ECLI:NL:RBMNE:2019:2362
Rechtbank Midden-Nederland
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Wrakingsverzoek tegen rechter-commissaris wegens vermeende vooringenomenheid in strafzaak
In deze wrakingszaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 24 mei 2019 een verzoek tot wraking van de rechter-commissaris mr. D.C.P.M. Straver beoordeeld. Verzoeker, die als verdachte in een strafzaak onder parketnummer 16/705921-18 is aangemerkt, heeft het wrakingsverzoek ingediend naar aanleiding van een beslissing van de rechter-commissaris op 19 oktober 2018. Verzoeker meende dat de rechter-commissaris zich in te vergaande mate had uitgelaten over de waardering van het bewijs, wat bij hem de objectief gerechtvaardigde vrees deed ontstaan dat de rechter-commissaris vooringenomenheid koesterde ten aanzien van de schuldvraag. De wrakingskamer heeft de procedure behandeld op 10 mei 2019, waarbij verzoeker werd vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. M.H.H. Meulemeesters. De gewraakte rechter en de officier van justitie waren afwezig.
De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de rechter-commissaris niet heeft berust in de wraking en zich primair op het standpunt heeft gesteld dat het verzoek niet onverwijld is ingediend. Subsidiair heeft zij betoogd dat er geen blijk van vooringenomenheid is gegeven. De rechtbank heeft de vrees voor partijdigheid beoordeeld aan de hand van de criteria van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering. De wrakingskamer concludeerde dat de overwegingen van de rechter-commissaris niet de conclusie rechtvaardigen dat zij vooringenomen is. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking ongegrond verklaard en de procedure in de onderliggende strafzaak voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van het wrakingsverzoek.