Op 3 mei 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van deelname aan een criminele organisatie en opzetheling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 9 oktober 2018 tot en met 29 december 2018 te Utrecht heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die zich bezighield met het plegen van vermogensdelicten, waaronder diefstallen van scooters en navigatiesystemen. De verdachte is ook beschuldigd van het medeplegen van gewoonteheling van deze gestolen goederen. Tijdens de zitting op 19 april 2019 heeft de officier van justitie, mr. T. Tanghe, de vordering ingediend, terwijl de verdachte werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. J. Maalsté.
De rechtbank heeft de tenlastelegging in de zaak beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij betrokken was bij de diefstal van een scooter op 3 december 2018, en sprak hem daarvan vrij. Echter, de rechtbank achtte de deelname aan de criminele organisatie en de opzetheling van meerdere navigatiesystemen wel bewezen. De rechtbank legde de verdachte een taakstraf op van 150 uur, waarvan 50 uur voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, en stelde enkele bijzondere voorwaarden, waaronder een contactverbod en de verplichting om naar school te gaan volgens het lesrooster.
De rechtbank overwoog dat de verdachte, door zijn deelname aan de criminele organisatie, indirect heeft bijgedragen aan de overlast en financiële schade voor de benadeelden. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn leeftijd en het feit dat hij niet eerder was veroordeeld. De rechtbank besloot tot een taakstraf, waarbij de nadruk lag op het voorkomen van recidive en het bevorderen van de persoonlijke ontwikkeling van de verdachte.