ECLI:NL:RBMNE:2019:192

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 januari 2019
Publicatiedatum
22 januari 2019
Zaaknummer
UTR 17/4272, UTR 17/4496 en UTR 17/4905
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over toegangsbeperkingen in Natura 2000-gebied Voordelta met betrekking tot de roodkeelduiker

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 16 januari 2019 uitspraak gedaan in een geschil over een besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit om de toegang tot delen van het Natura 2000-gebied Voordelta te beperken. De rechtbank heeft geoordeeld dat de minister onvoldoende heeft onderbouwd dat deze beperking noodzakelijk is vanwege de dalende aantallen roodkeelduikers. De rechtbank heeft eerder, op 29 november 2018, een tussenuitspraak gedaan waarin zij verweerder de gelegenheid heeft geboden om de gebreken in het bestreden besluit te herstellen. Verweerder heeft echter aangegeven geen gebruik te willen maken van deze gelegenheid.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het bestreden besluit, dat op 11 september 2017 is genomen, in strijd is met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. Tevens heeft de rechtbank verweerder opgedragen om binnen 12 weken na de verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening moet worden gehouden met de overwegingen in deze uitspraak en de eerdere tussenuitspraak. De rechtbank heeft ook bepaald dat verweerder het door eisers betaalde griffierecht moet vergoeden en heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van eisers, die zijn vastgesteld op € 1.024,-.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat het besluit onvoldoende gemotiveerd is en niet zorgvuldig is voorbereid, omdat niet is onderzocht of er voor de garnalenvissers een minder vergaand besluit kon worden genomen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 17/4272, UTR 17/4496 en UTR 17/4905

uitspraak van de meervoudige kamer van 16 januari 2019 in de zaken tussen

Coöperatieve Producentenorganisatie Nederlandse Vissersbond U.A., te Emmeloord,

Vissersvereniging Zuid-West, te Stellendam, en
Coöperatieve Producentenorganisatie en Beheergroep Delta Zuid U.A., te Yerseke,
eiser
(gemachtigde: mr. dr. A.A. Freriks),
en

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder

(gemachtigde: mr. P.J. Kooijman).

Procesverloop

Op 29 november 2018 heeft de rechtbank een tussenuitspraak gedaan in deze zaken (ECLI:NL:RBMNE:2018:5894). Voor het procesverloop tot dat moment verwijst de rechtbank naar die uitspraak.
Bij de tussenuitspraak heeft de rechtbank verweerder in de gelegenheid gesteld om, met inachtneming van wat in de tussenuitspraak is overwogen, de geconstateerde gebreken in het bestreden besluit van 11 september 2017 te herstellen.
Verweerder heeft in reactie op de tussenuitspraak schriftelijk verklaard gezien de beschikbare tijd geen kans te zien om van de geboden gelegenheid gebruik te maken. Namens verweerder is vervolgens telefonisch aan de rechtbank bevestigd dat deze verklaring zo moet worden begrepen, dat geen gebruik wordt gemaakt van de gelegenheid de gebreken in het bestreden besluit te herstellen.
De rechtbank heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek gesloten op 2 januari 2019.

Overwegingen

1. Deze zaak gaat over verweerders besluit om de toegang tot de gebiedsdelen Middelplaat en Slikken van Voorne van het Natura 2000-gebied Voordelta te beperken. Met dit besluit zijn rustgebieden die in 2008 zijn aangewezen, gewijzigd en vergroot. Aan de besluitvorming ligt ten grondslag dat het vergroten en wijzigen van deze rustgebieden nodig is voor de instandhoudingsdoelstelling van het gebied, omdat de aantallen roodkeelduikers een dalende trend laten zien, met name als gevolg van verstoring door recreatie.
2. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat aan het bestreden besluit de volgende gebreken kleven:
  • het besluit is onvoldoende gemotiveerd, voor zover daaraan ten grondslag is gelegd dat sprake is van dalende aantallen roodkeelduikers in het gebied Voordelta.
  • het besluit is niet zorgvuldig voorbereid, voor zover niet is onderzocht of een voor de garnalenvissers minder vergaand besluit kon worden genomen.
3. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij alles wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist. Er is geen aanleiding om daarvan terug te komen.
4. De oordelen uit de tussenuitspraak en de omstandigheid dat verweerder de geconstateerde gebreken niet wil herstellen, hebben tot gevolg dat de rechtbank de beroepen gegrond verklaart. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, omdat het in strijd is met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtgevolgen in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien, omdat de rechtmatige uitkomst naar de huidige stand van zaken nog te veel open ligt. Het ligt op de weg van verweerder om, als zij dat wenst, de in de tussenuitspraak genoemde stappen te zetten om de toegang tot het Natura 2000-gebied rechtmatig verder te beperken. Verweerder moet een nieuw besluit nemen op het bezwaar van eisers, met inachtneming van deze uitspraak en de tussenuitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van 12 weken na de dag van verzending van deze uitspraak.
5. Omdat de rechtbank de beroepen gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoedt.
6. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.024,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 512,- en een wegingsfactor 1). Omdat de beroepen gelijktijdig zijn behandeld, de gemachtigde van eisers in alle drie de zaken rechtsbijstand heeft verleend en haar werkzaamheden in elk van de zaken nagenoeg identiek konden zijn is sprake van samenhangende zaken, die voor de proceskostenvergoeding als één zaak worden aangemerkt.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit van 11 september 2017;
  • draagt verweerder op binnen 12 weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak en de tussenuitspraak;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 333,- aan eisers te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1.024,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder, voorzitter, en mr. drs. R. in 't Veld en
mr. M.C. Brans, leden, in aanwezigheid van W.B. Lakeman, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 januari 2019.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak en de tussenuitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.