ECLI:NL:RBMNE:2019:1979

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 mei 2019
Publicatiedatum
3 mei 2019
Zaaknummer
16/018944-19
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor deelname aan een criminele organisatie en opzetheling

Op 3 mei 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van deelname aan een criminele organisatie en opzetheling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 9 oktober 2018 tot en met 29 december 2018 te Utrecht heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die zich bezighield met het plegen van vermogensdelicten, waaronder diefstallen van scooters en navigatiesystemen. De verdachte is ook beschuldigd van het medeplegen van gewoonteheling van deze gestolen goederen. Tijdens de zitting op 19 april 2019 heeft de officier van justitie, mr. T. Tanghe, de vordering ingediend, terwijl de verdachte werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. J. Maalsté.

De rechtbank heeft de tenlastelegging in de zaak beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij betrokken was bij de diefstal van een scooter op 3 december 2018, en sprak hem daarvan vrij. Echter, de rechtbank achtte de deelname aan de criminele organisatie en de opzetheling van meerdere navigatiesystemen wel bewezen. De rechtbank legde de verdachte een taakstraf op van 150 uur, waarvan 50 uur voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, en stelde enkele bijzondere voorwaarden, waaronder een contactverbod en de verplichting om naar school te gaan volgens het lesrooster.

De rechtbank overwoog dat de verdachte, door zijn deelname aan de criminele organisatie, indirect heeft bijgedragen aan de overlast en financiële schade voor de benadeelden. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn leeftijd en het feit dat hij niet eerder was veroordeeld. De rechtbank besloot tot een taakstraf, waarbij de nadruk lag op het voorkomen van recidive en het bevorderen van de persoonlijke ontwikkeling van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/018944-19
Verkort vonnis van de meervoudige kamer van 3 mei 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [2002] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres [adres] , [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 19 april 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. T. Tanghe en van hetgeen verdachte en mr. J. Maalsté, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Onder 1
in de periode van 9 oktober 2018 tot en met 29 december 2018 te Utrecht heeft deelgenomen aan een criminele organisatie;
Onder 2
primair, zich in de periode van 9 oktober 2018 tot en met 29 december 2018 te Utrecht heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van gewoonteheling van meerdere navigatiesystemen en displays;
Subsidiair is dit feit ten laste gelegd als medeplegen van heling van deze goederen in de periode van 9 oktober 2018 tot en met 29 december 2018 te Utrecht;
Onder 3
primair, zich op 18 november 2018 te Utrecht heeft schuldig gemaakt aan diefstal in vereniging van een scooter met kenteken [kenteken] ;
subsidiair is dit feit ten laste gelegd als het medeplegen van heling van deze scooter in de periode van 18 november 2018 tot en met 25 november 2018 te Utrecht;
Onder 4
primair, zich op 3 december 2018 te De Meern heeft schuldig gemaakt aan diefstal in vereniging van een scooter met kenteken [kenteken] ;
subsidiair is dit feit ten laste gelegd als het medeplegen van heling van deze scooter in de periode van 3 december 2018 tot en met 29 december 2018 te De Meern.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.VRIJSPRAAK

Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde
4.1
Standpunten partijen
De officier van justitie acht de subsidiair ten laste gelegde heling wettig en overtuigend te bewijzen. De officier van justitie baseert zijn standpunt op de aangifte en het gegeven dat onder meer verdachte deze gestolen scooter op 3 december 2018 naar de berging [nummer] heeft gebracht, een berging waar meerdere gestolen goederen werden opgeslagen.
De raadsman heeft ten aanzien van zowel het primair, als het subsidiair ten laste gelegde vrijspraak bepleit. De raadsman heeft aangevoerd dat een vriend van verdachte, [medeverdachte 1] , eenzelfde merk, type en kleur scooter had als de scooter die op 3 december 2018 door verdachte en [medeverdachte 1] in de berging is geplaatst. Het was voor verdachte dan ook niet waarneembaar dat het hier een gestolen scooter betrof. Verdachte had geen wetenschap kunnen hebben dat deze scooter van diefstal afkomstig was.
4.2
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het hem ten laste gelegde feit heeft begaan en zal hem daarvan vrijspreken.
De rechtbank overweegt daartoe dat het voorliggend dossier onvoldoende wettige bewijsmiddelen bevat om het verweer van de verdediging te weerleggen.
Verdachte dient dan ook ten aanzien van zowel het primair, als het subsidiair ten laste gelegde te worden vrijgesproken.

5.WAARDERING VAN HET BEWIJS

Ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde

5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1, onder 2, subsidiair en het onder 3, subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 ten laste gelegde. De raadsman heeft aangevoerd dat het aandeel van verdachte te kort en te fragmentarisch is geweest om te kunnen concluderen tot een deelname van verdachte aan een criminele organisatie.
Ten aanzien van het onder 2, zowel primair als subsidiair ten laste gelegde, heeft de raadsman vrijspraak bepleit en aangevoerd dat niet vaststaat dat de aangetroffen goederen van misdrijf afkomstig waren. Ook de beschikkingsmacht over de aangetroffen goederen lag niet bij verdachte. Evenmin staat vast dat verdachte wist, dan wel had moeten weten dat die goederen van misdrijf afkomstig waren. Verdachte is bovendien slechts vier keer in een berging waargenomen. Verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de onder 3, primair ten laste gelegde diefstal heeft de raadsman eveneens vrijspraak bepleit, nu er geen bewijs voorhanden is dat verdachte deze scooter, al dan niet samen met anderen, zou hebben gestolen. Ten aanzien van de subsidiair ten laste gelegde heling heeft de raadsman zich wat betreft een bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het onder 1, het onder 2, subsidiair, en het onder 3, subsidiair, ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank grondt haar overtuiging dat verdachte deze bewezenverklaarde feiten heeft begaan op de redengevende feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit vonnis zullen worden opgenomen.
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
Van deelname aan een criminele organisatie is sprake indien een betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in, dan wel ondersteuning biedt aan, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie (HR 18 november 1997, NJ 1998, 225).
Om te kunnen vaststellen of verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie heeft de rechtbank bezien of sprake is geweest van een gestructureerd samenwerkingsverband, waaraan de deelnemers in een zekere duurzame onderlinge samenwerking hebben deelgenomen. Vervolgens heeft de rechtbank bezien of verdachte tot dit samenwerkingsverband behoorde, daar een aandeel in heeft gehad, dan wel dat verdachte de criminele organisatie heeft ondersteund met gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie.
Naar het oordeel van de rechtbank is sprake geweest van een criminele organisatie en heeft verdachte daaraan deelgenomen.
Naar het oordeel van de rechtbank was verdachte in ieder geval samen met [medeverdachte 1] , onderdeel van een groep jongeren die, in verschillende samenstellingen, op regelmatige basis vermogensdelicten pleegden. De organisatie is hierbij op een doortrapte en gestructureerde manier te werk gegaan door de bergingen van twee vrijstaande flatwoningen te gebruiken voor het bewaren van gereedschap/inbrekerswerktuig (accuboormachine, ruitentikker), voor het bewaren van vermommingskleding (jassen, bivakmutsen en skibrillen) en voor het (tijdelijk) stallen van gestolen of geheelde goederen (scooters/bromfietsen, (inbouw)navigatiesystemen en koplampen).
Uit de camerabeelden volgt naar het oordeel van de rechtbank verder dat verdachte de medeverdachte [medeverdachte 1] en anderen verschillende malen behulpzaam is geweest, onder meer door gestolen navigatiesystemen in de berging te leggen en te helpen een gestolen scooter in de berging te plaatsen. Ook is verdachte behulpzaam met het dragen dan wel verplaatsen van inbrekerswerktuig, zoals een accuboormachine en een hamer.
De rechtbank acht het bestaan van de criminele organisatie en de deelname van verdachte daaraan bewezen voor de periode van 5 november 2018 tot 22 december 2018, nu in deze periode camerabeelden zijn gemaakt van de bergingen, waarop te zien is dat verdachte daar aanwezig was en behulpzaam was, zoals hiervoor overwogen.
De rechtbank acht bewezen dat de criminele organisatie waaraan verdachte deelnam zich bezig hield met de in de tenlastelegging genoemde vermogensfeiten. De rechtbank ziet onvoldoende bewijs voor het oordeel dat verdachte ook betrokken was bij een criminele organisatie die zich bezig hield met het plegen van brandstichtingen. Hiervan zal verdachte dan ook partieel worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 2, subsidiair ten laste gelegde
Ter terechtzitting heeft de raadsman betoogd dat verdachte niet wist dat de goederen gestolen waren en ook overigens niet uit aangiftes blijkt dat deze goederen van misdrijf afkomstig waren.
Zoals hiervoor onder bewijsoverweging 1 is weergegeven betrekt de rechtbank hierbij voormeld oordeel over de criminele organisatie waartoe verdachte behoorde. Meerdere gestolen navigatiesystemen zijn in november en december 2018 in de berging geplaatst en weer weggehaald. Met betrekking tot de in november 2018 aangetroffen navigatiesystemen is voorts vastgesteld dat deze van misdrijf afkomstig waren. De rechtbank acht, gelet op de feiten en omstandigheden die rondom de bergingen zijn geconstateerd en in onderlinge samenhang bezien, bewezen dat ook de op verschillende data in december 2018 waargenomen navigatieststemen van diefstal afkomstig waren en dat verdachte dit wist dan wel ten minste de aanmerkelijke kans hierop heeft aanvaard. Dat de politie niet heeft kunnen vaststellen van welke voertuigen deze navigatiesystemen afkomstig waren, leidt niet tot een ander oordeel.

6.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
In de periode van 5 november 2018 tot 22 december 2018 te Utrecht heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten [medeverdachte 1] , geboren op [2001] en andere personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten het plegen van diefstallen als dan niet met braak/verbreking van scooters/bromfietsen en navigatiesystemen en/of displays en het plegen van heling van scooters/bromfietsen en navigatiesystemen, in ieder geval het plegen van vermogensdelicten.
Ten aanzien van het onder 2, subsidiair ten laste gelegde
In de periode van 18 december 2018 tot en met 22 december 2018 te Utrecht tezamen en in vereniging met anderen, meerdere navigatiesystemen en/of displays heeft voorhanden gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die navigatiesystemen en/of displays wist dat die goederen door misdrijf verkregen goederen betrof.
Ten aanzien van het onder 3, subsidiair, ten laste gelegde
Op 25 november 2018 te Utrecht tezamen en in vereniging met anderen, een scooter voorhanden heeft gehad terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die scooter wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.

7.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde:
Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Ten aanzien van het onder 2, subsidiair bewezen verklaarde:
Opzetheling, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van het onder 3, subsidiair bewezen verklaarde:
Opzetheling.

8.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.OPLEGGING VAN STRAF

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie onder 1, onder 2, subsidiair, onder 3, subsidiair en onder 4, subsidiair bewezen geachte te veroordelen tot:
- een taakstraf van 200 uren, waarvan een gedeelte van 80 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met de (bijzondere) voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd. Wel heeft de raadsman verzocht om de voorwaarde ‘behandeling bij de Waag’ niet als bijzondere voorwaarde op te nemen. Het hiermee beoogde doel wordt immers al nagestreefd door de gesprekken met de imam.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft gedurende de bewezen verklaarde periode deelgenomen aan een criminele organisatie en zich in dat verband schuldig gemaakt aan het medeplegen van heling (meermalen gepleegd). Daarmee heeft hij deel uitgemaakt van een circuit waarin uit misdrijf afkomstige goederen worden verhandeld en heeft hij aldus (indirect) het plegen van vermogensmisdrijven bevorderd. Dit zijn misdrijven die voor de benadeelden veel overlast en financiële schade veroorzaken. Bovendien heeft verdachte door zijn handelen geen blijk gegeven van respect voor het eigendomsrecht van de benadeelden.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank kennis genomen van een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 11 maart 2019, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld. De rechtbank weegt dit in het voordeel, noch in het nadeel van verdachte mee.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- een psychologisch rapport van 26 maart 2019, opgesteld door K.T.E. Zaszlos, GZ-psycholoog;
- een uitgebreid advies van de Raad voor de Kinderbescherming van 15 april 2019, opgesteld door R.D. Peters, raadsonderzoeker.
Uit het psychologisch onderzoek is bij verdachte geen gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens gebleken. Wel worden wat onrijpe aspecten in zijn persoonlijkheidsontwikkeling gezien zoals een egocentrische en zelfgenoegzame houding en de neiging zichzelf te overschatten waardoor hij wat kwetsbaar is en in een negatieve omgeving sneller geneigd is zich te bewijzen. Al met al wordt de kans op delictgedrag in algemene zin als matig ingeschat. Geadviseerd wordt om de jeugdreclasseringsbegeleiding voort te zetten. Daarnaast wordt het wenselijk geacht verdachte aan te melden bij een forensische polikliniek zoals de Waag, alwaar hij dient mee te werken aan een delictanalyse zodat er meer zicht wordt verkregen op de factoren die een rol hebben gespeeld in zijn handelswijze, hij verantwoordelijkheid leert nemen en gedragsalternatieven ontwikkelt waardoor een verder ontsporen in antisociale richting kan worden voorkomen. Zijn keuze van vrienden en weerbaarheid ten aanzien van criminele beïnvloeding in de achterstandsbuurt waar hij woont is een belangrijk aandachtspunt. De verwijzing naar de Waag heeft dus niet zozeer te maken met behandeling van psychische problemen, maar met het verkrijgen van inzicht in delictrelevante factoren.
In het raadsrapport wordt over verdachte opgemerkt dat hij wel wat onrijpe aspecten laat zien in zijn sociaal emotionele ontwikkeling, zoals een egocentrische houding en hij is geneigd zichzelf te overschatten. De mate van toekomstig recidivegevaar wordt als matig ingeschat. Er wordt geadviseerd om een ITB Harde Kern traject waar hij zich in bevindt af te ronden. Het huidige ITB Harde Kern verloopt goed en kan bijdragen aan een positieve ontwikkeling van verdachte.
Het vergroten van inzicht in delictrelevante factoren is wenselijk. De Raad voor de Kinderbescherming is van mening dat het aan de jeugdreclasseerder ligt of dit bij de Waag of op een andere manier (zoals gesprekken over delictbespreking door de jeugdreclasseerder zelf) verkregen kan worden.
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie aangegeven dat verdachte wekelijks contact heeft met de wijkagent en de betreffende rechercheurs op deze zaak. Verdachte wordt wekelijks aangesproken op zijn gedrag. Binnen dit traject is ook de imam betrokken. De imam heeft iedere woensdag een meeting met de bij deze zaak betrokken jongeren.
Alles afwegende acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 150 uren passend en geboden. De rechtbank zal een deel van deze taakstraf, te weten 50 uren, voorwaardelijk opleggen. Met deze voorwaardelijke straf wordt beoogd verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Tevens maakt deze straf voortzetting van de begeleiding door de jeugdreclassering mogelijk, hetgeen de rechtbank noodzakelijk acht, inclusief de hierna te noemen bijzondere voorwaarden.
De rechtbank zal hierbij de voorgestelde bijzondere voorwaarde ‘het volgen van een behandeling bij de Waag’ niet als voorwaarde opleggen. Zoals volgt uit de Pro Justitia rapportage heeft een verwijzing naar de Waag niet zozeer te maken met behandeling van psychische problemen, maar met het verkrijgen van inzicht in delictrelevante factoren. Dit verkrijgen van inzicht in delictrelevante factoren heeft inmiddels vorm gekregen in een samenwerking tussen wijkagent, rechercheurs en de imam in [wijk] .
Gelet op de omstandigheid dat de rechtbank komt tot een kortere bewezen verklaarde periode ten aanzien van feit 1, feit 2, subsidiair, en een vrijspraak ten aanzien van feit 4, zowel primair als subsidiair, wijkt de rechtbank bij de straftoemeting - in geringe mate - af van de eis van de officier van justitie.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 140 en 416 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

Vrijspraak
- verklaart het onder 2 primair, 3 primair en 4, primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, het onder 2, subsidiair en het onder 3, subsidiair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1, het onder 2, subsidiair en het onder 3, subsidiair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek
7is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een werkstraf, van 150 (honderdvijftig) uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 75 dagen jeugddetentie;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag;
- bepaalt dat van de taakstraf
een gedeelte van 50 uren, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- als algemene voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
* gedurende de proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect- contact zal opnemen, zoeken of hebben met medeverdachte [medeverdachte 1] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* naar school gaat volgens het lesrooster;
* zich in het kader van de maatregel van Toezicht en Begeleiding gedurende de proeftijd zal houden aan de voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens de jeugdreclassering Samen Veilig Midden-Nederland, hetgeen mede inhoudt dat de verdachte het reeds gestarte ITB Harde Kern traject afrondt (met een maximum duur van 6 maanden) en hetgeen mede kan inhouden dat verdachte blijft deelnemen aan de gesprekken met de wijkagent en de imam. Verdachte dient zich gedurende een door de jeugdreclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen te blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zo lang die instelling dat noodzakelijk acht.
- Waarbij Samen Veilig Midden-Nederland opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorlopige hechtenis
-heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.B. Smit-Colenbrander, voorzitter, mrs. Y.M. Vanwersch, kinderrechter, en C. van de Lustgraaf, rechters in tegenwoordigheid van
mr. J. Gardenier, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 3 mei 2019.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij in of omstreeks de periode van 9 oktober 2018 tot en met 29 december 2018 te Utrecht,
althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een
samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten [medeverdachte 1] (geboren op [2001] ) en/of [medeverdachte 2] (geboren op [2000] ) en/of een of meer andere personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten het plegen van (auto)brandstichtingen en/of het plegen van diefstallen al dan niet met braak/verbreking van scooters/bromfietsen en/of navigatiesystemen en/of display’s en/of het plegen van heling van scooters/bromfietsen en/of onderdelen van scooters/bromfietsen en/of navigatiesystemen en/of display’s, in ieder geval het plegen van vermogensdelicten;
2
hij in of omstreeks de periode van 9 oktober 2018 tot en met 29 december 2018, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, te Utrecht, althans in Nederland, een
gewoonte heeft gemaakt van het plegen van opzetheling, doordat hij steeds en/of meermalen in die periode (telkens) navigatiesystemen en/of display‘s heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die navigatiesystemen en/of display‘s, althans van die goederen, (telkens) wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden:
hij in of omstreeks de periode van 9 oktober 2018 tot en met 29 december 2018 te Utrecht,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een
groot aantal, althans meerdere, althans één, navigatiesyste(e)m(en) en/of display(‘s), in elk geval een of meerdere goed(eren), heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die/dat
navigatiesyste(e)m(en) en/of display(‘s), althans dat/die goed(eren), wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
3
hij op of omstreeks 18 november 2018 te Utrecht, althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe- eigening een scooter/bromfiets (kenteken: [kenteken] ), althans een goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft/hebben weggenomen en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden:
hij op of omstreeks de periode van 18 november 2018 tot en met 25 november 2018 te Utrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een scooter/bromfiets, in elk geval een goed, heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die scooter/bromfiets, althans dat goed, wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
4
hij op of omstreeks 3 december 2018 te De Meern, gemeente Utrecht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een scooter (merk: Piaggio, kleur: zilver, kenteken: [kenteken] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden:
hij in of omstreeks de periode van 3 december 2018 tot en met 29 december 2019 te De Meern, gemeente Utrecht, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed, te weten een scooter (merk: Piaggio, kleur: zilver, kenteken: [kenteken] ) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.