het Turks) het volgende gezegd:
[verdachte] : [N] !
[N] : Dag [verdachte] .
(..)
[verdachte] : Er is een locatie in Leidschen.
[N] : Ja.
[verdachte] : Drie verdiepingen.
[N] : Goed.
[verdachte] : Vijftienhonderd lira/euro.
[N] : Mooi.
[verdachte] : De man is ervan op de hoogte. (..) [133]
Op 15 januari 2013 om 16:20 uur wordt de telefoonaansluiting [telefoonnummer] , ten name van [verdachte] ( [verdachte] ) gebeld door de telefoonaansluiting [telefoonnummer] , ten name van [Aa] ( [Aa] ). In het gesprek wordt het volgende gezegd:
(..)
[Aa] : Ik wou alleen maar zeggen. Ik zag de auto vandaag. ik heb langsgelopen, langs de auto, je weet waar ik hem gekocht heb. En ik zag een hele grote stapel boeken , gewoon voor het raam ((onverstaanbaar)
[verdachte] : Boeken?
[Aa] : Ja, ik zag een hele stapel dingen weet je wel, op het raam.. op het raam
[verdachte] : Ohja
[Aa] : Ja dat kan niet he, van buiten iedereen zien dat is uh
[verdachte] : Oke
[Aa] : Ja moeten we wel iets aan doen weet je wel. [134]
Op 15 januari 2013 om 16.30 uur wordt op de telefoonaansluiting [telefoonnummer] , ten name van [verdachte] ( [verdachte] ) een sms-bericht ontvangen van de telefoonaansluiting [telefoonnummer] , ten name van [Aa] ( [Aa] ). In het sms-bericht staat het volgende:
‘Ik hoop dat je het snel regelt want het kan zo echt niet’ [135]
Op 15 januari 2013 om 18:51 uur belt de telefoonaansluiting [telefoonnummer] , ten name van [verdachte] ( [verdachte] ) uit naar de telefoonaansluiting [telefoonnummer] (prepaid), in gebruik bij [getuige 6] ( [getuige 6] ). In het gesprek wordt (vertaald vanuit het Turks) het volgende gezegd:
(..)
[verdachte] : Ja. Je moet alles over de grond verspreiden ... (even stil) ... dus dat het van buiten niet zichtbaar is.
[getuige 6] : Maar moet ik het direct van dinges ... op hangen. Moet ik met de lijm die ik gekocht dat ophangen.
[verdachte] : Echt waar hang iets op, het moet niet zichtbaar zijn. Het is namelijk zichtbaar.
[getuige 6] : In orde.
[verdachte] : Of leg het in de andere kamers. In orde?
[getuige 6] : lk heb dat gedaan, ik heb het in de andere kamers gelegd, een beetje, een beetje.
[verdachte] : Als nog is het zichtbaar.
[getuige 6] : In orde. (..) [136]
Op 28 januari 2013 wordt de telefoonaansluiting [telefoonnummer] , in gebruik bij [medeverdachte] gebeld door de telefoonaansluiting [telefoonnummer] (prepaid), in gebruik bij [getuige 6] ( [getuige 6] ). In het gesprek wordt (vertaald vanuit het Turks) het volgende gezegd:
[medeverdachte] : [getuige 6] !
(..)
[getuige 6] : Kun je mij de postcode uit het contract geven of het adres sturen?
(..)
[medeverdachte] : Oh, dus het adres waar jij woont. Ok, dat geef ik dan. [nummer] ,
Op 7 februari 2013 belt de telefoonaansluiting [telefoonnummer] , ten name van [verdachte] ( [verdachte] ) uit naar de telefoonaansluiting [telefoonnummer] (prepaid), in gebruik bij [getuige 6] ( [getuige 6] ). In het gesprek wordt (vertaald vanuit het Turks) het volgende gezegd:
(..)
[verdachte] : [getuige 6]
: Hallo [verdachte] abi, hoe gaat het?
[getuige 6] : Ik wilde je wat zeggen maar het kan niet over de telefoon. En [N] abi is er ook niet.
[verdachte] : Hmm.
[getuige 6] : [N] abi is er ook niet.
[verdachte] : Ja, is het belangrijk?
[getuige 6] : Ja het is belangrijk. Nou, belangrijk is het niet maar voor het werk
is het wel belangrijk. We hebben namelijk voor morgen iets nodig. Daarom.
[verdachte] : Je kunt het tegen [medeverdachte] gaan zeggen.
[getuige 6] : Nee hoor nee, jij moet het doen. [medeverdachte] heeft daar geen verstand van.
[verdachte] : Wat is er nodig?
[getuige 6] : Euhh, de filter weet je .. daarvoor is er een dinges nodig een pijp.
[verdachte] : Hmm, [getuige 6] , ik ga je een adres geven.
[getuige 6] : Ik weet het wel. Ik ben namelijk samen met lsmail abi er een keer naartoe geweest.
[verdachte] : Ja, daar kun je het gaan halen .. als je geld nodig hebt. (..) [138]
Op 4 april 2013 belt de telefoonaansluiting [telefoonnummer] , in gebruik bij [N] ( [N] ) uit naar de telefoonaansluiting [telefoonnummer] (prepaid), in gebruik bij [getuige 6] ( [getuige 6] ). In het gesprek wordt (vertaald vanuit het Turks) het volgende gezegd:
(..)
[getuige 6] : lk kan boven geen dinges geven. Boven kunnen ze geen koffie drinken,
hoe dan ook, dinges lekt.
(..)
[N] : Je moet een beetje iedere dag geven, kan dat? Je moet ze weinig geven. Begrijp je dat? Zonder dat het beneden eruit komt.
[getuige 6] : In orde. Ik geef weinig alsnog komt het eruit. Ik geef weinig.
[N] : Geef weinig, minder dan de helft, begrijp je. Geef iedere dag, geef ze
weinig.
Op 16 april 2013 wordt vanaf de telefoonaansluiting [telefoonnummer] (prepaid), in gebruik bij [getuige 6] ( [getuige 6] ) een sms-bericht gestuurd naar de telefoonaansluiting [telefoonnummer] . In het sms-bericht staat (vertaald vanuit het Turks) het volgende:
‘ [F] abi, de neger kwam, het schijnt maar 6 kilo te hebben opgeleverd. Hij zal later komen om mij op te halen’ [140]
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Op grond van voorgaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 28 december 2012 tot en met 18 april 2013, samen met anderen, hennep heeft geteeld in een pand aan de [adres] te [woonplaats] .
Conclusie
Op grond van het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, stelt de rechtbank vast dat de telefoongesprekken, OVC-gesprekken en sms-berichten die als bewijsmiddel zijn gebruikt over hennepteelt gaan. De rechtbank overweegt dat het steeds soortgelijke feiten betreft, waarbij veelal in codetaal wordt gesproken. De modus operandi ten aanzien van de hennepkwekerijen komt ook overeen. [verdachte] regelt de woningen en zorgt voor de financiering, [N] is verantwoordelijk voor de bouw van de kwekerij en [medeverdachte] voert de meer praktische werkzaamheden uit rondom de kwekerij, zoals het bewateren van de plantjes. Daarnaast is [medeverdachte] ook betrokken bij de ‘administratieve afhandeling’. Voorgaande maakt dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking zodat sprake is van medeplegen.
Door de raadsman is aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat verdachte uitvoeringshandelingen heeft verricht ten aanzien van de tenlastegelegde hennepkwekerijen. Hierover merkt de rechtbank op dat op grond van de bewijsmiddelen vast staat dat verdachte wetenschap had van en betrokken was bij de hennepkwekerijen, zoals hiervoor per hennepkwekerij reeds is overwogen. Dat verdachte niet met zijn vingers in de aarde is aangetroffen, doet daar niet aan af. Verdachte heeft met zijn handelen immers een wezenlijke bijdrage geleverd.
4.3.3.3 Feit 4 primair en feit 5 primair: uitvoer verdovende middelen
Bewijsmiddelen
Uit de afgeluisterde tapgesprekken, sms-berichten en observaties van 30 september 2012 tot en met 3 oktober 2012 is de rechtbank het volgende gebleken:
Op 30 september 2012 om 22:50 belt de telefoonaansluiting [telefoonnummer] , ten name van [verdachte] ( [verdachte] ) uit naar telefoonaansluiting [telefoonnummer] , ten name van NNman in Polen. In het gesprek wordt (vertaald vanuit het Pools) het volgende gezegd:
(..)
NNman begroet [verdachte] als een goede bekende en zegt dat hij dinsdag naar [verdachte] komt.
NNman vraagt aan [verdachte] om een hotel te regelen.
[verdachte] zegt dat het prima is.
NNman zegt dat hij naar de stad van [verdachte] komt zodat ze dicht bij elkaar zijn en dat ze dan zullen praten.
NNman zegt dat hij waarschijnlijk de paspoorten mee zal nemen.
[verdachte] vindt het prima. [verdachte] zegt dat hij ook wat heeft. [verdachte] zegt dat hij ook wat heeft geregeld.
NNman zegt: we zien elkaar dinsdag. Ik neem geld mee en we zullen gaan praten.
Op 30 september 2012 om 22:52 belt de telefoonaansluiting [telefoonnummer] , ten name van [verdachte] ( [verdachte] ) uit naar telefoonaansluiting [telefoonnummer] , hierna: NNman
[verdachte] vraagt aan NN man of het hotel voor twee (personen) moet zijn.
NN man bevestigt dit en zegt we zien elkaar dinsdag. [142]
Op 2 oktober 2012 om 13:07 belt de telefoonaansluiting [telefoonnummer] , ten name van [verdachte] ( [verdachte] , zie hier boven genoemde gesprek d.d. 30 september 2012 ) uit naar telefoonaansluiting [telefoonnummer] , ten name van [G] ( [G] ). Om 13.08 wordt er doorverbonden naar de telefoonaansluiting [telefoonnummer] (NNvrouw500). In het gesprek wordt het volgende gezegd:
(..)
NNvrouw500 zegt dat de kamers vrij zijn en dat een tweepersoonskamer 110,25 kost. [verdachte] vraagt of NNvrouw500 een kamer wil reserveren voor vanavond. Dat gaat NNvrouw doen. [143]
Op 2 oktober 2012 om 13:52 belt de telefoonaansluiting [telefoonnummer] , ten name van [verdachte] ( [verdachte] ) uit naar telefoonaansluiting [telefoonnummer] (een prepaid aansluiting), hierna NNman. In het gesprek wordt (vertaald vanuit het Turks) het volgende gezegd:
(..)
[verdachte] vraagt of NNman vanavond rond tien of elf uur in Utrecht zal zijn.
NNman zegt dat dat het geval zal zijn en dat hij hem dan kan bellen.
[verdachte] vraagt aan NNman of hij het wel beschikbaar heeft.
NNman zegt dat hij er genoeg van heeft en hij vraagt of het om 100 gaat.
bevestigt dat en zegt dat NNman ook zijn provisie niet moet vergeten.
Op 2 oktober 2012 om 15.15 uur wordt [verdachte] op zijn telefoonaansluiting ( [telefoonnummer] ) gebeld door het telefoonnummer [telefoonnummer] (prepaid), in gebruik bij [N] ( [N] ). In het gesprek wordt (vertaald vanuit het Turks) het volgende gezegd:
[verdachte] : de Polen komen vanavond.
[N] : is goed broer.
[verdachte] : gaan we dat vanavond of morgen doen?
[N] : wat?
[verdachte] : dat klusje van de Polen.
[N] : is goed we doen het morgen wel. Laten we het morgen maar doen.
[verdachte] : oké, is goed. [145]
Op 2 oktober 2012 om 17.49 uur wordt [verdachte] op zijn telefoonaansluiting ( [telefoonnummer] ) gebeld door het telefoonnummer [telefoonnummer] (prepaid), in gebruik bij [N] ( [N] ). In het gesprek wordt (vertaald vanuit het Turks) het volgende gezegd:
(..)
[N] : wat ik wilde zeggen uh… aan die mannen uh.. hoeveel stuks willen die
mannen hebben?
[verdachte] : ze zijn er nog niet. Zo rond 9 a 10 uur. Ik heb een hotel geregeld.
Op 2 oktober 2012 om 18.11 uur wordt [verdachte] op zijn telefoonaansluiting ( [telefoonnummer] ) gebeld door het telefoonnummer [telefoonnummer] (prepaid), in gebruik bij [N] ( [N] ). In het gesprek wordt (vertaald vanuit het Turks) het volgende gezegd:
[verdachte] : hey [N]
: heb je vandaag de vissen opgehaald broertje?
[verdachte] : ik heb je toch gebeld en gezegd dat het morgen komt.
Op 2 oktober 2012 om 19.48 uur wordt op de telefoonaansluiting van [verdachte] ( [telefoonnummer] ) een sms-bericht ontvangen vanaf de telefoonaansluiting [telefoonnummer] . Het bericht luidt:
‘21.00 Utrecht- [bedrijf 1] .’ [148]
Op 2 oktober 2012 om 20.42 uur wordt er vanaf de telefoonaansluiting van [verdachte] ( [telefoonnummer] ) een sms-bericht verstuurd naar de telefoonaansluiting [telefoonnummer] . Het bericht luidt:
‘Telefonshop.’ [149]
Op 2 oktober 2012 om 22.03 belt de telefoonaansluiting [telefoonnummer] , ten name van [verdachte] ( [verdachte] ) uit naar telefoonaansluiting [telefoonnummer] (een prepaid aansluiting), hierna: NNman. In het gesprek wordt (vertaald vanuit het Turks en Pools) het volgende gezegd:
(..)
[verdachte] : morgen zo rond 12 a 1 uur, 11 uur ofzo.. ben je in de buurt?
NNman: uh, is goed. Morgen?!
[verdachte] : ja. zeker he? Ze zijn aangekomen. Ik heb ze nu namelijk ondergebracht in een hotel.
NNman: aha. Morgen, we zien elkaar morgen abi.
[verdachte] : ja,. ze zitten nu in een hotel en ze zeggen ‘morgenochtend’
(..)
NNman: oke abi, is goed we zien elkaar morgen.
[verdachte] : uh, laten we wel het geld van het hotel uitverdienen, want ik heb het geld van het hotel nog niet betaald
NNman: ok. Is goed. [150]
Op 2 oktober 2012 om 22.23 belt het telefoonnummer van [verdachte] ( [telefoonnummer] ) uit naar telefoonaansluiting [telefoonnummer] , op naam van [N] ( [N] ). In het gesprek wordt (vertaald vanuit het Turks) het volgende gezegd:
Na begroeting meldt [verdachte] dat de personen zijn gearriveerd en dat hij ze in het Hotel IBIS heeft ondergebracht, dat ze morgen rond tien, elf uur zullen vertrekken. Hij vraagt of dat goed is.
[N] zegt dat het goed is.
[N] : wat zei je ook weer dat er rond 10, 11 uur ging gebeuren?
[verdachte] : rond 10, 11 uur uh naar die dinges..
[N] : Gaan we het laten zien? Is goed. Hoeveel uh, gaan ze kopen/nemen?
[verdachte] : eerlijk gezegd hebben wij het niet kunnen bespreken. Er waren vrienden bij hem. Hij heeft het er niet over gehad. Hij zei: “we bespreken het wanneer we morgen gaan” Het schijnt dat er 10.000…(onv) is.
[verdachte] : Echt waar. Dat andere schijnen ze nog niet voor vijf (fon) te hebben kunnen verkopen.
(..)
[verdachte] : Ik heb het gevraagd. Weet je wat het schijnt te zijn. De buitenkant is mooi. De geur is goed. Maar als je het rookt is het net een sigaret.
Op 3 oktober 2012 om 10.53 uur wordt op de telefoonaansluiting van [verdachte] ( [telefoonnummer] ) een sms-bericht ontvangen vanaf de telefoonaansluiting [telefoonnummer] . Het bericht luidt (vertaald vanuit het Pools):
‘Dag collega, ik ben om 12.00 uur in [bedrijf 1] .’ [152]
Op 3 oktober 2012 om 11.06 uur wordt [verdachte] op zijn telefoonaansluiting ( [telefoonnummer] ) gebeld door het telefoonnummer [telefoonnummer] , (prepaid) in gebruik bij [N] ( [N] ). In het gesprek wordt (vertaald vanuit het Turks) het volgende gezegd:
(..)
[N] : Wat?
[verdachte] : Wanneer gaan we deze mensen daarheen brengen?
[N] : Wat?
[verdachte] : Ik heb het over de Polen. Wanneer gaan we ze daar naartoe brengen?
[N] . Hmm. Ik breng ze wel hoor.
[verdachte] . Euhh dinges. Ze moeten die plek niet zien he!
(..)
[N] : Nee hoor, ik breng ze er met mijn auto heen. Dan kunnen ze het niet vinden.
(..)
[verdachte] : Hoe ga je het geld daar in ontvangst nemen?
[N] : ik regel het wel hoor..(onv)
(..)
[verdachte] : We gaan het toch voor 22 kopen en voor 27 verkopen?
[N] : Ja, dat zullen we doen. We zullen het voor 22 kopen. En wat denk je voor hoeveel zullen we het verkopen.. voor 25 of 26.
(..)
[verdachte] : is goed ze komen om 12 uur hoor.
(..)
[N] : Waarheen? Waar komen ze naartoe?
[verdachte] : Naar Utrecht.
[N] : Oke is goed. [153]
Op 3 oktober 2012 wordt subject [verdachte] (hierna subject) geobserveerd door de meerdere verbalisanten van de politie (Q115, Q34, Q105, Q109, Q11, Q112 en Q119) en wordt het volgende waargenomen:
Om 11.57 uur ziet Q34 dat een manspersoon, die hij herkende als subject uit de richting van het perceel [adres] te Utrecht kwam en instapte in een BMW X6 en vertrok.
Om 12.02 uur ziet Q105 dat de BMW X6 werd geparkeerd op de [adres] te [woonplaats] .
Om 12.04 uur ziet Q109 dat het subject [bedrijf 1] , gelegen aan de [adres] te [woonplaats] , inliep.
Om 12.20 uur ziet Q105 dat een personenauto BMW X5, voorzien van een Pools kenteken [kenteken] , werd geparkeerd op de [adres] , ter hoogte van de [adres] en dat er drie manspersonen van Oost Europese afkomst uit de auto stapten. (hierna: NN1, NN2, NN3).
Om 12.21 uur ziet Q109 dat NN1, NN2 en NN3 [bedrijf 1] inliepen.
Om 12.36 uur ziet Q109 dat er een Audi A4 stopt nabij [bedrijf 1] en uit deze auto stapt een man van Noord Afrikaanse afkomst (NN4). Deze man loopt [bedrijf 1] binnen.
Om 12.45 uur ziet Q109 dat NN4 het pand van [bedrijf 1] verlaat.
Om 12.47 uur ziet Q109 dat het subject, NN1, NN2 en NN3 het pand van [bedrijf 1] verlaten.
Om 13.04 uur ziet Q109 in de Audi A4 stapt en vertrekt.
Om 13.06 uur ziet Q105 dat het subject instapt in de BMW X6 en vertrekt.
Om 13.06 uur ziet Q109 dat NN1, NN2 en NN3 instappen in de BMW X5 en vertrekken.
Om 13.12 uur ziet Q115 dat de BMW X5, de BMW X6 en de Audi A4 worden geparkeerd op de [adres] te [woonplaats] , ter hoogte van perceel [nummer] .
Om 13.14 uur ziet Q115 dat er 5 manspersonen in de Audi A4 zitten, waaronder het subject als passagier achterin en dat de Audi A4 vertrekt.
Om 13.17 uur ziet Q111 dat de Audi A4 wordt geparkeerd op de hoek van de Troelstralaan met de Nolenslaan te Utrecht en dat NN4 en het subject uitstappen en wegliepen in de richting van de Nolenslaan . NN1, NN2 en NN3 blijven in de auto zitten. Het subject heeft een sleutel in zijn hand en doet iets bij de portiek van de percelen [nummer] van de [adres] .
Om 13.24 uur ziet Q112 dat de Audi A4 met daarin de vijf manspersonen vertrekt en naar Waalwijk rijdt.
Om 14.17 uur ziet Q111 dat de Audi A4 geparkeerd staat op de [adres] in [woonplaats] .
Om 14.36 uur ziet Q111 dat er enkele dozen worden ingeladen uit perceel [adres] in de Audi A4.
Om 14.53 uur ziet Q119 dat NN4 naar buiten komt uit het perceel aan de [adres] te [woonplaats] . [154]
Daarnaast is de rechtbank gebleken dat:
NN1, NN2 en NN3 worden door de Poolse autoriteiten herkend als [Ab] , [Ac] en [Ad] . [155]
Op 4 oktober 2012 worden [Ab] , [Ac] en [Ad] in Polen aangehouden in een personenauto BMW X5 met het kenteken [kenteken] . Zij bleken in het bezit te zijn van 9146 gram hennep en 108 gram cocaïne. [156] / [157]
Uit de gegevens van het IBIS hotel blijkt dat [Ac] van 2 op 3 oktober 2012 in het IBIS hotel heeft overnacht. [158]
Uit de afgeluisterde tapgesprekken van 4 oktober 2012 tot en met 11 oktober 2012 is de rechtbank het volgende gebleken.
Op 5 oktober 2012 om 21.30 uur wordt [verdachte] op zijn telefoonaansluiting ( [telefoonnummer] ) gebeld door het telefoonnummer [telefoonnummer] (hierna NNvrouw1165), op naam van [G] , [adres] te [woonplaats] . In het gesprek wordt (deels vertaald vanuit het Pools) het volgende gezegd:
[verdachte] : Hallo?
NNvrouw1165: [verdachte] , he, even iets in het kort. Er is iets mis gegaan.
[verdachte] : met wat?
NNvrouw1165: met, ehm Polaki. En dinges, die vriendin van mij vraag of je haar wilt, zo snel mogelijk bellen. Van een makkelijke dinges.
[verdachte] : Oh mij.. goed. Haar bellen?
NNvrouw1165: ja
[verdachte] : goed
NNvrouw1165: Misschien niet van jou dinges. Of, ik weet niet.
[verdachte] : goed
NNvrouw1165: bel haar doei. [159]
Op 6 oktober 2012 om 06.43 uur belt de telefoonaansluiting [telefoonnummer] , ten name van [verdachte] ( [verdachte] ) uit naar de telefoonaansluiting [telefoonnummer] op naam van [G] . In het gesprek wordt (vertaald vanuit het Pools/Turks) het volgende gezegd:
N: die Polaki zijn gepakt he.
(…)
V: Ja, allemaal mitrailleurs en zo.
Op 6 oktober 2012 om 11.59 uur belt de telefoonaansluiting [telefoonnummer] , ten name van [verdachte] ( [verdachte] ) uit naar de telefoonaansluiting [telefoonnummer] , (hierna NNvrouw0761). In het gesprek wordt (vertaald vanuit het Turks) het volgende gezegd:
(..)
[verdachte] : Maar ik heb echt een probleem he. Ik heb het gister niet aan jou verteld. ..
NNvrouw0761): Wat is er gebeurd?
[verdachte] : Een hele goeie vrienden van mij. Eh, (niet verstaanbaar) (Turks) Eh had ik al verteld? Ik had bezoek uit Rusland.
(..)
[verdachte] Ja, weet je, ik vertel het je later wel (Turks). Kan niet over de telefoon
(..)
[verdachte] : maar, en hun zijn, eh (niet verstaanbaar klinkt als: Eergisteren) gepakt. Ze gingen de, dinges weetje. Ze hebben iets gehaald/gekocht en ze brachten iets weg (Turks) zijn gepakt. Heel erg. Ze zijn ook op de televisie verschenen (Turks)
NNvrouw0761): hoe gepakt? Ik heb het niet begrepen (Turks)
[verdachte] : ze hadden beetje drugs
(..)
[verdachte] : Ja. En, eh ze zijn gepakt. Ik vond het zo erg. Zo erg voor ze.
Op 6 oktober 2012 om 17:23 uur belt de telefoonaansluiting [telefoonnummer] , ten name van [verdachte] ( [verdachte] ) uit naar de telefoonaansluiting [telefoonnummer] , (prepaid) in gebruik bij [N] ( [N] ). In het gesprek wordt (vertaald vanuit het Turks) het volgende gezegd:
(..)
[verdachte] : Er is behoorlijk wat informatie in de handen van hen.
[N] : In de handen van wie?
[verdachte] : die euhh..
[N] : Van dinges?!
[verdachte] : Huh huh
[N] : van de ooms (=politie)?!
[verdachte] . Ja en veel ook
[N] : Hmm..
[verdachte] : Het schijnt dat het hier helemaal vanaf hier achtervolgd is.
[N] : helemaal van hier?!
[verdachte] : huh hih..het staat daar (boven) toch geschreven?!
(..)
[N] : Ik heb het gelezen maar euhh..ik heb daaronder nog niet precies gelezen dus..
(..)
[verdachte] : Dinges euhh..ik had namelijk op mijn naam een hotel en zo geregeld.
[N] : wat heb je geregeld?!
[verdachte] : hotel. Hotel toch? Ik zeg “ik had op mijn naam nog een hotel en zo geregeld.
[verdachte] : Zij schijnen voor die zaak 180 (honderdtachtig) man te hebben ingezet.
[verdachte] : Ja. Zie je de mannen niet dan? Allemaal met maskers.
[verdachte] : Ik zal nu naar haar zus gaan.
(..)
[verdachte] : joh, ik had eigenlijk gisteren al mijn twijfels.. ik heb dit gisteren gehoord.. ik heb tegen jou niets gezegd euhh..ik dacht “misschien is het niet waar” misschien gaan ze het op ons afschuiven. Weet je?
(..)
[verdachte] : Zijn er handafdrukken (vingerafdrukken) of zo op de tas?
[N] : Wel, ik heb het niet (erin)gelegd/geplaatst. Zij hebben het zelf (erin)gelegd/geplaatst.
(..)
[N] : Niets aan te doen..euhh..als er weer iets gebeurt dan moet je handschoenen en zo dingessen, begrijp je?!
[verdachte] : Echt waar.. geld is niet belangrijk, ik vind het heel erg voor die mannen. [162]
Op 8 oktober 2012 om 21.44 uur belt de telefoonaansluiting [telefoonnummer] , ten name van [verdachte] ( [verdachte] ) uit naar de telefoonaansluiting [telefoonnummer] , in gebruik bij [S] (hierna NNvrouw5284). In het gesprek wordt het volgende gezegd:
(..)
[verdachte] .: Ja weet je hoe erg ik nog vindt van die Russen.
(..)
[verdachte] : Echt, we waren echt de dag ervoor nog samen, he
NNvrouw5284: klopt. Ik ook. Ik was er toch bij.
[verdachte] : ja. En nu vijftien jaar.
NNvrouw5284: Ja, maar waarom vijftien?
[verdachte] : Dat is zo in Polen.
NNvrouw5284: Maar hoe oud is die man?
[verdachte] : die zoon?
NNvrouw5284: Nee, die jongen. Die man.
[verdachte] : 48
NNvrouw5284: Jezus man, 15 jaar.
[verdachte] : Ja, minimaal. Maar je mag weten. Ik heb vier advocaten voor hem geregeld.
NNvrouw5284: huh?
(..)
NNvrouw5284: ben je echt een hele lieve, goeie vriend.
[verdachte] : En die vrouw is echt helemaal door gedraaid, zoon kwijt, neef kwijt, man kwijt. [163]
Uit de verklaringen van de aangehouden Poolse medeverdachten is de rechtbank het volgende gebleken:
[Ac] heeft verklaard dat hij met zijn vader had afgesproken om iemand te vinden die verdovende middelen vervoerd. Voorgesteld is om dit te laten doen door [Ad] . Hij moest zelf de drugs controleren. Ze zijn op 2 oktober naar Nederland gereden en diezelfde avond aangekomen. Ze hebben geslapen in een IBIS hotel. [164]
Bij de rechter-commissaris verklaart [Ac] dat hij toen hij de drugs ophaalde in Nederland op een kantoor is geweest en dat dat kantoor [bedrijf 1] zou kunnen zijn. [165]
[Ab] heeft verklaard dat hij samen met zijn zoon en [Ad] op 2 oktober 2012 naar Nederland is gekomen en de nacht heeft doorgebracht in een IBIS hotel. De volgende dag hebben ze in Utrecht een tussenpersoon ontmoet en in de buurt van Amsterdam hebben ze 100 gram cocaïne en 8,5 kilo marihuana gekocht. [166]
Verdachte [verdachte] heeft bij de politie het volgende verklaard:
Ik ken de man wel. Ik heb deze man op de [adres] ontmoet. Ik heb voor hem en zijn zoon een hotelkamer in het IBIS hotel in Utrecht geregeld. De cocaïne die bij hen is aangetroffen is door mij in Utrecht geregeld. Ik heb die kale Pool met iemand in contact gebracht. Hij wilde een hoeveelheid cocaïne kopen. [167]
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Op basis van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen concludeert de rechtbank dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de export van 108 gram cocaïne en 9146 gram hennep. De door de raadsman gevoerde verweren worden op basis van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen verworpen.
4.3.3.4 Feit 6 en feit 7: wapenbezit
Vuurwapen en 64 patronen ( [adres] [woonplaats] )
Bewijsmiddelen
Bij de doorzoeking aan de [adres] te [woonplaats] , de woning van de (ex)partner van verdachte: [G] , is op 9 april 2013 achter het bed in de ouderslaapkamer een vuurwapen aangetroffen met een losse patroonhouder met daarin 11 patronen en daarnaast twee doosjes munitie met respectievelijk 50 en 3 patronen. [168] Het wapen is gecategoriseerd en het gaat om een pistool; 9mm wapen van categorie III. De aangetroffen patronen zijn gecategoriseerd en betreffen munitie van categorie III. [169]
[G] heeft verklaard dat het wapen in de woning daar onder haar verantwoordelijkheid lag. [170]
Verdachte heeft verklaard dat het vuurwapen en de patronen van hem zijn. [171]
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het vuurwapen en de bijbehorende munitie voorhanden heeft gehad. De verdachte heeft tijdens het onderzoek ter terechtzitting verklaard dat hij bij de politie een (onjuiste) bekennende verklaring heeft afgelegd om zijn familie te beschermen en dat de politie hem de woorden in de mond zou hebben gelegd. De rechtbank acht de verklaring die verdachte bij de politie heeft afgelegd echter betrouwbaar. Verdachte geeft in die verklaring namelijk aan dat het wapen dat is aangetroffen een 9mm wapen is, hetgeen overeenkomt met de categorisering van het wapen. Ook blijkt uit het proces-verbaal van verhoor verdachte niet dat dit verdachte in de mond is gelegd, onder meer gelet op de vraag/antwoord constructie van het verhoor.
De rechtbank acht ook wettig en overtuigend bewezen dat er sprake is van medeplegen. De (ex)partner van verdachte geeft aan dat zij wist dat het wapen in haar woning lag.
73 patronen ( [adres] [woonplaats] )
Bewijsmiddelen
Bij de doorzoeking aan de [adres] in [woonplaats] , de woning van de moeder van verdachte, waar verdachte zelf ook (deels) woonde, is op 9 april 2013, naast het tweepersoonsbed op de tweede verdieping, een doos aangetroffen met daarin:
- een doos met 50 patronen GFL 9mm Luger;
- een
sealbagmet 12 patronen 9mm GFL Luger;
- 1 patroon action dag A3 06-2
- een zak met 10 Knall patronen van 9mm. [172]
Het gaat om scherpe patronen van categorie III. [173]
Verdachte heeft verklaard dat hij een groot deel van de week in de woning van zijn moeder sliep in een tweepersoonsbed en dat er in de woning maar een tweepersoonsbed staat. [174]
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Gelet op de verklaring van verdachte dat hij in een tweepersoonsbed sliep en er in de woning maar één tweepersoonsbed aanwezig was, gaat de rechtbank ervan uit dat de doos met daarin de munitie is aangetroffen naast het bed waarin verdachte het grootste deel van de week sliep. De verklaring van verdachte dat hij niet op de hoogte was van de aanwezigheid van munitie acht de rechtbank daarom ook niet geloofwaardig, gelet op de vindplaats van de munitie. Uit het dossier is de rechtbank ook niet gebleken van enige aanwijzing dat de munitie van iemand anders dan verdachte zou kunnen zijn. Dit maakt dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte de 73 patronen opzettelijk voorhanden heeft gehad.
Vrijspraak medeplegen
De rechtbank zal verdachte ten aanzien van de 73 patronen vrijspreken van medeplegen, omdat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat hij deze patronen samen met iemand anders voorhanden heeft gehad.
Stroomstootwapen en ploertendoder ( [adres] [woonplaats] )
Bewijsmiddelen
Bij de doorzoeking aan de [adres] te [woonplaats] , bij het bedrijf [bedrijf 1] , waar verdachte eigenaar van is, zijn op 9 april 2013 een stroomstootwapen (categorie II onder 5 [175] ) en een ploertendoder (categorie I onder 3 [176] ) aangetroffen. [177]
Verdachte heeft verklaard dat hij wist dat er een ploertendoder en een stroomstootwapen in een bureaula lagen in een separate ruimte in het kantoor van [bedrijf 1] . [178]
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk een stroomstootwapen en een ploertendoder voorhanden heeft gehad. Deze wapens zijn aangetroffen in het kantoor van [bedrijf 1] , waar verdachte eigenaar van was. Verdachte heeft ook verklaard dat hij wist dat deze wapens in het kantoor lagen. Dat verdachte verklaart dat de wapens niet van hem waren doet niet af aan de bewezenverklaring, aangezien verdachte wel de beschikkingsmacht had over de wapens.
Vrijspraak medeplegen
De rechtbank zal verdachte ten aanzien van het stroomstootwapen en de ploertendoder vrijspreken van medeplegen, omdat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat hij deze wapens samen met iemand anders voorhanden heeft gehad.
4.3.3.5 Feit 9: criminele organisatie
De rechtbank acht ten slotte wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 9 tenlastegelegde heeft begaan op grond van navolgende bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen
Verdachte wordt deelname verweten aan een criminele organisatie die als oogmerk had het plegen van misdrijven zoals bedoeld in artikel 11 van de Opiumwet.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat een groep personen, bestaande uit (in ieder geval) de verdachten [verdachte] , [N] en [medeverdachte] , zich in de periode van 5 november 2012 tot en met 17 juli 2013 op meerdere plaatsen in Nederland hebben bezig gehouden met de handel in hennep in de breedste zin van het woord. De rechtbank verwijst daarvoor naar de bewijsmiddelen voor feit 2 die zijn uitgewerkt onder punt 4.3.3.2.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van een criminele organisatie op grond van het navolgende.
Volgens de geldige jurisprudentie (zie onder andere Hoge Raad 22 januari 2008, NJ 2008, 72) moet onder een criminele organisatie worden verstaan ‘een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en ten minste één andere persoon’. Om als deelnemer aangemerkt te worden, hoeft niet vast te komen staan dat de betreffende persoon bekend is/moet zijn geweest met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie. Evenmin is vereist dat het samenwerkingsverband steeds hetzelfde is.
Wel moet vast komen te staan dat de organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk had, waaronder ook het naaste doel van de organisatie wordt gerekend. Overigens is niet vereist dat het plegen van misdrijven de voornaamste bestaansgrond van de organisatie is (zie Hoge Raad 15 juni 2010, NJ 2010, 357). Daarnaast moet de verdachte een aandeel hebben in het samenwerkingsverband dan wel moet de verdachte de gedragingen, die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie ondersteunen (zie onder andere Hoge Raad 3 juli 2012, LJN: BW5161). Tot slot moet bewezen kunnen worden dat de verdachte opzet had op het deelnemen aan de organisatie. Voldoende daarvoor is dat de verdachte in zijn algemeenheid wist dat de organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft. Niet is vereist dat de verdachte enige opzet heeft gehad op de door de criminele organisatie beoogde concrete misdrijven.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] , [N] en [medeverdachte] deel hebben genomen aan een criminele organisatie die als oogmerk had het plegen van misdrijven zoals bedoeld in artikel 3 onder B van de Opiumwet. Zij hebben een gestructureerd samenwerkingsverband gevormd en hebben ieder een aandeel gehad in, dan wel ondersteunende gedragingen verricht die strekten tot of rechtstreeks verband hielden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie.
De rechtbank overweegt daartoe dat [verdachte] via zijn bedrijf [bedrijf 1] woningen regelde waarin hij een hennepkwekerij kon (laten) bouwen. [verdachte] zorgde in dat kader ook voor de financiën, zoals het betalen van de huur aan de huiseigenaren en hij betaalde de kosten voor de materialen. [N] was verantwoordelijk voor het opbouwen van de kwekerijen. Uit het dossier volgt dat hiervoor Poolse of Bulgaarse mannen werden ingehuurd, die [N] vervolgens zou hebben aangestuurd. [medeverdachte] voerde meer ondersteunende gedragingen uit ten behoeve van de kwekerijen. Hij gaf de planten water, ging in opdracht van [verdachte] en/of [N] poolshoogte nemen als een kwekerij werd opgerold door de politie en zorgde (vooraf, dan wel achteraf) dat er een huurcontract werd opgemaakt.
Tenslotte was [verdachte] na het oprollen van de hennepkwekerijen ook betrokken bij de financiële afhandeling van de schade met de huiseigenaren.
De bewijsverweren die de verdediging op dit punt heeft aangevoerd zijn met bovengenoemde overwegingen eveneens verworpen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1
op
een (ofmeer
)tijdstip
(pen
)in of omstreeks de periode van ongeveer 1 januari 2010 tot en met 9 april 2013 te Utrecht en
/ofAlmere
en/of elders in Nederland,tezamen en in vereniging met een
of meerander
(en)althans alleen, meermalen,
althans eenmaal (telkens)
(telkens
)opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de (seksuele) uitbuiting van
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5]
hebbende hij, verdachte,
en/of zijn mededader
(s)die [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] en
/of[slachtoffer 3] en
/of[slachtoffer 4] en
/ofmeermalen
(tegen betaling van bedragen
)geholpen
bij het vinden van een woning
en/of bij
haar/hun inschrijving in de GBA (Gemeentelijke Basisadministratie
) en/of bij andere inschrijvingen (bij de Kamer van Koophandel en/of de GG en GD) en/of administratieve werkzaamheden
en
/of
(telkens) op een of meer woon- en/of verblijfadres
(sen
)ondergebracht
en/of gehuisvest en
/ofeen huurcontract verstrekt
(waarmee zij zich bij
(een)instantie
(s
)kon
(den
)inschrijven
),
welke woning
(en
)hij, verdachte, en
/ofzijn mededader
(s)aan een of meer van
bovengenoemde vrouwen verhuurde
(n
) en/of bemiddelde
(n
)in de verhuur van die woning
(en
);
en waarvoor hij en
/ofzijn medeverdachte een geldelijke vergoeding ontving
(en
), althans voordeel uit trokken
Feit 2
op of omstreeks een of meer tijdstippen gelegen in de periode van ongeveer 5 november 2012 tot en met 17 juli 2013 op meerdere plaatsen in Nederland, tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen (telkens
)opzettelijk
(grote hoeveelheden
)hennepplanten heeft geteeld en
/ofbereid en
/ofbewerkt en
/ofverwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad te weten:
in of omstreeks de periode van ongeveer 1 maart 2013 tot en met 18 maart 2013 te [woonplaats] te weten [in het pand [adres] (a) aldaar] 1368 hennepplanten
althans
een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan,
en
in of omstreeks de periode van ongeveer 15 november 2012 tot en met 17 januari 2013 te [woonplaats] te weten [in het pand [adres] aldaar] 516 hennepplanten
althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan,
en
in of omstreeks de periode van 15 november 2012 tot en met 10 januari 2013 te [woonplaats] , gemeente Utrecht, te weten [in het pand [adres] aldaar] 360
hennepplanten althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan,
en
in of omstreeks de periode van ongeveer 6 februari 2013 tot en met 14 maart 2013 te [woonplaats]
en/of [woonplaats] ,(in een pand gelegen aan het [adres]
aldaar en/of te [woonplaats] )opzettelijk (grote hoeveelheden) hennepplanten heeft geteeld en/of bereid
en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk die hennepplanten of delen ervan aanwezig heeft gehad,
en
in de periode van ongeveer 21 februari 2013 tot en met 28 maart 2013 te [woonplaats] te weten [in het pand [adres] aldaar] 376 hennepplanten
althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan,
en
in de periode van ongeveer
05 november 201228 februari 2013 tot en met 04 april 2013 te [woonplaats] , te weten [in het pand [adres] aldaar] 572 hennepplanten
althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan,
en
in of omstreeks de periode van ongeveer 28 december 2012 tot en met 18 april 2013 te [woonplaats] , te weten [in het pand [adres] aldaar] een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan,
en
in de periode van ongeveer 04 oktober 2012 tot en met 17 juli 2013 te Utrecht, in elk geval in Nederland te weten [in het pand [adres] aldaar] 559 hennepplanten althans een
groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan,
in elk geval (telkens
) een hoeveelheid van meer dan 30 gramvan een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Feit 4 primair:
in of omstreeks de periode van ongeveer 15 september 2012 tot en met 4 oktober 2012 te Utrecht en
/ofWaalwijk, in elk geval in Nederland en/of Polen tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht (als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet) ongeveer 108 gram cocaïne,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaine, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij die wet behorende lijst I, immers hebben
hij verdachte en / ofzijn mededader
(s
)opzettelijk die cocaïne per auto
en/of per vliegtuig (en/of op andere wijze)
vervoerd van Nederland naar Polen;
Feit 5 primair:
in of omstreeks de periode van ongeveer 15 september 2012 tot en met 4 oktober 2012 te Utrecht en
/ofWaalwijk, in elk geval in Nederland en/of Polen tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht (als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet) ongeveer 9148 gram
, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattendemarihuana/hennep, zijnde marihuana/hennep een middel vermeld op de bij die wet behorende lijst II, immers hebben
hij verdachte en / ofzijn mededader
(s
)opzettelijk die marihuana/hennep per auto
en/of per vliegtuig (en/of op andere wijze)vervoerd van Nederland naar Polen;
Feit 6:
op 9 april 2013 te Almere, in vereniging met een
of meerander
en althans alleen,voorhanden heeft gehad een vuurwapen, te weten een pistool van de categorie III en
/of64
althans één of meerpatronen
/patroon,
in elk geval munitiein de zin van de Wet Wapens en Munitie van categorie III;
en
/of
op 9 april 2013 te Utrecht,
in vereniging met een of meer anderen althans alleen,voorhanden heeft gehad
148 althans één ofmeer patronen
/patroon, in elk geval munitiein de zin van de Wet Wapens en Munitie van categorie III;
en
/of
op 9 april 2013 te Utrecht,
(in vereniging met een of meer anderen, althans alleen)
(een
)wapen
(s)van categorie II onder 5° , te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, voorhanden heeft gehad;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
Feit 7:
op
of omstreeks9 april 2013 te Utrecht, een wapen te weten een zogenaamde ploertendoder, van categorie I, onder 1° of 3° , voorhanden heeft gehad
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
Feit 9
in of omstreeks de periode van ongeveer
1 januari 20105 november 2012 tot en met 9 april 2013 te Utrecht en
/ofelders in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, gevormd door hem, verdachte, en
/of[medeverdachte] en
/of[N]
en/of een of meer anderen,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk misdrijven strafbaar gesteld in
het/deartikel
(en)3 aanhef en onder B (en/of C) Opiumwet.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1:mensenhandel, terwijl het in artikel 273f, eerste lid onder 6 van het Wetboek van Strafrecht omschreven feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd
Feit 2:medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
Feit 4 primair:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod
Feit 5 primair:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder A van de Opiumwet gegeven verbod
Feit 6:handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd
Feit 7:handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Feit 9:deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 2 jaar en 5 maanden, met aftrek van het voorarrest.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft met betrekking tot de op te leggen straf verzocht toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, dan wel een straf op te leggen gelijk aan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Verdachte heeft ernstig onder deze zaak geleden en lijdt daar nog steeds onder. De redelijke termijn is in aanzienlijke mate geschonden en het Openbaar Ministerie heeft op geen enkele wijze gemotiveerd waarom het na zes jaar nog gerechtvaardigd is om aan verdachte een onvoorwaardelijk strafdeel op te leggen.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft, gedurende een periode van ruim drie jaar, woningen en GBA-adressen geregeld voor mensenhandelaren en hun slachtoffers. De verhuur en bemiddeling van deze woningen vond op bedrijfsmatige wijze plaats via het makelaarskantoor [bedrijf 1] , waarvan verdachte de eigenaar was. Door de mensenhandelaren en hun slachtoffers van woningen en GBA-adressen te voorzien heeft verdachte een bijdrage geleverd aan het in stand houden van de uitbuiting en de kwetsbare positie van de slachtoffers. Zonder een woning en/of GBA-adres was het immers niet mogelijk om op het Zandpad werkzaam te zijn als prostituee.
De rechtbank stelt voorop dat mensenhandel en het voordeel trekken uit seksuele uitbuiting ernstige strafbare feiten zijn. Hiermee wordt een inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van de slachtoffers, maar ook de persoonlijke vrijheid van de slachtoffers wordt daardoor ernstig geschaad. De rol van verdachte, als voordeeltrekker, is echter niet op een lijn te stellen met die van de feitelijke uitbuiter. Bij de strafoplegging zal de rechtbank daar rekening mee houden.
Verdachte heeft zich daarnaast geruime tijd samen met anderen schuldig gemaakt aan het, op grote schaal en professionele wijze, telen van hennep in verschillende panden. Via zijn bedrijf [bedrijf 1] kon verdachte gemakkelijk aan panden komen en een hennepkwekerij in een woning plaatsen levert aanzienlijk meer op dan een reguliere huurder. Door zo te handelen heeft verdachte doelbewust op illegale wijze financieel voordeel nagestreefd en heeft hij voorts inbreuk gemaakt op de eigendommen van anderen. Verdachte heeft zich daarbij puur laten leiden door hebzucht. Het verbouwen van hennep in woningen brengt daarnaast onaanvaardbare risico’s met zich mee voor omwonenden omdat de illegale elektriciteitsvoorziening, waar hier veelal sprake van was, niet voldoet aan belangrijke brandveiligheidseisen. In het verlengde daarvan heeft verdachte bovendien gehandeld als deelnemer aan een criminele organisatie, die het plegen van dit misdrijf tot oogmerk had. Dergelijke organisaties zijn ondermijnend voor de samenleving.
Ook heeft verdachte zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de export van bijna 10 kilogram hennep en ruim 100 gram cocaïne van Nederland naar Polen. Verdachte heeft geholpen bij de verkoop van drugs aan drie Poolse mannen en heeft een hotelovernachting voor hen geregeld. Door zo te handelen heeft verdachte een belangrijke bijdrage geleverd aan de uitvoer van de drugs.
Het is algemeen bekend dat verdovende middelen als hennep en cocaïne schade toebrengen aan de gezondheid van de gebruikers van deze middelen. Gebruikers bekostigen hun drugsgebruik bovendien vaak door diefstal of ander crimineel gedrag, waardoor schade en overlast wordt toegebracht aan anderen. Van de handel in verdovende middelen is bovendien algemeen bekend dat dit steeds meer gepaard gaat met andere, ook zwaardere vormen van criminaliteit. Daarnaast mag niet onvermeld blijven dat de uitvoer van drugs de negatieve beeldvorming van Nederland in het buitenland op het gebied van haar drugsbeleid versterkt.
Tenslotte heeft verdachte een vuurwapen met bijbehorende munitie, een ploertendoder en een stroomstootwapen voorhanden gehad. Het voorhanden hebben van dergelijke wapens brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich en veroorzaakt bovendien gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving. Het bezit van wapens en munitie kan er namelijk toe leiden dat dit wapen op enig moment gebruikt wordt tegen personen en dat kan – met name met betrekking tot het vuurwapen en de bijbehorende munitie – tot levensgevaarlijke situaties leiden.
Het handelen van verdachte wordt ten aanzien van alle bewezenverklaarde feiten getypeerd door het doel dat hij voor ogen had; het verrijken van hemzelf ten koste van de slachtoffers en de benadeelden. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Persoon van verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 2 januari 2019, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Dit legt echter – gelet op de ernst, de hoeveelheid en de professionaliteit van de bewezenverklaarde feiten – maar weinig gewicht in de schaal.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van een reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 1 februari 2019, uitgebracht door K. Natrop, reclasseringswerker. Hieruit volgt dat verdachte sinds het politiecontact in 2012 problemen heeft op verschillende leefgebieden, met het gevolg dat er sprake is van somberheid en verwaarlozing op materieel gebied. Er is sprake van een neerwaartse spiraal, maar de reclassering acht hulpverlening in een gedwongen kader niet geïndiceerd. Het recidiverisico wordt door de reclassering ingeschat als laag.
De rechtbank houdt er bij het opleggen van de straf rekening mee dat verdachte na het plegen van het bewezenverklaarde op 11 november 2016 is veroordeeld tot een taakstraf van 100 uur en een gevangenisstraf van 1 maand voorwaardelijk voor het telen van hennep. De rechtbank heeft de voorschriften toegepast die gelden voor de situatie waarin verdachte een straf zou zijn opgelegd voor alle feiten tegelijk.
Schending redelijke termijn
Als uitgangspunt geldt dat een strafzaak dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van de zaak, de invloed van verdachte en/of zijn raadsman op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld. Regel is dat overschrijding van de redelijke termijn wordt gecompenseerd door vermindering van de straf. De vermindering van de straf is afhankelijk van de mate waarin de redelijke termijn is overschreden.
De rechtbank overweegt met betrekking tot het procesverloop in deze zaak dat verdachte op 9 april 2013 in verzekering is gesteld. In 2013 en 2014 heeft de zaak meerdere keren op zitting gestaan, zowel pro forma als regie. De rechter-commissaris heeft op verzoek van de verdediging een groot aantal getuigen opgespoord en gehoord. Dit onderzoek is door de rechter-commissaris in oktober 2014 afgerond. Daarna is er tot februari 2018 een periode van complete inactiviteit geweest. De reden hiervoor was om de uitkomst van het onderzoek Krobia af te wachten, omdat dat onderzoek verband houdt met de onder 1 ten laste gelegde mensenhandel in deze zaak. Verzuimd is echter om dit met de verdediging te communiceren. In het onderzoek Krobia is uiteindelijk op 27 oktober 2017 vonnis gewezen, waarna de zaak van verdachte in februari 2018 weer op zitting is gepland.
Het is vervolgens echter niet aan het Openbaar Ministerie of aan de rechtbank te wijten dat de behandeling van de zaak pas heden – op 27 maart 2019 – met een eindvonnis is afgerond. De verdediging heeft op de zitting in februari 2018 gepersisteerd bij alle getuigen die niet waren gehoord en is tot en met de inhoudelijke behandeling bij die verzoeken gebleven. Bovendien heeft de verdediging tijdens de inhoudelijke behandeling diverse malen een verzoek gedaan om de zaak aan te houden, onder meer om onderzoek in Polen te doen verrichten of [verdachte] al dan niet een gevangenis had bezocht aldaar. Gelet op het hiervoor omschreven procesverloop en de rol van de verdediging daarin, de ingewikkeldheid van de zaak en de omvang van het dossier, is de rechtbank van oordeel dat de redelijke termijn voor de afdoening van deze zaak op drie jaar kan worden gesteld. De rechtbank concludeert dat de redelijke termijn dan alsnog in ernstige mate, te weten met bijna drie jaar, is overschreden. Dit komt overeen met de periode dat de zaak heeft stilgelegen. De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding een forse matiging van de op te leggen straf tot gevolg moet hebben. De lange periode van inactiviteit is immers niet goed te praten en de rechtbank begrijpt dat verdachte hierdoor lange tijd in onzekerheid over de uitkomst van zijn strafzaak heeft moeten leven.
Straf
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van de feiten een gevangenisstraf van lange duur rechtvaardigen. Gelet op de overschrijding van de redelijke termijn zal de rechtbank de op te leggen straf fors matigen.
De rechtbank komt tot een lagere straf dan door de officier van justitie geëist, omdat de rechtbank minder feiten bewezen acht.
Alles afwegende zal de rechtbank verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf van 2 jaar, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.

9.BESLAG

Klassiek beslag ex artikel 94 Wetboek van Strafvordering
De rechtbank zal teruggave gelasten aan verdachte van de in beslag genomen voorwerpen (zoals vermeld op de beslaglijst) te weten:
- 100,- euro;
Conservatoir beslag ex artikel 94a Wetboek van Strafvordering
De raadsman heeft verzocht om teruggave van de inbeslaggenomen goederen.
De officier van justitie heeft zich hiertegen verzet, omdat er een ontnemingsvordering is aangekondigd.
De rechtbank acht het – gelet op de aangekondigde ontnemingsvordering en de bewezenverklaring – niet hoogst onwaarschijnlijk dat aan verdachte een verplichting wordt opgelegd tot terugbetalen van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
De rechtbank zal het beslag dat is gelegd ex artikel 94a Wetboek van Strafvordering daarom handhaven.

10.BENADEELDE PARTIJ

Stedin heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 3.595,30. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 3 ten laste gelegde feit.
10.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij integraal en hoofdelijk toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen gelet op de door hem bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de vordering een onevenredige belasting vormt voor het strafproces.
10.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij Stedin niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu verdachte van het onder 3 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zullen kosten worden gecompenseerd, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 47, 57, 63, 140, 273f van het Wetboek van Strafrecht en
  • 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en
  • 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Ontvankelijkheid officier van justitie
- verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging van verdachte;
Vrijspraak
- verklaart het onder 3 en 8 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2, 4 primair, 5 primair, 6, 7 en 9 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 2 (twee) jaar;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van de op de beslaglijst vermelde voorwerpen, te weten:
100,- euro
- handhaaft het beslag gelegd ex artikel 94a Wetboek van Strafvordering;
Benadeelde partij
  • verklaart Stedin niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Bos, voorzitter, mrs. H. den Haan en W.S. Ludwig, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Antonides, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 maart 2019.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op een (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode
van ongeveer 01 januari 2010 tot en met 09 april 2013
te Utrecht en/of Almere en/of elders in Nederland,
tesamen en in vereniging met een of meer ander(en) althans alleen,
meermalen, althans eenmaal (telkens)
(sub 6)
(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de (seksuele) uitbuiting van
[slachtoffer 1] en/of
[slachtoffer 2] en/of
[slachtoffer 3] en/of
[slachtoffer 4] en/of
[slachtoffer 5]
hebbende hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5]
meermalen
(tegen betaling van bedragen) geholpen
bij het vinden van een woning en/of
bij haar/hun inschrijving in de GBA (Gemeentelijke Basisadministratie) en/of bij andere inschrijvingen (bij de Kamer van Koophandel en/of de GG en GD) en/of administratieve werkzaamheden
en/of
(telkens) op een of meer woon- en/of verblijfadres(sen) ondergebracht en/of gehuisvest en/of een huurcontract verstrekt (waarmee zij zich bij (een) instantie(s) kon(den) inschrijven),
welke woning(en) hij, verdachte, en/of z1Jn mededader(s) aan een of meer van bovengenoemde vrouwen verhuurde(n) en/of bemiddelde(n) in de verhuur van die woning (en);
en waarvoor hij en/of Z1Jn medeverdachte een geldelijke vergoeding
ontving(en), althans voordeel uit trokken
(art 273f lid 1 aanhef en sub 6 Wetboek van Strafrecht)
art 273f lid 1 ahf/sub 1° Wetboek van Strafrecht
art 273f lid 3 ahf/sub 1° Wetboek van Strafrecht
2.
Hij op of omstreeks een of meer tijdstippen gelegen in de periode van ongeveer OS november 2012 tot en met 17 juli 2013 op meerdere plaatsen in Nederland
tesamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
(telkens) opzettelijk (grote hoeveelheden) hennepplanten heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad
te weten
(eind-pv p 96 c.a.)
in of omstreeks de periode van ongeveer 01 maart 2013 tot en met 18 maart 2013 te [woonplaats]
te weten [in het pand [adres] (a) aldaar] 1368 hennepplanten althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan,
en/of (eindpv p 124 c.a.)
in of omstreeks de periode van ongeveer 15 november 2012 tot en met 17 januari 2013 te [woonplaats]
te weten [in het pand [adres] aldaar] 516 hennepplanten althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan,
en/of (eindpv p 137 c.a.)
in of omstreeks de periode van 15 november 2012 tot en met 10 januari 2013 te [woonplaats] , gemeente Utrecht,
te weten [in het pand [adres] aldaar] 360 hennepplanten althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan,
en/of (eindpv p 152 c.a.)
in of omstreeks de periode van ongeveer os februari 2013 tot en met 14 maart 2013 te [woonplaats] en/of [woonplaats] ,
(in een pand gelegen aan het [adres] aldaar en/of te [woonplaats] ) opzettelijk (grote hoeveelheden) hennepplanten heeft geteeld en/of bereid
en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk die hennepplanten of delen ervan aanwezig heeft gehad,
en/of (eindpv p 175 c.a.)
in de periode van ongeveer van 21 februari 2013 tot en met 28 maart 2013 te [woonplaats]
te weten [in het pand [adres] aldaar] 376 hennepplanten althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan,
en/of (eindpv p 190 c.a.)
in de periode van ongeveer van OS november 2012 tot en met 04 april 2013 te [woonplaats] ,
te weten [in het pand [adres] aldaar] 572 hennepplanten althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan,
en/of (eindpv p 209 c.a.)
in of omstreeks de periode van ongeveer 28 december 2012 tot en met 18 april 2013 te [woonplaats] ,
te weten [in het pand [adres] aldaar] een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan,
en/of (eindpv p 224 c.a.)
in de periode van ongeveer van 04 oktober 2012 tot en met 17 juli 2013 te [woonplaats] , in elk geval in Nederland
te weten [in het pand [adres] aldaar] 559 hennepplanten althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan,
in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art. 3 aanhef en onder B (en/of onder C) jo art 11 lid 2 jo art 11 lid 5 Opiumwet
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 11 lid 2 Opiumwet
3.
Hij op of omstreeks een of meer tijdstippen gelegen in de periode van ongeveer 05 november 2012 tot en met 17 juli 2013 op meerdere plaatsen in Nederland
tesamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
een (grote) hoeveelheid elektriciteit/stroom/energie, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan energiebedrijf Liander en/of aan energiebedrijf Stedin, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
(waarbij verdachte en/of ziJn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak op en/of verbreking van een meetinrichting/meterkast
(LIANDER eind-pv p 96 c.a.)
in de periode van 01 maart 2013 tot en met 18 maart 2013 te [woonplaats]
in het pand [adres] (a) aldaar
en/of (STEDIN eindpv p 124 c.a.)
in of omstreeks de periode van ongeveer 15 november 2012 tot en met 17 januari 2013 te [woonplaats] in het pand [adres] aldaar
en/of (STEDIN eindpv p 137 c.a.)
in of omstreeks de periode 15 november 2012 tot en met 10 januari 2013 te [woonplaats] , gemeente Utrecht in het pand [adres] aldaar
en/of (STEDIN eindpv p 175 c.a.)
in de periode van ongeveer 21 februari 2013 tot en met 28 maart 2013 te [woonplaats] in het pand [adres] aldaar
en/of (STEDIN eindpv p 190 c.a.)
in de periode van ongeveer 05 november 2012 tot en met 04 april 2013 te [woonplaats] , in het pand [adres] aldaar
en/of (STEDIN eindpv p 224 c.a.)
in de periode van ongeveer 04 oktober 2012 tot en met 17 juli 2013 te [woonplaats] , in het pand [adres] aldaar);
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
4.
Primair
hij in of omstreeks de periode van ongeveer 15 september 2012 tot en met 04 oktober 2012 te Utrecht en/of Waalwijk, in elk geval in Nederland en/of Polen
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht
(als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet)
ongeveer 108 gram cocaine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaine, zijnde cocaine een middel vermeld op de bij die wet behorende lijst I,
immers heeft hij verdachte en / of ziJn mededader(s)
opzettelijk die cocaine per auto en/of per vliegtuig (en/of op andere wijze) vervoerd van Nederland naar Polen;
art 2 aanhef en onder A jo art 10 lid 5 Opiumwet
art 2 ahf/ond A Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 10 lid 5 Opiumwet
Subsidiair
hij op of omstreeks de periode van ongeveer 15 september 2012 tot en met 04 oktober 2012 te Utrecht en/of te Waalwijk, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 108 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaine zijnde cocaine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
art 2 ahf/ond B Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 10 lid 4 Opiumwet
5.
Primair
hij in of omstreeks de periode van ongeveer 15 september 2012 tot en met 04 oktober 2012 te Utrecht en/of Waalwijk, in elk geval in Nederland en/of Polen
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht
(als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet)
ongeveer 9148 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende mariuhana/hennep, zijnde mariuhana/hennep een middel vermeld op de bij die wet behorende lijst II,
immers heeft hij verdachte en / of ziJn mededader(s)
opzettelijk die mariuhana/hennep per auto en/of per vliegtuig (en/of op andere wijze) vervoerd van Nederland naar Polen;
Art 3 aanhef en onder A ja art 11 lid 4 Opiumwet
art 3 ahf/ond A Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 11 lid 4 Opiumwet
Subsidiair
hij in of omstreeks de periode van ongeveer 15 september 2012 tot en met 04 oktober 2013 te Utrecht en/of Waalwijk, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
een hoeveelheid van ongeveer 9148 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram mariuhana/hennep, zijnde mariuhana/hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 11 lid 2 Opiumwet
6.
hij op of omstreeks 09 april 2013 te Almere, althans in het arrondissement Midden-Nederland, in elk geval in Nederland
in vereniging met een of meer anderen althans alleen,
voorhanden heeft gehad een vuurwapen, te weten een pistool van de categorie III
en/of 64 althans één of meer patronen/patroon, in elk geval munitie in de zin van de Wet Wapens en Munitie van categorie III;
en/of
hij op of omstreeks 09 april 2013 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, in elk geval in Nederland
in vereniging met een of meer anderen althans alleen,
voorhanden heeft gehad
148 althans één of meer patronen/patroon, in elk geval munitie in de zin van de Wet Wapens en Munitie van categorie III;
en/of
hij op of omstreeks 09 april 2013 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, in elk geval in Nederland, (in vereniging met een of meer anderen, althans alleen)
(een) wapen(s) van categorie II onder 5° , te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden,
voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven,
geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
Art 26 lid 1 ja art 55 lid 1 en/of lid 3 aanhef en onder a
Wet Wapens en Munitie
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
7.
Hij op of omstreeks 09 april 2013 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, in elk geval in Nederland,
(in vereniging althans alleen)
een wapen(s) (te weten een zogenaamde ploertendoder), van categorie I, onder
1° of 3° , voorhanden heeft gehad en/of heeft gedragen;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden,
voor zover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven,
geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
Art 13 lid 1 ja art 55 lid 1 Wet Wapens en Munitie
art 13 lid 1 Wet wapens en munitie
8.
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van
01 september 2012 tot en met 12 februari 2013 te [vestigingsplaats] en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
opzettelijk gebruik heeft gemaakt of doen maken
van een vals(e) of vervalst(e) werkgeversverklaring en/of
van een valse of vervalste salarisspecificatie (loon december 2012)
afgegeven door of namens het bedrijf [bedrijf 1] (te [vestigingsplaats] ),
- zijnde een geschrift dat (telkens) bestemd was
om tot bewijs van enig feit te dienen -
als ware dat geschrift (telkens) echt en onvervalst,
bestaande dat gebruikmaken of doen gebruikmaken hierin
dat verdachte en/of verdachtes mededader(s) (telkens)
voornoemde werkgeversverklaring en/of salarisspecificatie
heeft verstrekt en/of doen verstrekken aan en/of overgelegd en/of doen overleggen aan de ING (afdeling Customer Operations Hypotheken),
en bestaande die valsheid of vervalsing hierin
dat [J] niet (als filiaalmanager) werkzaam was voor en/of in dienst was van het bedrijf [bedrijf 1] en/of niet een bruto jaarsalaris van euro 34.800 had/ontving
zoals (telkens) aangegeven op de werkgeversverklaring,
en/of dat [J] in het jaar 2011 niet een fiscaal jaarloon van euro 34.881 van het bedrijf [bedrijf 1] heeft ontvangen zoals aangegeven op die salarisspecificatie,
en/of
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van
01 september 2012 tot en met 12 februari 2013 te [vestigingsplaats] en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een werkgeversverklaring en/of een salarisspecificatie (loon december 2012) afgegeven door of namens [bedrijf 1] (te [vestigingsplaats] )
- zijnde een geschrift dat (telkens) bestemd was
om tot bewijs van enig feit te dienen -
valselijk heeft opgemaakt en/of doen opmaken of vervalst en/of doen vervalsen,
immers heeft/hebben verdachte en/of verdachtes mededader(s) valselijk en/of in strijd met de waarheid (zakelijk weergegeven)
op voornoemde werkgeversverklaring vermeld en/of doen vermelden
- dat [J] een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd heeft, en/of
- dat [J] is aangesteld in vaste dienst, en/of
- dat die [J] is aangesteld als filiaalmanager en/of
- dat het bruto jaarsalaris van die [J] euro 34.800 bedraagt,
en/of heeft/hebben verdachte en/of verdachtes mededader(s) valselijk en/of in strijd met de waarheid
door ondertekening van die (werkgevers)verklaring verklaard of doen verklaren dat die verklaring volledig naar waarheid was ingevuld,
en/of
op voornoemde salarisspecificatie vermeld en/of doen vermelden
- dat [J] in het jaar 2011 een fiscaal jaarloon van euro 34.881 van het bedrijf [bedrijf 1] heeft ontvangen zoals aangegeven op die salarisspecificatie,
zulks (telkens) met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
art 225 lid 2 en/of lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
9.
hij in of omstreeks de periode van ongeveer 01 januari 2010 tot en met 09 april 2013 te Utrecht en/of elders in Nederland,
heeft deelgenomen aan een organisatie,
gevormd door hem, verdachte, en/of
[medeverdachte] en/of [N] en/of een of meer anderen,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk misdrijven strafbaar gesteld in het/de artikel(en)
273f lid 1 aanhef en sub 1 en/of sub 6 Wetboek van Strafrecht en/of 3 aanhef en onder B (en/of C) Opiumwet en/of
310 jo 311 Wetboek van Strafrecht en/of
2 aanhef en onder A (en/of B) Opiumwet en/of
3 aanhef en onder A (en/of B) Opiumwet en/of
225 Wetboek van Strafrecht;
art 140 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.vgl. HR 6 november 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX4280, NJ 2013/109
2.vgl. HR 8 mei 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW5002
3.vgl. HR 2 juli 2013, ECLI:NL:HR:2013:7, NJ 2013/563
4.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal, opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Voornoemde processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 28 december 2012, genummerd 2013-077559, onderzoek 09GILERA, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 11676 (ordner 1 t/m 25) en
5.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 26 april 2016 ECLI:NL:RVS:2016:1107
6.Gerechtshof Den Haag 23 mei 2018 (parketnummer 10/963033-11)
7.Gerechtshof Den Haag 23 mei 2018 (parketnummer 10/963068-11)
8.Gerechtshof Den Haag 23 mei 2018 (parketnummer 10/963067-11)
9.Rechtbank Midden-Nederland 27 oktober 2017 (parketnummer 16/800233-12)
10.Rechtbank Midden-Nederland 27 oktober 2017 (parketnummer 16/804804-13)
11.Verhoor getuige [slachtoffer 1] bij de rechter-commissaris op 24 juni 2014; verhoor getuige [slachtoffer 4] pagina 1866;
12.Pagina 1271
13.Pagina 1836-1838
14.Pagina 1850-1851
15.Pagina 1866
16.Dossier Anaoen: (1/3) proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 2 februari 2011, door politie Utrecht met pv-nummer PL0910-2010066019-3, pagina A029-A030;
17.Dossier Anaoen (1/3): proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 18 januari 2011, door politie Utrecht met pv-nummer PL0981-2010213204-2, pagina A034-A036;
18.Pagina 1159-1203
19.Pagina 2038
20.Pagina 1866
21.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 11 februari 2019
22.Pagina 2800
23.Pagina 2800
24.Verhoor getuige [slachtoffer 1] bij de rechter-commissaris op 24 juni 2014
25.pagina 11718
26.Pagina 2800
27.Verhoor getuige [slachtoffer 1] bij de rechter-commissaris op 24 juni 2014
28.Verhoor getuige [slachtoffer 3] bij de rechter-commissaris op 27 maart 2014
29.Dossier Krobia (4): Blue View Registratie PL0900-2013015786_BHV Utrecht controle Zeden, opgemaakt op 25 juli 2013 pagina 1201
30.Pagina 3278
31.Pagina 2353-2354
32.Pagina 2993
33.Pagina 2800
34.Pagina 2799
35.Pagina 11731-11737
36.Pagina 620-621
37.Pagina 751
38.Pagina 754
39.Pagina 758-759
40.Pagina 610-618 en pagina 750-757
41.Pagina 760
42.Pagina 753
43.De verdachte heeft verklaard dat hij gebruik maakt van deze auto, pagina 616
44.Pagina 8107-8109 (OVC-67SGZ7-25012013)
45.Pagina 8146-8147 (OVC-67SGZ7-31012013)
46.Pagina 8151-8154 (OVC-67SGZ7-31012013)
47.Pagina 8273-8274 (OVC-67SGZ7-10022013-02)
48.Pagina 8291-8292 (OVC-67SGZ7-23022013)
49.Pagina 11661-11666
50.Pagina 1517-1518
51.Pagina 631
52.Pagina 760-761
53.Pagina 635
54.Pagina 2272-2274
55.Pagina 2275
56.Pagina 2275
57.Pagina 117 en 4421
58.Pagina 5866 (TA01-05093)
59.Pagina 5874-5875 (TA01-05141)
60.Pagina 7227 (TB01-01820)
61.Pagina 5174 (DOC-067)
62.Pagina 3783-3784 (GET-023)
63.Pagina 4072-4075 (DOC-036)
64.Pagina 6206-6207 (TA01-08966)
65.Pagina 6352-6353 (TA01-10257)
66.Pagina 6487-6488 (TA01-12699)
67.Pagina 6509-6510 (TA01-12820)
68.Pagina 6530 (TA01-13037)
69.Pagina 6569-6570 (TA01-12740)
70.Pagina 6571-6572 (TA01-13741)
71.Pagina 6583-6584 (TA01-13878)
72.Pagina 6628-6629 (TA01-14894)
73.Pagina 4085-4089
74.Pagina 4121
75.Pagina 4306
76.Verhoor getuige bij de rechter-commissaris op 24 juni 2014
77.Pagina 6036-6039 (TA01-07549)
78.Pagina 7806 (OT-17012013-01)
79.Pagina 7812 (OT-17012013-02)
80.Pagina 6040-6041 (TA01-07551)
81.Pagina 6047 (TA01-07566)
82.Pagina 6052-6053 (TA01-07575)
83.Pagina 6208-6209 (TA01-09007)
84.Pagina 4341
85.Pagina 4330
86.Pagina 953
87.Verhoor getuige bij de rechter-commissaris op 26 juni 2014
88.Verhoor getuige bij de rechter-commissaris op 29 september 2014
89.Pagina 6105 (TA01-07864)
90.Pagina 6111-6112 (TA01-07881)
91.Pagina 6121 (TA01-07921)
92.Pagina 6176-6177 (TA0108718)
93.Pagina 4515
94.Pagina 4528
95.Verhoor getuige [getuige 3] bij de rechter-commissaris op 26 juni 2014
96.Pagina 999
97.Verhoor getuige [W] bij de rechter-commissaris op 26 juni 2014
98.Pagina 8199 (OVC-67SGZ7-06022013)
99.Pagina 6276-6277 (TA01-09947)
100.Pagina 6258-6259 (TA01-09927)
101.Pagina 6289 (TA01-09981)
102.Pagina 6359-6360 (TA01-10273
103.Pagina 6372 (TA01-10350)
104.Pagina 4585
105.Pagina 1536
106.Pagina 5100
107.Pagina 6669 (TA04-00103)
108.Pagina 7544-7545 (TB01-08779)
109.Pagina 6944 (TA06-02260)
110.Pagina 6602-6603 (TA01-14573)
111.Pagina 6606-6607 (TA01-14575)
112.Pagina 7562 (TB01-08819)
113.Pagina 7570-7571 (TB01-08858)
114.Pagina 7580-7581 (TB01-08942)
115.Pagina 6623-6624 (TA01-14692)
116.Pagina 4556, 4709
117.Pagina 4691
118.Pagina 1519
119.Pagina 5812-5813 (TA01-04494)
120.Pagina 6018-6019 (TA01-07453)
121.Pagina 6466-6467 (TA01-11943)
122.Pagina 6490-6492 (TA01-12781)
123.Pagina 7613-7614 (TC01-00006)
124.Pagina 7065 (TA08-01023)
125.Pagina 7598-7599 (TB01-09659)
126.Pagina 4427
127.Pagina 4434
128.Pagina 3790-3791
129.Verhoor getuige [Aa] bij de rechter-commissaris op 30 juni 2014
130.Pagina 4447
131.Pagina 1334
132.Verhoor getuige [getuige 6] bij de rechter-commissaris op 25 juni 2014
133.Pagina 7036 (TA08-00151)
134.Pagina 6005-6006 (TA01-07398)
135.Pagina 6007 (TA01-07403)
136.Pagina 6016-6017 (TA01-07420)
137.Pagina 73854-7385 (TB01-04331)
138.Pagina 6246-6247 (TA01-09862)
139.Pagina 7621-7622 (TC01-00042)
140.Pagina 7105 (TA15-00440)
141.Pagina 5352-5353 (TA01-00254)
142.Pagina 5354 (TA01-00255)
143.Pagina 5394-5395 (TA01-00411)
144.Pagina 5398 (TA01-00426)
145.Pagina 5400-5401 (TA01-00442)
146.Pagina 5404-5405 (TA01-00482)
147.Pagina 5406 (TA01-00487)
148.Pagina 5408 (TA01-00495)
149.Pagina 5409 (TA01-00500)
150.Pagina 5410-5411 (TA01-00503)
151.Pagina 5413-5414 (TA01-00505)
152.Pagina 5417 (TA01-00512)
153.Pagina 5418-5419 (TA01-00516)
154.Pagina 7785-7787 (OT-03102012)
155.Pagina 11922
156.Pagina 3992-3994
157.Pagina 5085-5093 een geschrift van het Forensisch Laboratorium van het Provinciaal Politiebureau te Krakau, inhoudende een scheikundig onderzoek, uitgevoerd door subinspecteur drs. Dorota Osman, Anna Wietrzykowska - technicus
158.Pagina 4017
159.Pagina 5486-5487 (TA01-00812)
160.Pagina 5494 (TA01-00833)
161.Pagina 5495-5497 (TA01-00834)
162.Pagina 5498-5500 (TA01-00858)
163.Pagina 5511-5512
164.Pagina 3964-3966
165.Verhoor getuige bij de rechter-commissaris op 7 november 2014
166.Pagina 3982-3983
167.Pagina 617
168.Pagina 11545-11546 jo. 2341-2343
169.Pagina 2323-2324
170.Pagina 2341
171.Pagina 625, 735
172.Pagina 11274-11476 jo. 11482
173.Pagina 2292-2293
174.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 12 februari 2019.
175.Pagina 2333
176.Pagina 2334
177.Pagina 11670-11573
178.Pagina 626