ECLI:NL:RBMNE:2019:1859

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 april 2019
Publicatiedatum
30 april 2019
Zaaknummer
16/706102-17 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontnemingsvordering in verband met hennepteelt en diefstal van elektriciteit

Op 30 april 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingslocatie Utrecht, een vonnis gewezen in een ontnemingszaak tegen de veroordeelde, die eerder was veroordeeld voor het telen van hennepplanten en diefstal van elektriciteit. De ontnemingsvordering, ingediend door de officier van justitie, betrof een bedrag van € 242.451,27, gebaseerd op de berekening van wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepteelt. Tijdens de zitting op 16 april 2019 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie behandeld, waarbij de verdediging betoogde dat de vordering afgewezen moest worden, omdat niet aannemelijk was dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel had genoten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde door zijn strafbare feiten voordeel heeft gehad, en heeft de opbrengsten en kosten van de hennepteelt in detail beoordeeld. De rechtbank concludeerde dat de veroordeelde in totaal € 100.283,19 aan wederrechtelijk verkregen voordeel had genoten, en legde hem de verplichting op tot betaling aan de Staat van dit bedrag. De rechtbank oordeelde dat er geen omstandigheden waren die aan deze verplichting in de weg stonden. Het vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer en is openbaar gemaakt op dezelfde datum.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/706102-17 (ontneming)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 30 april 2019
in de ontnemingszaak tegen
[veroordeelde],
geboren op [1965] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
hierna te noemen: de veroordeelde.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 april 2019. De onderhavige ontnemingsvordering is gelijktijdig ter terechtzitting behandeld met de strafzaak tegen de veroordeelde, bekend onder hetzelfde bovenstaande parketnummer.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M.S. Martherus-Meijers en van hetgeen de door veroordeelde gemachtigd raadsman
mr. T.S. van der Horst, advocaat te Utrecht, naar voren heeft gebracht.

2.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
- de schriftelijk ingediende vordering van de officier van justitie ten bedrage van
€ 242.451,27, die binnen de in artikel 511b van het Wetboek van Strafvordering genoemde termijn aanhangig is gemaakt;
- het strafdossier onder bovenstaand parketnummer, waaruit onder andere blijkt dat de veroordeelde op 30 april 2019 door deze rechtbank onder meer is veroordeeld ter zake van – kort gezegd – het telen van hennepplanten en het stelen van elektriciteit tot de in die uitspraak vermelde straffen;
- de rapportage “berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij ex artikel 36e 2e lid Sr” van 17 april 2017.

3.De beoordeling

3.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gepersisteerd bij het eerder ingediende schriftelijk gevorderde bedrag van € 242.451,27. De officier van justitie heeft zich hierbij gebaseerd op de uitgangspunten en berekeningen zoals weergegeven in de hiervoor genoemde ontnemingsrapportage, waarbij uitgegaan is van 5 eerdere oogsten.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich, gelet op zijn pleidooi tot vrijspraak in de strafzaak, op het standpunt gesteld dat de vordering van de officier van justitie afgewezen dient te worden. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat tot dezelfde conclusie gekomen dient te worden omdat niet aannemelijk is dat veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft genoten. Het dossier biedt volgens de raadsman immers onvoldoende concrete aanwijzingen ter zake van eerdere oogsten.
In het geval de rechtbank wel voldoende aannemelijk acht dat sprake is van wederrechtelijk verkregen voordeel, heeft de raadsman meer subsidiair het verzoek gedaan de behandeling van de zaak aan te houden dan wel te heropenen teneinde in de gelegenheid te worden gesteld om verbalisant [verbalisant] te bevragen. Aan hem wil de raadsman vragen stellen over hetgeen is aangetroffen in de woning op [adres] te [woonplaats] , over de door hem daaraan gekoppelde conclusies en de door hem opgestelde ontnemingsrapportage in het algemeen.
Meest heeft de raadsman verzocht het gevorderde bedrag te matigen en daarbij verwezen naar de rol van veroordeelde en de overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Grondslag
Bij vonnis van de meervoudige strafkamer van deze rechtbank van 30 april 2019 is veroordeelde, voor zover in deze procedure van belang, veroordeeld ter zake van:
feit 1 primair:
opzettelijk handelen in strijd met een artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
feit 2 primair:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
De rechtbank stelt op grond van de navolgende feiten en omstandigheden, die aan wettige bewijsmiddelen zijn ontleend, vast dat de veroordeelde door middel van het begaan van de bewezenverklaarde strafbare feiten voordeel heeft gehad als bedoeld in artikel 36e, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht. [1]
De rechtbank neemt voor de berekening van de opbrengsten en kosten – voor zover hierna niet anders wordt vermeld – tot uitgangspunt hetgeen is gerelateerd in het ontnemingsrapport van 17 april 2017 [2] en in het rapport van het Functioneel Parket Afpakken (hierna: het FPA-rapport) “wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht”, standaardberekening en normen, van 1 juni 2016.
In de strafzaak is bewezen verklaard dat verdachte zich in de periode van 5 oktober 2016 tot en met 22 februari 2017 schuldig heeft gemaakt aan het telen van hennep. De rechtbank is van oordeel dat er daarnaast voldoende aanwijzingen bestaan dat veroordeelde zich in de periode voorafgaand aan de bewezenverklaarde periode al schuldig maakte aan het telen van hennepplanten. Daarmee heeft veroordeelde zich ook schuldig gemaakt aan andere strafbare feiten dan het feit dat in de strafzaak is bewezen verklaard (artikel 36e, lid 2 Sr).
Met betrekking tot de eerdere oogsten wijst de rechtbank op de volgende bewijsmiddelen.
Op 22 februari 2017 is in de woning aan het [adres] te [woonplaats] in een drietal ruimten een hennepkwekerij aangetroffen met in totaal 564 hennepplanten (ruimte 2: 197 planten, ruimte 3: 313 planten en ruimte 4: 54 planten). Met betrekking tot de hennepkwekerijen werden meerdere omstandigheden waargenomen die duiden op eerdere oogsten:
- dikke laag stof op de kappen van de assimilatielampen;
- vervuild filtermateriaal van de koolstoffilters, waarbij is opgemerkt dat het filtermateriaal ter plaatse was vervuild, hetgeen volgt uit het feit dat op de contactplaatsen tussen de bevestigingsbanden en de koolstoffilters geen vervuiling is aangetroffen;
- gebruikte koolstoffilters, waarbij is opgemerkt dat de contact plaatsen tussen de draagsteunen waar geen vervuiling is aangetroffen op precies dezelfde afstand zat als bij de koolstoffilters die in werking waren;
- droge afvalbladeren en droge hennepplanten;
- droognetten met daarin restanten van volgroeide hennepplanten;
- in het watervat, dat diende voor de watertoevoer bestemd voor de hennepkwekerijen, was op het water een witte laag zichtbaar en de zijkant van het watervat was voorzien van een dikke kalkaanslag;
- scharen met restanten van hennepproducten;
- fles slaolie.
Een koolstoffilter gaat gemiddeld 5 oogsten mee. [3]
De verdachte heeft verklaard dat hij ongeveer in augustus 2016 is begonnen met het kweken van hennepplanten. Verder heeft hij verklaard dat hij voorafgaand aan het poten van de aangetroffen hennepplanten tweemaal eerder hennepplanten heeft gepoot.
Uitgangspunt van een gemiddelde kweekcyclus van hennepplanten is 10 weken per oogst.
De rechtbank acht het, gelet op voornoemde indicatoren en de verklaring van verdachte dat hij ongeveer in augustus 2016 is begonnen met telen, aannemelijk dat tweemaal is geoogst. Dat, zoals de verdachte stelt, deze beide oogsten zijn mislukt acht de rechtbank niet aannemelijk geworden nu deze stelling op geen enkele wijze is onderbouwd en deze zich niet verhoudt tot de hiervoor weergegeven indicatoren, zoals de scharen met restanten van hennep en de bevindingen aangaande hennepresten en droognetten.
Afwijzing voorwaardelijk verzoek
Het ter terechtzitting van 16 april 2019 gedane voorwaardelijke verzoek tot het horen van verbalisant [verbalisant] heeft de rechtbank, gelet op het moment van indienen, beoordeeld aan de hand van het noodzakelijkheidscriterium. Naar het oordeel van de rechtbank is de noodzaak tot het horen van deze getuige niet gebleken en zijn de door de verdediging opgegeven argumenten tot het horen van deze getuige niet van belang voor enige in de onderhavige ontnemingszaak te nemen beslissing.
Opbrengst per oogst
In ruimte 2 stonden 197 hennepplanten en per m2 bleken er 16 hennepplanten te staan.
In ruimte 3 stonden 313 hennepplanten en per m2 bleken er 21 hennepplanten te staan.
In ruimte 4 (een kweektent) stonden 54 hennepplanten. De oppervlakte van de beplanting in de kweekruimte was 4,8 m2, 54 : 4,8 =11,25. In het voordeel van de veroordeelde zal bij de berekening uitgegaan worden van 12 hennepplanten per m2.
De opbrengst per plant is afhankelijk van de hoeveelheid hennepplanten per m2. In het FPA-rapport staat een tabel vermeld waarin wordt weergegeven wat de opbrengst is per plant als bekend is hoeveel planten per m2 staan. Hiermee rekening houdend is dat voor de aangetroffen ruimten het volgende:
- ruimte 2: 27,7 gram;
- ruimte 3: 25,1 gram;
- ruimte 4: 29,6 gram.
De totale bruto opbrengst aan hennep per oogst bedraagt per ruimte:
- ruimte 2: 5,4569 kilogram (197 henneplanten x 27,7 gram);
- ruimte 3: 7,8563 kilogram (313 hennepplanten x 25,1 gram);
- ruimte 4: 1,5984 kilogram (54 hennepplanten x 29,6 gram).
Volgens het FPA-rapport bedraagt de verkoopprijs minimaal € 4.070,00 per kilogram.
De totale opbrengst per oogst bedraagt per ruimte:
- ruimte 2: € 22.209,58 (5,4569 kilogram x € 4.070,00);
- ruimte 3: € 31.975,14 (7,8563 kilogram x € 4.070,00);
- ruimte 4: € 6.505,48 (1,5984 kilogram x € 4.070,00).
Totaal opbrengst per oogst: € 60.690,20 (ruimte 2 + 3 + 4).
Kosten per oogst
Met betrekking tot de kosten per oogst sluit de rechtbank zich aan bij de gegevens genoemd in het ontnemingsrapport en het FPA-rapport.
ruimte 2:
Afschrijvingskosten: € 150,00
Hennepstekken: € 750,57 (€ 3,81 per stek/plant x 197)
Variabele kosten: € 764,36 (€ 3,88 per stek/plant x 197)
Kosten knippers:
€ 394,00(€ 2,00 per stek/plant x 197)
Totaal € 2.058,93
ruimte 3:
Afschrijvingskosten: € 250,00
Hennepstekken: € 1.192,53 (€ 3,81 per stek/plant x 313)
Variabele kosten: € 1.214,44 (€ 3,88 per stek/plant x 313)
Kosten knippers:
€ 626,00(€ 2,00 per stek/plant x 313)
Totaal: € 3.282,97
ruimte 4:
Afschrijvingskosten: € 150,00
Hennepstekken: € 205,74 (€ 3,81 per stek/plant x 54)
Variabele kosten: € 209,52 (€ 3,88 per stek/plant x 54)
Kosten Knippers:
€ 108,00(€ 2,00 x 54)
Totaal: € 673,26
Totale kosten per oogst: € 6.015,16(Ruimte 2 + 3+ 4)
Het wederrechtelijk voordeel per oogst: € 54.675,04(€ 60.690,20 - € 8.073,16)
Het wederrechtelijk verkregen voordeel bij twee oogsten: € 109.350,08(€ 52.617,04 x 2)
De elektriciteit werd op illegale wijze afgenomen. De verdachte heeft de door Stedin Netbeheer B.V. in rekening gebracht kosten voor een gedeelte, te weten € 6.800,00, betaald op een grenswisselkantoor en voor het resterende bedrag een maandelijkse afbetaling van 200 euro afgesproken. De in rekening gebracht kosten van € 9.066,89 worden dan ook op de berekening in mindering gebracht.
Redelijke termijn
De redelijke termijn is in de onderhavige zaak aangevangen op 22 februari 2017, te weten de datum van binnentreden van de woning en de inverzekeringstelling van verdachte. Nu dit vonnis op 30 april 2019 zal worden gewezen is de genoemde termijn met ruim 2 maanden overschreden. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de geringe overschrijding, de geconstateerde schending voldoende is gecompenseerd met de enkele vaststelling dat inbreuk is gemaakt op het bepaalde in artikel 6, eerste lid, EVRM.
De rechtbank schat het netto wederrechtelijk verkregen voordeel dat veroordeelde heeft genoten in totaal op een bedrag van € 100.283,19(€ 109.350,08 - € 9.066,89).
Aan de veroordeelde zal de verplichting tot betaling aan de Staat ter ontneming hiervan worden opgelegd. Er is geen omstandigheid gebleken die hieraan in de weg staat.

5.De toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

6.De beslissing

De rechtbank:
- stelt het bedrag van het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel vast op een bedrag van
€ 100.283,19(zegge: eenhonderdduizend tweehonderddrieentachtig euro en negentien cent);
- legt aan de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 100.283,19(zegge: eenhonderdduizend tweehonderddrieentachtig
euro en negentien cent).
- wijst het anders of meer gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.B. Smit-Colenbrander, voorzitter, mrs. I.J.B. Corbeij en I.G.C. Bij de Vaate, rechters, in tegenwoordigheid van J.J. Veldhuizen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 april 2019.
De griffier en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal met registratienummer PL0900-2017152486 opgemaakt door politie Midden Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 215. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het rapport “berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij ex artikel 36e, 2e lid Sr”, pag. 171 tot en met 182, inclusief bijlagen.
3.Rapportage diefstal energie van [A] , namens Stedin Netbheer B.V., pag. 68 en 69.