5.3Een beperking van agrarische gebruiksmogelijkheden buiten het bouwvlak, omdat intensieve veehouderij daar niet langer is toegestaan, is volgens SAOZ niet of nauwelijks aanwezig omdat intensieve veehouderij in beginsel niet-grondgebonden is. SAOZ concludeert dat het nieuwe planologisch regime niet heeft geleid tot relevant nadeel althans niet als schadeoorzaak kan worden aangemerkt. Verder heeft SAOZ geconcludeerd dat een verbod op het houden van evenhoevigen binnen een straal van drie kilometer rondom het onderzoeksinstituut voor eiser voorzienbaar was op het moment dat hij het perceel op 14 mei 2010 kocht. Ook deze voorzienbaarheid baseert SAOZ op de toelichting bij bestemmingsplan ‘Spoorbaan Noord’ en daarnaast op (de toelichting en de planvoorschriften van) het in 1989 vastgestelde bestemmingsplan ‘Milieuvriendelijk Agrarisch Centrum Lelystad Noord’ (MACL).
Verweerder heeft het advies van SAOZ overgenomen en ten grondslag gelegd aan het bestreden besluit.
Voorzienbaarheid
6. Eiser voert aan dat planschade ten tijde van de aankoop van het perceel niet
voorzienbaar was. Uit bestemmingsplan ‘Spoorbaan Noord’ volgt juist dat de planologische situatie niet zou veranderen, omdat in de toelichting van dit bestemmingsplan is opgenomen dat een verbod tot het houden van landbouwhuisdieren een zaak is die niet in de voorschriften van een bestemmingsplan thuishoort en omdat wordt gerefereerd aan een privaatrechtelijke regeling. Ook uit bestemmingsplan MACL blijkt geen nadelige planologische wijziging voor eiser omdat het perceel niet onder dat plangebied valt en daaruit ook geen aanknopingspunten voor planologische wijzigingen buiten het plangebied, en voor het perceel, blijken.
7. De beroepsgrond van eiser slaagt niet. Verweerder wordt gevolgd in zijn standpunt dat
ten tijde van de aankoop van het perceel voor eiser voorzienbaar was dat het houden van evenhoevigen op het perceel planologisch zou worden verboden. De rechtbank overweegt daarover het volgende.
8. Of sprake is van voorzienbaarheid moet volgens vaste rechtspraak van de ABRvS,
bijvoorbeeld de uitspraak 28 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2582, worden beoordeeld aan de hand van het antwoord op de vraag of ten tijde van de aankoop van de onroerende zaak voor een redelijke denkend en handelend koper aanleiding bestond om rekening te houden met de kans dat de planologische situatie ter plaatse in ongunstige zin zou veranderen. Daarbij dient rekening te worden gehouden met concrete beleidsvoornemens die openbaar zijn gemaakt. Voor voorzienbaarheid is niet vereist dat een dergelijk beleidsvoornemen een formele status heeft. Uit dezelfde uitspraak volgt dat, indien de planschade voorzienbaar is, deze voor rekening van de koper blijft, omdat hij in dat geval wordt geacht de mogelijkheid van verwezenlijking van de negatieve ontwikkeling ten tijde van de aankoop van de onroerende zaak te hebben aanvaard.
9. In de toelichting bij het oude bestemmingsplan ‘Spoorbaan Noord’ staat de zienswijze
van het onderzoeksinstituut op het ontwerp bestemmingsplan. Hierin staat, voor zover relevant:
“In de vestiging virologie wordt onderzoek verricht naar virusziekten en mond- en klauwzeervaccin geproduceerd. Op grond hiervan worden zowel in de inrichting als in het gebied rondom de vestiging eisen gesteld met betrekking tot de isolatie ten einde besmetting te voorkomen. Zo was bij de bouw overeengekomen dat in een gebied met een straal van ± 3 km rond het instituut geen landbouwhuisdieren gehouden zouden worden.
Dit isolatieconcept, belangrijkste reden van de vestiging op deze plaats, wordt in het bestemmingsplan op twee plaatsen doorbroken:
1. in het gebied rond het instituut wordt in het bestemmingsplan niet vermeld dat het houden van landbouwhuisdieren niet toegestaan is. Het is echter van groot belang dat dit alsnog wordt aangegeven, aangezien de ervaring heeft getoond dat maatregelen achteraf uiterst moeilijk zijn of in het geheel niet realiseerbaar zijn.”
De Raad van de gemeente Lelystad (gemeenteraad) heeft hier op geantwoord dat een verbod tot het houden van evenhoevigen destijds ruimtelijk niet relevant was en dus planologisch niet geregeld kon worden. Er is daarom gekozen voor een privaatrechtelijke regeling van het verbod in (onder)erfpachtcontracten.
Uit deze openbare toelichting blijkt naar het oordeel van de rechtbank duidelijk dat het ook ten tijde van de totstandkoming van het oude bestemmingsplan al de bedoeling was om het houden van evenhoevigen in een straal van ongeveer 3 km rond het onderzoeksinstituut onmogelijk te maken. Niet in geschil is dat het perceel binnen een straal van 300 meter van het onderzoeksinstituut ligt. Uit het in 1989 vastgestelde bestemmingsplan MACL blijkt dat de gemeenteraad de visie, dat een planologische regeling van het verbod op het houden van evenhoevigen niet mogelijk is, toen heeft losgelaten. Uit de toelichting bij dit bestemmingsplan en artikel 3, onder A, eerste lid, van de planvoorschriften volgt dat ter voorkoming van besmetting door vaccins een beschermingszone van drie kilometer rondom het onderzoeksinstituut geldt voor het houden van evenhoevigen.
Vanaf toen was voorzienbaar dat op enig moment ook voor het perceel een planologisch verbod op het houden van evenhoevigen zou gaan gelden. Dat geldt te meer nu voor het perceel van eiser om onbekende redenen nooit privaatrechtelijk is vastgelegd dat het verboden is om daar evenhoevigen te houden. Onder die omstandigheden was te verwachten dat verweerder er zorg voor zou dragen dat het verbod er alsnog zou komen en ook voor het perceel – gelet op wat hierover in het bestemmingsplan MACL staat – alsnog in een bestemmingsplan zou worden opgenomen. Het standpunt van eiser dat hij dat niet had kunnen voorzien omdat het perceel niet ligt binnen het plangebied van bestemmingsplan MACL, volgt de rechtbank niet. Een dergelijke eis volgt niet uit de rechtspraak van de ABRvS. Waar het om gaat is dat bestemmingsplan MACL een openbaar stuk is dat eiser had kunnen raadplegen voordat hij het perceel kocht. Dat had ook voor de hand gelegen, nu het gaat om het plangebied dat grenst aan het perceel van eiser.
10. Eiser heeft verder aangevoerd dat bij de vergelijking van het oude met het nieuwe
planologische regime geen milieurechtelijke belemmeringen mogen worden betrokken en dat ook sprake is van planologisch nadeel doordat intensieve veehouderij buiten het bouwvlak niet langer is toegestaan.
11. De rechtbank komt niet toe aan bespreking van deze beroepsgronden gelet op wat is
overwogen onder 9.
12. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.