Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Verloop van de procedure
2.Feiten
[achternaam van verzoekster 1].
[A](hierna te noemen: de man).
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak hebben verzoeksters, de moeder en [voornaam van verzoekster 2], op 27 februari 2019 een verzoekschrift ingediend tot adoptie van de meerderjarige [voornaam van verzoekster 2] door de man, die op [overlijdensdatum] 2019 is overleden. De rechtbank heeft het verzoek besproken tijdens een zitting op 4 april 2019, waarbij verzoeksters en hun advocaat aanwezig waren. De heer [achternaam van belanghebbende] was uitgenodigd, maar niet aanwezig.
De rechtbank heeft vastgesteld dat [voornaam van verzoekster 2] op de dag van indiening van het verzoek 37 jaar oud was, waardoor niet voldaan werd aan de wettelijke vereiste dat het kind minderjarig moet zijn op het moment van indiening. Verzoeksters hebben betoogd dat de wens van de man om [voornaam van verzoekster 2] te adopteren, moet worden gerespecteerd, en dat de afwijzing van het verzoek een inbreuk zou maken op hun recht op family life volgens artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).
De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het recht op adoptie niet expliciet wordt beschermd door het EVRM en dat de nationale wetgeving, die vereist dat een kind minderjarig is voor adoptie, niet in strijd is met het EVRM. De rechtbank heeft ook overwogen dat er geen uitzonderlijke omstandigheden zijn die een uitzondering op het minderjarigheidsvereiste rechtvaardigen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de afwijzing van het verzoek tot adoptie niet in strijd is met de rechten van verzoeksters en heeft het verzoek afgewezen.
De beschikking is gegeven door mr. P.W.G. de Beer, rechter, en is openbaar uitgesproken op 9 mei 2019.