In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 29 januari 2019, gaat het om de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap en de bruidsgave tussen een vrouw en een man, waarbij het Afghaans recht van toepassing is. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.E. Jalandoni, heeft verzocht om een betaling van de man, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.M. Dezfouli, ter hoogte van € 21.517,50 voor de helft van de verkoopopbrengst van de woning, € 3.500,-- voor de inboedel en € 19.000,-- als resterende bruidsgave. De rechtbank heeft eerder, op 16 februari 2018, bepaald dat het Afghaans recht van toepassing is op het huwelijksvermogensregime van partijen.
Tijdens de zitting op 6 december 2018 zijn beide partijen verschenen, bijgestaan door hun advocaten. De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende stukken, waaronder brieven van beide partijen met gewijzigde verzoeken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de woning gezamenlijk eigendom was en dat de netto-verkoopopbrengst bij helfte verdeeld moet worden, ondanks het verweer van de man dat de vrouw geen recht heeft op deze opbrengst omdat zij niet heeft bijgedragen aan de kosten van de huishouding.
De rechtbank heeft ook de verzoeken van de vrouw om een deel van de inboedel en de vordering op de zus van de vrouw afgewezen, omdat er onvoldoende bewijs was voor de waarde van de inboedel en de man niet kon aantonen dat er sprake was van een lening aan de zus. Wat betreft de bruidsgave heeft de rechtbank geoordeeld dat de vrouw recht heeft op een betaling van € 18.750,-- van de man, ondanks zijn verweer dat zij haar recht op de bruidsgave heeft prijsgegeven door het indienen van een echtscheidingsverzoek. De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de proceskosten gecompenseerd.