Op 13 mei 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling en bedreiging. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde mishandeling, omdat niet bewezen kon worden dat de aangever pijn of letsel had opgelopen door de kopstoot die de verdachte zou hebben gegeven. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de getuigen niet voldoende waren om de mishandeling wettig en overtuigend te bewijzen. Echter, de bedreiging die de verdachte aan de aangever had geuit, werd wel bewezen geacht. De rechtbank baseerde zich op de verklaringen van de aangever en getuigen, die bevestigden dat de verdachte dreigende woorden had geuit, zoals 'ik maak je kapot' en 'ik maak je dood'. De rechtbank oordeelde dat deze woorden in de context van de situatie voldoende waren om bij de aangever een redelijke vrees voor zijn leven te doen ontstaan.
De officier van justitie had een gevangenisstraf van één week geëist, maar de rechtbank besloot de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van drie dagen, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn en de omstandigheden waaronder het feit was gepleegd. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan bedreiging, wat leidde tot gevoelens van angst en onveiligheid bij de aangever. De rechtbank verklaarde de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk, omdat deze onvoldoende was onderbouwd. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.