ECLI:NL:RBMNE:2019:3189

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 juni 2019
Publicatiedatum
15 juli 2019
Zaaknummer
AWB - 18 _ 2006
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onverbindendverklaring legesverordening Almere wegens onjuiste bekendmaking NEN-normen

Op 4 juni 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een eiser en de heffingsambtenaar van de gemeente Almere. De zaak betreft een legesaanslag van € 9.033,88 die aan de eiser was opgelegd voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een omgevingsvergunning. De eiser had bezwaar gemaakt tegen deze legesaanslag, maar het bezwaar werd gedeeltelijk ongegrond en gedeeltelijk niet-ontvankelijk verklaard door de verweerder. Hierop heeft de eiser beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 20 mei 2019 is de eiser verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl de verweerder niet aanwezig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de legesverordening Almere 2017 niet op de juiste wijze was bekendgemaakt, met name de NEN-normen die als basis voor de leges dienden. De rechtbank oordeelt dat de bekendmaking van de legesverordening niet voldeed aan de eisen van de Gemeentewet, omdat de NEN-normen niet correct ter inzage waren gelegd.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de legesverordening onverbindend is, voor zover deze de leges op basis van de NEN-normen berekent. Hierdoor was de verweerder niet bevoegd om de legesaanslag op te leggen. De rechtbank heeft het beroep van de eiser gegrond verklaard, de bestreden uitspraak vernietigd, de legesaanslag herroepen en bepaald dat de verweerder het betaalde griffierecht en de proceskosten aan de eiser moet vergoeden. De proceskosten zijn vastgesteld op € 1.024,-. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Almere
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 18/2006

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 juni 2019 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J.B.M. Swart),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Almere, verweerder

(gemachtigde: T. Klinkhamer).

Procesverloop

In de beschikking van 29 juni 2017 (de primaire beschikking) heeft verweerder aan eiser een legesaanslag opgelegd van € 9.033,88 voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een omgevingsvergunning.
Bij uitspraak op bezwaar van 5 april 2018 (de bestreden uitspraak) heeft verweerder het bezwaar van eiser gedeeltelijk ongegrond en gedeeltelijk niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen de bestreden uitspraak beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 mei 2019. Eiser is verschenen, vergezeld van zijn partner [A] en bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft voorafgaand aan de zitting meegedeeld niet te verschijnen.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
Eiser heeft een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk op de locatie [.] in het gebied [...] in Almere. Verweerder heeft niet binnen de wettelijke termijn een besluit genomen, zodat de vergunning van rechtswege wordt geacht te zijn verleend. Daarna heeft verweerder de besluiten genomen die onder ‘Procesverloop’ staan vermeld.
2. Op grond van de Legesverordening Almere 2017 (de legesverordening) worden de leges bepaald aan de hand van de bouwkosten. Deze worden forfaitair bepaald op basis van de inhoud van de te bouwen woning. De inhoud wordt berekend aan de hand van de norm NEN 2580, waarnaar in de legesverordening wordt verwezen.
Uit de overgelegde stukken blijkt dat bij de publicatie van de legesverordening in het Gemeenteblad Almere, onder nr. [nummeraanduiding 1] van [datum 1] 2016 niet is vermeld dat de NEN-normen ter inzage lagen. Verweerder heeft vervolgens op [datum 2] 2016 in het Gemeenteblad Almere, onder nr. [nummeraanduiding 2] , meegedeeld dat tien verordeningen met bijbehorende tarieventabellen op 8 december 2016 zijn vastgesteld. Achter de naam van de in deze opsomming opgenomen Legesverordening Almere 2017 staat een nummer van een voetnoot. Deze voetnoot bevindt zich op een andere bladzijde en heeft de volgende inhoud: “De van toepassing zijnde NEN-normen … ligt ter inzage op het stadhuis van Almere”.’
3. Eiser voert aan dat de legesverordening niet algemeen verbindend is, omdat de NEN-normen niet of niet op de juiste wijze bekendgemaakt zijn.
4. Uit het arrest van de Hoge Raad van 19 juni 2015 (ECLI:NL:HR:2015:1669) volgt dat de artikelen 139 en 217 van de Gemeentewet eisen stellen aan de kenbaarheid van de maatstaven waarnaar gemeentebelastingen worden geheven. In een geval waarin de gemeentelijke regelgeving in het kader van de omschrijving van de heffingsmaatstaf verwijst naar NEN-normen, is aan voormelde eisen voldaan indien de gemeente die normen bekend maakt op de wijze die in artikel 139, derde lid, van de Gemeentewet is voorzien voor bijlagen.
5. Op grond van artikel 139, derde lid, van de Gemeentewet kan een besluit bepalen dat de bijbehorende bijlage wordt bekendgemaakt door terinzagelegging. Door kennis te nemen van het besluit, is een burger ook op de hoogte van de bijlage(n) en de mogelijkheid om deze in te zien. Bij de bekendmaking van de legesverordening in het Gemeenteblad van [datum 1] 2016 is geen ter inzagelegging van de NEN-normen vermeld. Daarna is de legesverordening niet meer in het Gemeenteblad geplaatst. In het Gemeenteblad van [datum 2] 2016 is alleen nog een mededeling opgenomen die verordeningen opsomt, met daarbij in een voetnoot de mededeling waar de “van toepassing zijnde NEN-normen” ter inzage zijn gelegd. De rechtbank is van oordeel dat deze handelwijze van verweerder niet voldoet aan de eisen die gesteld worden aan de kenbaarheid van de tarieven. Dit leidt ertoe dat de legesverordening in dit geval onverbindend moet worden verklaard, voor zover deze bepaalt dat de opgelegde leges worden berekend aan de hand van NEN 2580. Gelet hierop was verweerder niet bevoegd om de legesaanslag aan eiser op te leggen.
6. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt de bestreden uitspraak op bezwaar wegens strijd met artikel 139 van de Gemeentewet. Omdat deze grond slaagt, komt de rechtbank niet toe aan de beoordeling van de overige gronden. De rechtbank ziet aanleiding om zelf in de zaak te voorzien, door de aan eiser opgelegde legesaanslag te herroepen. Eiser is geen leges verschuldigd aan verweerder. Dit betekent dat de leges, voor zover betaald door eiser, door verweerder moet worden terugbetaald.
7. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht vergoedt.
8. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.024,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 512,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep van eiser gegrond;
  • vernietigt de bestreden uitspraak op bezwaar;
  • herroept de legesaanslag en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 46,- aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.024,-.
Deze uitspraak is gedaan door R. in 't Veld, rechter, in aanwezigheid van J.A. Bultena, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 juni 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.