Op 4 juni 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een eiser en de heffingsambtenaar van de gemeente Almere. De zaak betreft een legesaanslag van € 9.033,88 die aan de eiser was opgelegd voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een omgevingsvergunning. De eiser had bezwaar gemaakt tegen deze legesaanslag, maar het bezwaar werd gedeeltelijk ongegrond en gedeeltelijk niet-ontvankelijk verklaard door de verweerder. Hierop heeft de eiser beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 20 mei 2019 is de eiser verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl de verweerder niet aanwezig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de legesverordening Almere 2017 niet op de juiste wijze was bekendgemaakt, met name de NEN-normen die als basis voor de leges dienden. De rechtbank oordeelt dat de bekendmaking van de legesverordening niet voldeed aan de eisen van de Gemeentewet, omdat de NEN-normen niet correct ter inzage waren gelegd.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de legesverordening onverbindend is, voor zover deze de leges op basis van de NEN-normen berekent. Hierdoor was de verweerder niet bevoegd om de legesaanslag op te leggen. De rechtbank heeft het beroep van de eiser gegrond verklaard, de bestreden uitspraak vernietigd, de legesaanslag herroepen en bepaald dat de verweerder het betaalde griffierecht en de proceskosten aan de eiser moet vergoeden. De proceskosten zijn vastgesteld op € 1.024,-. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.