Uitspraak
wonende te [woonplaats] ,
eiser, hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat M.T.C. Bikker te Utrecht ,
WILDBEHEEREENHEID [naam 1],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verweerster, hierna te noemen: WBE [naam 1] ,
advocaat T.F.J.M. van der Ven te Nijmegen.
1.De procedure
- de procesinleiding
- het verweerschrift
- de producties 28 en 29 van WBE [naam 1]
- de akte met aanvullende producties van [eiser]
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling op 27 maart 2019.
2.Waar gaat de zaak over?
jachtvelddat aan de wettelijke vereisten voldoet. Die vereisten houden onder meer in dat sprake moet zijn van een aaneengesloten oppervlakte van tenminste 40 hectare en dat in dit veld een cirkel kan worden getrokken met een straal van ten minste 150 meter.
“Het is de leden, deelnemers en begunstigers verboden op enigerlei wijze te pogen, direct dan wel
- Op 17 juli 2014 heeft het bestuur [eiser] laten weten dat een bestuursbesluit was genomen tot ontzetting van [eiser] uit het lidmaatschap. Het bestuur heeft [eiser] de mogelijkheid geboden om daartegen in beroep te gaan bij een beroepscommissie, die vervolgens heeft geoordeeld dat het besluit van het bestuur op goede gronden was genomen.
- Op 24 augustus 2016 heeft de rechtbank geoordeeld dat het besluit van de beroepscommissie ongeldig (non-existent) was en dat het wettelijk voorgeschreven interne beroep tegen het bestuurlijke ontzettingsbesluit (beroep bij de algemene vergadering) nog openstond.
- Op 28 november 2016 heeft het bestuur van WBE [naam 1] laten weten dat een Algemene ledenvergadering (ALV) bijeen zou worden geroepen om het intern beroep van [eiser] tegen het ontzettingsbesluit te behandelen en dat het bestuur daarnaast van plan was te besluiten het lidmaatschap van [eiser] op te zeggen tegen het einde van het verenigingsjaar (31 maart 2017), voor het geval het ontzettingsbesluit geen stand zou houden.
- Op 16 oktober 2017 heeft het bestuur [eiser] laten weten dat was besloten, voor het geval het ontzettingsbesluit geen stand zou houden, het lidmaatschap van [eiser] op te zeggen tegen het einde van het verenigingsjaar (31 maart 2018).
- Op 29 januari 2018 heeft een ALV plaatsgevonden waarbij is bekrachtigd: primair het besluit om [eiser] uit het lidmaatschap te ontzetten en subsidiair het opzeggingsbesluit tegen 31 maart 2018, als het ontzettingsbesluit geen stand zou houden (bijvoorbeeld in een gerechtelijke procedure).
“Het concurrentieverbod wordt door de vereniging zodanig gehanteerd, dat deze in overeenstemming is met de doelstellingen van de vereniging en de daaruit voortvloeiende verenigingssolidariteit. Op grond van het concurrentieverbod is het voor leden, deelnemers of begunstigers van de WBE in elk geval verboden om:
3.De beoordeling
jachtveldwordt doorbroken (zie 2.2. van dit vonnis). Ten tweede het belang van een jager om op een gebied te mogen jagen en tot slot het belang van een grondeigenaar om te kiezen aan wie hij de jachtrechten wil gunnen. Het is de verantwoordelijkheid van de jagers onderling en (als het zover komt) het bestuur om op een goede manier met een conflict over de verwerving van jachtrechten om te gaan, door bij de oplossing van het conflict, rekening te houden met alle hierboven genoemde belangen. Bij zo’n toepassing van het concurrentieverbod, hoeft dit verbod niet tot onredelijke situaties te leiden.