In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden werd behandeld, betreft het een herstelarrest in hoger beroep met betrekking tot de toepassing van het Afghaans recht in een echtscheidingsprocedure. De zaak is een vervolg op een eerdere beschikking van 19 september 2017, waarin het hof advies had gevraagd aan het Internationaal Juridisch Instituut (IJI) over de inhoud van het Afghaanse recht, specifiek met betrekking tot de verdeling van vermogens tussen de partijen. Het IJI concludeerde dat er in het Afghaanse recht, regio Kabul, een strikte scheiding van vermogens geldt tijdens het huwelijk, wat betekent dat er geen vermogensrechtelijke gevolgen zijn bij de ontbinding van het huwelijk, tenzij anders overeengekomen door de partijen.
De man, verzoeker in het principaal hoger beroep, betwistte de eerdere beslissing van de rechtbank en voerde aan dat alle roerende zaken die tijdens het huwelijk zijn verworven, als bruidsschat moeten worden aangemerkt en dus aan hem toebehoren. De vrouw, verweerster in het principaal hoger beroep, betwistte deze stelling en stelde dat er geen nadere afspraken zijn gemaakt die de verdeling van de goederen zouden beïnvloeden. Het hof oordeelde dat de man zijn stelling onvoldoende had onderbouwd en dat de eerdere beslissing van de rechtbank, die de vrouw alle roerende zaken toekende, op juiste gronden was genomen.
Het hof bevestigde de strikte scheiding van vermogens en wees het verzoek van de man af. Daarnaast werd de kwestie van de gebruiksvergoeding voor de voormalige echtelijke woning behandeld, waarbij het hof oordeelde dat de vrouw recht had op een gebruiksvergoeding omdat zij in de woning woonde terwijl de man dat niet deed. De kosten van het deskundigenonderzoek werden gelijkelijk verdeeld tussen de partijen. De beslissing van de rechtbank werd gedeeltelijk vernietigd, maar de overige beslissingen werden bekrachtigd. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten droeg.