2.4.Verweerder heeft hierop gereageerd door te stellen dat er door het handelen van eiser direct gevaar bestond. En dat is wel degelijk voldoende grond om het certificaat van eiser in te trekken. Daarnaast stelt verweerder dat het aan de inspectie is om een bestuurlijke boete op te leggen, maar dat verweerder bevoegd is om te beoordelen of eiser nog wel voldoet aan de vereisten van het certificaat. Bij geconstateerde wettelijke overtredingen moet verweerder beoordelen of de rol van eiser bij die overtredingen aanleiding geeft om het certificaat in te trekken. Tot slot is verweerder van mening dat eiser de voorwaarden heeft geschonden die voor zijn beroepscertificaat gelden.
3. Oordeel van de rechtbank
3.1.1.Kort samengevat is de rechtbank van oordeel dat verweerder het certificaat van eiser niet had mogen intrekken. Het klopt dat er overtredingen zijn begaan, maar deze kunnen eiser niet worden aangerekend. Verweerder heeft namelijk niet aangetoond dat eiser verantwoordelijk was voor de beslissing om de asbestplaten met behulp van een werkbak te verwijderen. Het beroep is dan ook gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit.
3.1.2.Verder bepaalt de rechtbank dat verweerder geen nieuw besluit mag nemen over deze zaak, maar dat deze rechterlijke uitspraak in de plaats treedt van dat besluit. De rechtbank neemt een nieuw besluit en dat houdt kort gezegd in dat eiser zijn certificaat terug krijgt en dat de intrekking wordt herroepen.
3.1.3.De rechtbank heeft hiervoor gekozen, omdat de rechtbank vindt dat eiser niet langer dan nodig in onzekerheid gehouden mag worden. Het besluit van verweerder is een belastend besluit, met grote impact op eiser. Zonder certificaat mag eiser zijn werkzaamheden als kraanmachinist niet uitvoeren. Bovendien heeft de rechtbank er tijdens de eerste voorlopige voorzieningenprocedure ook al op gewezen dat verweerder onvoldoende onderzoek had gedaan. Verweerder heeft dus al gelegenheid gehad om het besluit beter te motiveren of nader onderzoek te doen en heeft van die gelegenheid geen gebruik gemaakt.
3.1.4.De vragen die de rechtbank heeft moeten beantwoorden om tot haar oordeel te komen, zijn in de tekst hieronder uitgewerkt. Het gaat om de volgende vijf vragen:
Wanneer mag het beroepscertificaat van een kraanmachinist worden ingetrokken?
Mochten de werkzaamheden op deze manier worden uitgevoerd?
Kan de gekozen werkmethode ernstig gevaar voor personen veroorzaken?
Is eiser verantwoordelijk voor de geconstateerde overtredingen?
Mocht verweerder het certificaat van eiser intrekken?
Vraag 1: wanneer mag het beroepscertificaat van een kraanmachinist worden ingetrokken?
3.2.1.De eerste vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is onder welke voorwaarden verweerder het beroepscertificaat van een kraanmachinist mag intrekken. Dat blijkt verweerder te mogen doen als de machinist :
niet meer voldoet aan de eisen die aan het certificaat zijn gesteld of als hij zijn wettelijke verplichtingen niet meer naar behoren nakomt;
ernstig gevaar veroorzaakt of kan veroorzaken voor personen door de manier waarop hij zijn gecertificeerde werkzaamheden heeft verricht, bijvoorbeeld door:
o het TCPR -boekje onrechtmatig in te vullen en/of;
o onveilig te handelen waardoor hij zichzelf en/of derden in gevaar heeft gebracht.
3.2.2.De intrekking moet plaatsvinden op de wijze die is vastgelegd in een TCVT -protocol ‘schorsing/intrekking’.Verweerder heeft aan de rechtbank laten weten dat dit protocol nooit is opgesteld.
3.2.3.Verweerder stelt dat eiser de Arbowet en het Arbobesluit heeft overtreden. Eiser heeft namelijk personen vervoerd in een hijs- of hefwerktuig dat bestemd is voor het vervoer van goederenen zich niet gehouden aan de algemene verplichtingen die voor werknemers gelden.
3.2.4.Daarom moet de rechtbank beoordelen of eiser deze overtredingen heeft begaan en of hij daarmee ernstig gevaar heeft veroorzaakt.
Vraag 2: mochten de werkzaamheden op deze manier worden uitgevoerd?
3.3.1Partijen zijn het erover eens dat er personen zijn gehesen in een werkbak die alleen voor goederen bedoeld is. De tweede vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of daarmee een overtreding is begaan. De rechtbank is van oordeel dat dat inderdaad het geval is: eiser mocht de werkbak niet op deze manier gebruiken. Hieronder licht de rechtbank dat oordeel toe.
3.3.2.Eiser betwist niet dat de gebruikte werkmethode wettelijk niet is toegestaan, tenzij sprake is van een uitzonderingssituatie. Maar eiser stelt dat hij de werkbak mocht gebruiken, omdat er sprake was van een uitzonderingssituatie die ook in de wet genoemd wordt. De werkbakmethode mag namelijk wél worden gebruikt als:
- de werkzaamheden hooguit enkele keren per jaar plaatsvinden en die per keer niet langer dan vier uur duren; en
- de plaats waarop gewerkt moet worden moeilijk bereikbaar is; en
- er geen minder gevaarlijke gangbare manieren zijn om de werkzaamheden uit te voeren.
Als voorbeeld van dergelijke uitzonderingssituaties noemde Deskundige 3 tijdens de zitting het plaatsen van een haantje op een kerk.
3.3.3.Volgens de rechtbank was er in dit geval geen sprake van zo’n uitzondering, omdat de werkzaamheden die eiser uitvoerde veel vaker voorkomen dan enkele keren per jaar. Eiser betwist dat er vanaf het begin van de werkzaamheden een alternatieve werkmethode mogelijk was en dat deze werkmethode minder gevaarlijk was. Ook voert eiser aan dat de gebruikte werkmethode al jarenlang de gangbare werkmethode is in de asbestbranche. Verweerder vindt die werkmethode alleen niet langer voldoende veilig en acceptabel. Maar hiermee bevestigt eiser zelf dat er in dit geval dus geen sprake was van een uitzonderingssituatie.
3.3.4.Daarnaast stelt eiser dat hij niets verkeerd heeft gedaan, omdat er op dit moment een ontwerpbesluit ligt waardoor zijn handelen in de toekomst wel wordt toegestaan. In dat ontwerpbesluit is de voorwaarde geschrapt dat alleen werkzaamheden zijn uitgezonderd die enkele keren per jaar plaatsvinden voor maximaal vier uur. Ook staat het ontwerpbesluit de open zijde van de werkbak toe. De aanleiding voor deze wetswijziging is dat het zeer
gebruikelijk is in de asbestsaneringsbranche om moeilijk bereikbare asbestdaken op deze manier te saneren. De Inspectie SZW stond deze saneringsmethode tot maart 2017 toe, maar is daarna handhavend gaan optreden tegen werkgevers. De onwerkbare situatie die daardoor ontstond, heeft geleid tot een Parlementair debat en uiteindelijk tot een ontwerpbesluit.
3.3.5.Voor de rechtbank staat vast dat de werkzaamheden niet op deze manier mochten worden uitgevoerd. De huidige wet staat dat niet toe en die is van toepassing op het besluit. De rechtbank kan niet vooruitlopen op toekomstige wet- en regelgeving, zoals verweerder ook naar voren heeft gebracht.
Vraag 3: kan de gekozen werkmethode ernstig gevaar voor personen veroorzaken?
De volgende en derde vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of de gebruikte werkmethode ernstig gevaar voor personen kan opleveren of heeft veroorzaakt.
3.4.1.Artikel 11 van de Arbowet beschrijft aan welke algemene verplichtingen werknemers zich moeten houden. Volgens dit artikel moeten werknemers naar hun vermogen zorg dragen voor de veiligheid en gezondheid van zichzelf en andere betrokkenen, overeenkomstig hun opleiding en de door de werkgever gegeven instructies. Zo schrijft de wet voor dat werknemers hun arbeidsmiddelen op de juiste manier gebruiken en dat zij het direct aan hun werkgever melden als zij tijdens het werk gevaren voor de veiligheid en gezondheid opmerken.
3.4.2.Verweerder verwijt eiser dat hij de arbeidsmiddelen niet op juiste manier heeft gebruikt. Eiser heeft tenslotte personen vervoerd in de werkbak, terwijl dat niet mocht.Ook heeft eiser de veiligheidseisen uit de gebruiksaanwijzing volgens verweerder niet gevolgd. Eiser heeft namelijk:
geen acht geslagen op het verbod personen te vervoeren met een werkbak die is ingericht voor het vervoeren van goederen;
met één zijde open gehesen;
niet ingegrepen toen de personen de werkbak verlieten.
3.4.3.Uit de melding van de inspecteur SZW en de beelden die tijdens de zitting zijn getoond, blijkt dat eiser de werkbak met een open zijde heeft gehesen, terwijl dat volgens gebruikershandleiding van de werkbak verboden was. Dat dat verboden was, blijkt uit het volgende citaat uit de gebruikershandleiding:
Het is ten strengste verboden om met een geheel open zijde te hijsen en vrij op hoogte te hangen, de zijde mag alleen open zijn als deze op vaste ondergrond staat en is geborgd tegen onverwachte bewegingen, de in de werkbak aanwezige personen moeten zijn aangelijnd op dusdanige manier dat men niet buiten de werkbak kan komen en het is ook ten strengste verboden om de werkbak op hoogte te verlaten.
Deze werkmethode kan op zichzelf ernstig gevaar voor personen veroorzaken. Pas als vast zou komen te staan dat de geconstateerde overtredingen aan eiser kunnen worden toegerekend en eiser dus verantwoordelijk is, komt de rechtbank aan de vraag toe of eiser met zijn handelen in dit geval ernstig gevaar voor personen heeft veroorzaakt. De rechtbank zal onder vraag 4 beantwoorden waarom eiser niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor het hijsen van de werkbak met één open zijde en dus ook niet voor het eventuele gevaar dat door deze manier van hijsen wordt veroorzaakt.
3.4.4.Daarnaast verwijt verweerder eiser dat hij niet heeft ingegrepen toen personen de werkbak verlieten om op grote hoogte werkzaamheden te verrichten. De rechtbank heeft verweerder gevraagd op welke wijze de hijskraanmachinist in zo’n geval moet ingrijpen. Verweerder antwoordde daarop dat de machinist op voorhand had moeten voorzien dat de personen de werkbak op hoogte zouden gaan verlaten. Eiser had daarom van tevoren al moeten weigeren aan het hijsplan mee te werken.
3.4.5.De rechtbank volgt verweerder hierin niet. Eiser heeft onbetwist veiligheidsmaatregelen getroffen, zoals controleren of er valstopapparaten waren. Op de beelden die verweerder tijdens de zitting toonde, is bovendien niet te zien dat personen de werkbak daadwerkelijk verlaten. Er is alleen te zien dat zij met één voet buiten de bak gaan en die op het dak zetten. Eiser noemt dit positioneren. Verweerder heeft aangevoerd dat het gedrag op hoogte van de mannen in de werkbak beknellingsgevaar zou kunnen veroorzaken. Het is de vraag of eiser daarom al op voorhand had moeten weigeren mee te werken aan het plan. Verweerder kan deze conclusie alleen trekken als uit het hijsplan blijkt dat voorzien was dat personen de werkbak op grote hoogte zouden gaan verlaten. Maar verweerder heeft dat hijsplan niet aan het dossier toegevoegd, en er ook niet kenbaar kennis van genomen. Toen de werkbak op hoogte was, kon eiser in ieder geval niet meer ingrijpen. Dat eiser niet zou hebben ingegrepen toen personen de werkbak verlieten, kon verweerder dus niet als intrekkingsgrond van eisers certificaat gebruiken.
Vraag 4: is eiser verantwoordelijk voor de geconstateerde overtredingen?
3.5.1.Duidelijk is dat er overtredingen zijn gepleegd: de werkbak had niet mogen worden gebruikt voor deze werkzaamheden, en zeker niet met één open zijde. De vraag is alleen of eiser hiervoor verantwoordelijk gehouden kan worden. De rechtbank vindt van niet. Eiser stelt dat hij de instructies van zijn werkgever heeft gevolgd, en de rechtbank heeft geen reden om daaraan te twijfelen. Verweerder heeft namelijk niet onderzocht welke instructies eiser van zijn werkgever had gekregen. Daarom gaat de rechtbank ervan uit dat eiser volgens de instructies van de werkgever heeft gehandeld. Hieronder licht de rechtbank dit oordeel nader toe.
3.5.2.Dat eiser niet volgens de gebruiksaanwijzing van de werkbak heeft gehandeld, betekent nog niet dat hij Artikel 11, aanhef en onder a, van de Arbowet heeft overtreden. De werknemer heeft inderdaad de plicht om naar vermogen zorg te dragen voor eigen veiligheid en gezondheid en die van andere personen. Ook is elke werknemer verplicht zich aan bepaalde voorschriften en verboden te houden.Maar werknemers hebben vooral ook de plicht om de instructies van de werkgever te volgen. En uiteindelijk is niet de werknemer, maar de werkgever als eerste verantwoordelijk voor veilige arbeidsomstandigheden op de arbeidsplaats. De werknemer is dus wel in zekere mate verantwoordelijk voor de veiligheid op de arbeidsplaats, maar moet uiteindelijk vooral ook doen wat de werkgever hem opdraagt.
3.5.3.Om te beoordelen of eiser de instructies van zijn werkgever heeft gevolgd, moet eerst duidelijk zijn welke instructies hij van zijn werkgever heeft ontvangen. Wat de werkgeversinstructies op de arbeidsplaats in [plaatsnaam] zijn geweest, is alleen niet bekend. Die instructies heeft verweerder niet aan het dossier toegevoegd en verweerder heeft ze ook niet kenbaar bij zijn oordeel betrokken.
3.5.4.Daarentegen heeft eiser gesteld dat hij naar de instructies van zijn werkgever [A] heeft gehandeld, dat er een ondertekend werkplan is geweest en dat er een afgevinkte checklist voor het gebruik van een werkbak hangende in een hijskraan ligt. Deze stukken liggen volgens eiser bij werkgever [A] en verweerder heeft dit niet weersproken. Volgens eiser is het werkplan niet alleen door hemzelf ondertekend, maar ook door andere verantwoordelijken.
3.5.5.Omdat het in [plaatsnaam] om een arbeidslocatie ging waar asbest werd verwijderd, moet er naast een verantwoordelijk werkgever ook een Deskundig Toezichthouder Asbestverwijdering (DTA) op de arbeidsplaats aanwezig zijn geweest. Deskundige 1 heeft hierover tijdens de zitting gezegd dat de werkgever op kantoor een risico-inventarisatie maakt van de te verrichten werkzaamheden. De DTA is verantwoordelijk op de dag dat die geplande werkzaamheden worden uitgevoerd. Het is ook de DTA die een vooraf gemaakt werkplan kan afblazen.
3.5.6.De rechtbank stelt vast dat verweerder kennelijk is afgegaan op de melding van de inspecteur SZW zonder zelf onderzoek te verrichten naar de omstandigheden op de arbeidsplaats. In elk geval heeft verweerder geen eigen onderzoek gedaan naar de voor die dag geldende risico-inventarisatie en het werkplan. Verweerder verwijt eiser dus voorafgaand aan de werkzaamheden geen risico-inventarisatie te hebben gemaakt, zonder die stelling deugdelijk te onderbouwen. Het had op de weg van verweerder gelegen om hier onderzoek naar te doen, maar verweerder heeft dat niet gedaan. Verweerder heeft de werkgever niet bevraagd, en ook de DTA niet. Ook heeft verweerder niet gevraagd wat er ’s ochtends tijdens de zogenaamde toolbox-meeting is besproken.
3.5.7.Dat betekent dat in dit dossier niet bekend is welke instructies en veiligheidsafspraken eiser als werknemer moest opvolgen. Verweerder lijkt te impliceren dat het enkele feit dat eiser deze werkmethode heeft uitgevoerd, betekent dat hij geen risico-inventarisatie heeft gedaan. Daarmee gaat verweerder voorbij aan de risico’s die aan alternatieve werkmethoden kunnen kleven, de risico’s van asbestsanering specifiek en alle omstandigheden ter plaatse. Nu verweerder geen inzicht heeft gegeven in de afwegingen die daarin door onder meer de werkgever en de DTA zijn gemaakt, is niet gebleken dat voor eiser overduidelijk had moeten zijn dat deze werkmethode gevaarlijker was dan de alternatieven.
3.5.8.Ook als een werknemer de instructies van de werkgever opvolgt, kan hij mogelijk toch verantwoordelijk worden gehouden voor een overtreding. Als bijvoorbeeld plots een gevaarlijk harde wind opsteekt, mag van de hijskraanmachinist verwacht worden dat hij het hijsplan onder die omstandigheden niet uitvoert. Een werknemer is ook op grond van artikel 11, aanhef en onder e, van de Arbowet gehouden de door hem opgemerkte gevaren aan de werkgever te melden.
3.5.9.Van een situatie waarin eiser moest weigeren de instructies op te volgen, of gevaren moest melden bij zijn werkgever, is de rechtbank niet gebleken. Daarvoor is allereerst van belang dat verweerder niet heeft aangevoerd dat de omstandigheden tijdens het hijsen anders waren dan waar vooraf rekening mee was gehouden in de risico-inventarisatie. Ook is door verweerder niet weersproken dat de gebruikte werkmethode met de mobiele torenkraan en de werkbak een veelgebruikte werkmethode was, waarvoor tot 2017 door de inspectie SZW geen boetes of sancties werden opgelegd. De rechtbank heeft geen reden om hieraan te twijfelen. De situatie was daarom niet dusdanig gevaarlijk dat eiser daar tegen in had moeten gaan.
Vraag 5: mocht verweerder het certificaat van eiser intrekken?
3.6.1.Dit brengt de rechtbank bij de vijfde en laatste vraag, namelijk of verweerder het certificaat had mogen intrekken. De rechtbank is van oordeel dat verweerder daarvoor geen wettelijke grond heeft aangevoerd.
3.6.2.De rechtbank heeft hiervoor al vastgesteld dat artikel 7.18, vierde lid van het Arbobesluit weliswaar is overtreden, maar dat verweerder deze overtreding niet aan eiser kan toerekenen. Ook de overtreding van artikel 11 kan verweerder niet aan eiser toerekenen.
3.6.3.Volgens verweerder was eiser verantwoordelijk voor de gekozen werkwijze, maar verweerder heeft deze stelling niet voldoende onderbouwd. Er waren diverse personen met verschillende verantwoordelijkheden op de arbeidslocatie aanwezig: voor de arbeidslocatie is een werkplan gemaakt, er moet een DTA aanwezig zijn geweest, er was een verantwoordelijk werkgever en er is waarschijnlijk een zogenaamde toolbox-meeting geweest. Om uit te komen bij eiser had verweerder alle verschillende verantwoordelijkheden bij zijn onderzoek moeten betrekken en dat heeft verweerder niet gedaan.
3.6.4.Dat betekent dat niet is gebleken dat eiser zijn wettelijke verplichtingen niet is nagekomen. Ook is niet gebleken dat eiser niet langer zou voldoen aan de aan zijn certificaat gestelde eisen.
3.7.1.De rechtbank verklaart het beroep van eiser gegrond, vernietigt het bestreden besluit, herroept het primaire besluit tot intrekking en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit. Dit betekent dat het certificaat van eiser weer geldig is. Verweerder hoeft dus geen nieuw besluit te nemen.
3.7.2.Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
3.7.3.De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.536,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 512,- en een wegingsfactor 1).