3.2.De Stichting Stop Luchtverontreiniging Utrecht (hierna: SSLU) is ook geen belanghebbende volgens verweerder en vergunninghouder. De statutaire doelstelling is onvoldoende concreet en algemeen geformuleerd om aan te kunnen nemen dat SSLU door het bestreden besluit rechtstreeks wordt getroffen in een belang dat zij in het bijzonder behartigt. Ter zitting heeft verweerder hieraan toegevoegd dat zij ook geen of onvoldoende feitelijke werkzaamheden ziet bij SSLU, die in dit kader relevant zijn. Vergunninghouder heeft ter zitting toegelicht dat de feitelijke werkzaamheden volgens haar slechts bestaan uit het af en toe plaatsen van een artikel op de website, waarbij veel artikelen over juridische procedures, of de voorbereiding daarvan, gaan. Deze kunnen volgens vergunninghouder daarom niet worden beschouwd als relevante feitelijke werkzaamheden. Daarnaast stelt vergunninghouder zich op het standpunt dat SSLU gezien haar doelstelling niet of onvoldoende rechtstreeks wordt geraakt door het besluit een omgevingsvergunning te verlenen.
4. De rechtbank heeft eiseressen bij brief van 2 april 2019 gevraagd een nadere toelichting te geven omtrent hun ontvankelijkheid. De rechtbank heeft daarbij gevraagd te reageren op het standpunt dat Klimaatpartij geen belanghebbende is, omdat zij een politieke partij is. Daarnaast heeft de rechtbank uitdrukkelijk gevraagd te reageren op het standpunt dat de doelstelling van SSLU onvoldoende concreet en te algemeen geformuleerd is, én om aan te geven wat de feitelijke werkzaamheden van SSLU zijn geweest in het jaar voorafgaand aan het indienen van het bezwaarschrift.
5. Klimaatpartij stelt in reactie op de brief van 2 april 2019 dat zij wel belanghebbende is, omdat de uitspraken waar verweerder naar verwijst zien op politieke partijen die een ruim scala van maatschappelijke belangen behartigen terwijl Klimaatpartij zich in het bijzonder op ‘het klimaat’ richt. Ter zitting heeft Klimaatpartij toegelicht dat de woorden ‘in het bijzonder’ uit artikel 1:2, derde lid, van de Awb, juist op haar van toepassing zijn. Zij richt zich namelijk in het bijzonder op het klimaat en stelt het klimaat ook voorop bij de standpunten die zij inneemt bij andere politieke thema’s zoals bijvoorbeeld de verdeling van welvaart.
6. De rechtbank is van oordeel dat eiseres Klimaatpartij geen belanghebbende is en overweegt daartoe als volgt. Uit vaste rechtspraak volgt dat een politieke partij, in een geval waarin bezwaar en beroep openstaat voor belanghebbenden, niet kan opkomen ter bescherming van algemene en collectieve belangen, omdat zich daartegen de woorden "in het bijzonder" aan het slot van artikel 1:2, derde lid, van de Awb verzetten (ECLI:NL:RVS:2017:3354). De bewuste uitsluiting van politieke partijen als belanghebbende in bestuursrechtelijke procedures door de wetgever is ook op Klimaatpartij van toepassing. Politieke partijen worden immers opgericht om te kunnen deelnemen aan verkiezingen voor zetels in vertegenwoordigende organen die een algemeen belang behartigen. Dat Klimaatpartij zich als een partij met één focuspunt opstelt maakt dit niet anders. Stichting Stop Luchtverontreiniging Utrecht (SSLU)
7. SSLU stelt dat de voor de Galaxy Tower verleende omgevingsvergunning rechtstreekse gevolgen heeft voor de luchtkwaliteit in Utrecht. Daarnaast stelt SSLU dat uit haar website blijkt dat sprake is van voldoende feitelijke activiteiten die bovendien los staan van juridische procedures. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft SSLU enkele e-mails aan de gemeenteraad verstrekt, waarmee zou zijn aangetoond dat zij de gemeenteraad en de pers ‘opiniërend probeert te informeren’. Deze e-mails zijn van 7 januari 2015, 2 januari 2018, 28 juni 2015, 5 januari 2015, 7 november 2013 en 12 mei 2016.
8. Bij de beoordeling van de vraag of eiseres in haar belang wordt geraakt door de verleende omgevingsvergunning voor de bouw van de Galaxy Tower moeten eerst haar doelstelling en feitelijke werkzaamheden in onderling verband worden beoordeeld.
9. SSLU heeft bij haar beroep de statuten zoals vastgesteld ten tijde van haar oprichting in 2005 overgelegd. Uit de bijgevoegde recente uitdraai van de Kamer van Koophandel blijkt dat zij op 19 december 2008 zijn gewijzigd. Het is de rechtbank ambtshalve bekend (zie ECLI:NL:RBMNE:2016:339) dat de doelstelling in artikel 2.1 van de statuten na deze wijziging wordt omschreven als: “bestrijding van luchtverontreiniging in Utrecht en de regio Utrecht en het tegengaan van blootstelling aan verontreinigde lucht, die schadelijk is voor de gezondheid en het milieu”. 10. De rechtbank is van oordeel dat SSLU geen belanghebbende is en overweegt daartoe als volgt. De belangen die SSLU volgens haar statutaire doelstelling beoogt te beschermen worden met de vergunningverlening onvoldoende rechtstreeks geraakt. Daar komt bij dat de gestelde feitelijke werkzaamheden vóór het indienen van het bezwaarschrift (op 2 januari 2018) gedurende een periode van ongeveer een jaar ontbreken of gaan over het voeren of voorbereiden van procedures. Gelet op het voorgaande kan niet worden geoordeeld dat het belang van SSLU rechtstreeks is betrokken bij de vergunningverlening.
11. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat eiseressen beide geen belanghebbende in de zin van artikel 1:2 Awb zijn. Verweerder had het bezwaar van eiseressen tegen de omgevingsvergunning van 21 november 2017 niet-ontvankelijk moeten verklaren. Het beroep is dan ook gegrond en het bestreden besluit wordt vernietigd, voor zover daarbij niet over de door verweerder verschuldigde dwangsom is beslist. De rechtbank zal zelf in de zaak voorzien en doen wat verweerder had behoren te doen. Het bezwaar van eiseressen wordt met toepassing van artikel 8:72, derde lid, onder b, van de Awb (alsnog) niet-ontvankelijk verklaard.
12. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseressen het door hen betaalde griffierecht vergoedt. De rechtbank veroordeelt verweerder daarnaast in de door eiseressen gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.024,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 512,- en een wegingsfactor 1). Eiseressen hebben verder vergoeding gevraagd van de kosten van de door hen ingeschakelde deskundige [naam adviesbureau] . De rechtbank acht het inroepen van deze deskundige en de opgevoerde kosten redelijk en zal de kosten zoals verzocht toewijzen tot € 2.371,60 inclusief BTW. Daarbij is uitgegaan van een tijdsbesteding van 24,5 uur. Het totale bedrag aan proceskosten bedraagt € 3.395,60.
Deze uitspraak is gedaan door R. in 't Veld, voorzitter, R.C. Moed en
J.L.W. Broeksteeg, leden, in aanwezigheid van M. van Dalen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 april 2019.
Afschrift verzonden aan partijen op: