4.3.2Bewijsmiddelen
4.3.2.1 Het bedrijf [bedrijf 1]
In het uittreksel van de Kamer van Koophandel staat beschreven dat [bedrijf 1] B.V., gevestigd aan de [adres] te [vestigingsplaats] , op [2012] is opgericht en op die datum is ingeschreven in het handelsregister. Het geplaatst kapitaal betreft € 20.000,- en als bedrijfsomschrijving wordt weergegeven: “Het exploiteren van een reisbureau casu quo het optreden als touroperator, waaronder begrepen het organiseren en bemiddelen bij (toeristische) reizen alsmede het samenstellen en aanbieden van pakketreizen.” Als enig aandeelhouder en bestuurder staat met ingang van [2012] vermeld: [medeverdachte] , geboren op [1980] .
Op het rekeningafschrift op naam van [medeverdachte] , rekeningnummer [rekeningnummer] , staat beschreven dat op 7 januari 2013 een bedrag van € 20.000,- is ontvangen. Dit bedrag is afkomstig van de rekening op naam van: “hr. [verdachte] en/of mw. [bestuursvoorzitter] ., [adres] [woonplaats] .” Dezelfde dag wordt hetzelfde bedrag van de rekening van [medeverdachte] overgemaakt naar rekening [rekeningnummer] op naam van [bedrijf 1] . Als omschrijving staat vermeld: “ [omschrijving] BV”.
Uit onderzoek van de politie is gebleken dat op het adres [adres] te [vestigingsplaats] een bedrijfspand is gevestigd waarin het bedrijf [bedrijf 2] haar werkzaamheden verricht. Dit bedrijf heeft een dienstverlenende taak en is gespecialiseerd in virtuele kantoordiensten, zoals het beschikbaar stellen van vestigingsadressen, telefoonnummers en kantoorruimten. [bedrijf 2] is een onderdeel van [bedrijf 3] .In een telefoongesprek heeft [getuige 1] , werkzaam bij [bedrijf 3] , aan de politie verteld dat [bedrijf 1] de kantoorruimte op de [adres] te [vestigingsplaats] huurde en dat
[medeverdachte] het contract op 14 december 2012 heeft getekend.In het dossier zijn met betrekking tot de huur van de ruimte aan de [adres] te [vestigingsplaats] een aantal documenten gevoegd, te weten:
- een offerte met nummer [nummer] van [bedrijf 3] gericht aan [bedrijf 1] , waarbij in de bijlage de volgende gegevens bij het e-mailadres en het telefoonnummer worden genoemd:
[e-mail adres] _@hotmail.comen [telefoonnummer] ;
- in de samenvatting van deze offerte wordt vermeld dat de borg € 181,50 bedraagt;
- een rekeningafschrift waaruit volgt dat op 17 december 2012 van de bankrekening van [verdachte] en [bestuursvoorzitter] Polen een bedrag is afgeschreven van € 181,50, met vermelding [nummer] .
Ter terechtzitting van 10 april 2019 is [medeverdachte] als getuige in de strafzaak van verdachte verklaard dat hij ( [medeverdachte] ) de eigenaar was van [bedrijf 1] en dat verdachte diverse werkzaamheden voor [bedrijf 1] heeft verricht. [bedrijf 1] was gespecialiseerd in reizen naar Turkije, maar verzorgde ook reizen naar andere landen. De website van [bedrijf 1] was te bereiken via
www. [website] .nlen
www. [website] .been op de website was informatie gekopieerd van een andere touroperator, te weten [touroperator] . Mede naar aanleiding van klachten door [touroperator] is de website in een later stadium aangepast. Verder heeft hij verklaard dat hij voor [bedrijf 1] contracten heeft afgesloten met het garantiefonds GGTO en [bedrijf 5] . Het logo van GGTO is op de website van [bedrijf 1] geplaatst.
4.3.2.2 De aangiften/klachten en verklaringen van gedupeerden
Namens GGTO, gevestigd te Amsterdam, heeft [aangever 1] schriftelijk aangifte gedaan van oplichting door [bedrijf 1] , [medeverdachte] en [verdachte] . In deze aangifte wordt weergegeven dat GGTO een stichting is, die zich tot doel heeft gesteld garantie te bieden aan reizigers die een reisovereenkomst hebben afgesloten met een van de aangesloten touroperators.[bedrijf 1] was bij GGTO aangesloten in de periode van 14 maart 2013 tot en met 3 juni 2013. Het contact tussen GGTO en [bedrijf 1] liep hoofdzakelijk tussen [A] en [B] (GGTO) en [verdachte] ( [bedrijf 1] ).Uit mailcorrespondentie is gebleken dat veel gedupeerden verwezen naar het e-mailadres [e-mail adres] .nl.
De schade die GGTO heeft opgelopen door toedoen van [bedrijf 1] is (ten tijde van de aangifte) nog niet vast te stellen omdat nieuwe gedupeerden zich blijven melden.
Bij de aangifte van GGTO is een deelnemersovereenkomst opgenomen met [bedrijf 1] , met als ingangsdatum 14 maart 2013. Deze deelnemersovereenkomst is namens [bedrijf 1] getekend door [medeverdachte] .
Bij de aangifte van GGTO is tevens een dagvaarding opgenomen van [touroperator] B.V. jegens [bedrijf 1] . In deze dagvaarding staat onder meer vermeld dat [bedrijf 1] op haar website door [touroperator] georganiseerde reizen aanbiedt, waarbij [bedrijf 1] een exacte kopie van de reistekst – zoals op de eigen website van [touroperator] staat genoemd – gebruikt. [bedrijf 1] blijkt alle door [touroperator] op haar website aangeboden data gekopieerd te hebben. Voorts vermeldt [bedrijf 1] bij de door haar aangeboden reizen als uitvoerende luchtvaartmaatschappij [luchtvaartmaatschappij 1] dan wel [luchtvaartmaatschappij 1] , waarbij voor beide maatschappijen hun vluchtcodes [vluchtcodes] respectievelijk [vluchtcodes] worden genoemd. [touroperator] wil op geen enkele manier met [bedrijf 1] geassocieerd worden. Door consumenten gemaakte boekingen blijken bovendien niet in het systeem van [touroperator] geregistreerd te worden.
[bedrijf 4] / [bedrijf 5]
Namens [bedrijf 4] , gevestigd in [vestigingsplaats] in België, heeft [aangeefster 1] op 29 juli 2013 aangifte gedaan. Zij heeft toen verklaard dat de handelsnaam van [bedrijf 5] .be is en dat [bedrijf 5] .be ook gebruik maakt van de domeinnaam [bedrijf 5] .nl. Sinds februari 2013 werden er via het internet reizen aangeboden aan consumenten via [bedrijf 5] .be en [bedrijf 5] .nl door [bedrijf 1] B.V.Het betrof reizen van acht dagen en zeven nachten in hotel [hotel 1] in Side, voor een bedrag van € 449,- per persoon. [bedrijf 1] B.V. had hiervoor een overeenkomst afgesloten met de firma [bedrijf 5] .be, waarbij laatstgenoemde de reizen aanbood voor een percentage van 15% van de omzet. De betalingen werden door de consument gedaan aan [bedrijf 5] .be en [bedrijf 5] .nl (hierna beide genoemd: [bedrijf 5] ). Door [bedrijf 5] moet er een bedrag van € 250.000,- worden overgemaakt naar [bedrijf 1] . Ongeveer € 30.000,- van dat bedrag was voor [bedrijf 5] . [bedrijf 5] heeft € 110.000,- elektronisch overgeschreven naar de bankrekening van [bedrijf 1] . Uit alle correspondentie is [bedrijf 5] gebleken dat [bedrijf 1] alle hotels, vluchten en boekingen niet heeft uitgevoerd, dan wel heeft geannuleerd, maar wel alle betalingen die door de consumenten zijn gedaan, heeft ontvangen. Voorts is de website van [bedrijf 1] niet meer online (de rechtbank begrijpt: in ieder geval ten tijde van en kort voor de aangifte) en is er geen contact meer te krijgen met [bedrijf 1] of [medeverdachte] .Door [getuige 2] , manager bij [bedrijf 5] , is nog verklaard dat de door [bedrijf 1] aangeboden reis een groot succes was omdat er meer dan 600 leden op de aanbieding zijn ingegaan. Door het grote succes besefte [bedrijf 5] dat het risico groot was en wilden zij met betrekking tot de € 220.000,- die zij verschuldigd waren aan [bedrijf 1] met [bedrijf 1] een betalingsafspraak overeenkomen. Hiervoor heeft [getuige 2] samen met zijn zaakvoerder persoonlijk afgesproken met [verdachte] . Via een gerechtelijke dading zijn zij uiteindelijke tot een compromis gekomen, waarbij zij de helft van het bedrag rechtstreeks hebben uitbetaald aan [bedrijf 1] en de andere helft hebben geparkeerd bij een advocaat.
[aangeefster 1] heeft als bijlage bij haar aangifte een emailbericht van 9 juli 2013 van [C] , ‘reservation manager’ bij [bedrijf 6] , aan [getuige 2] overgelegd. Hierin staat vermeld dat het bedrag van € 20.000,- niet wordt teruggestort aan [bedrijf 1] , omdat alle hotelboekingen zijn geannuleerd en het hotel [hotel 1] onkosten heeft gemaakt.
, wonende te België, heeft op 24 juni 2013 bij de Belgische politie een klacht ingediend. Zij heeft toen verklaard dat zij op 25 februari 2013 via de website van [bedrijf 1] een reis voor vier personen heeft geboekt naar Turkije en dat zij op 4 maart 2013 een voorschot heeft overgemaakt van € 936,60 op rekeningnummer
[rekeningnummer] ten name van [bedrijf 1] , [adres] te [vestigingsplaats] . Op 19 maart 2013 las zij op de site van [bedrijf 1] bij de beoordelingen dat verschillende mensen nog steeds geen tickets hadden ontvangen ondanks dat zij wel tijdig een voorschot hadden betaald. [aangeefster 2] kreeg argwaan en probeerde met de verantwoordelijke contact op te nemen, maar kreeg zowel per mail als telefonisch geen gehoor.
Bij de klacht van [aangeefster 2] is als bijlage een door haar ontvangen boekingsbevestiging van [bedrijf 1] opgenomen. Hierop staat onder meer vermeld: Hotel [hotel 2] van 2 september 2013 tot 15 september 2013; vluchtnummers [vluchtcodes] en [vluchtcodes] , met vertrektijden 05:50 uur en 20:25 uur, operator [luchtvaartmaatschappij 2] , 4 passagiers; te betalen
€ 3.122,--; 1ste betaling van € 936,60 voor 1 maart 2013.
heeft op 27 februari 2014 in een aanvullende verklaring verklaard dat zij via internet [bedrijf 7] bij [bedrijf 1] was terechtgekomen. Via [bedrijf 1] had zij in maart 2013 een 8-daagse vliegreis naar Istanbul met daarna een rondreis geboekt. Het totale reisbedrag bedroeg € 448,- en dat had zij aan [bedrijf 1] betaald.Zij had bij [bedrijf 1] geboekt omdat het er betrouwbaar uit zag en het goedkoop was. In het begin kreeg zij op al haar mails antwoord van [bedrijf 1] . Toen zij eenmaal betaald had was de informatie minder. Om te verifiëren wie [bedrijf 1] was heeft zij bij het garantiefonds GGTO navraag gedaan. Zij kreeg door dat er iets mis was met [bedrijf 1] toen zij na een paar maanden controleerde of [bedrijf 1] nog was aangesloten bij het garantiefonds en het haar bleek dat zij er door het garantiefonds uitgegooid waren.
Als bijlage is een rekeningafschrift gevoegd waaruit volgt dat zij op 13 maart 2013 een bedrag heeft overgemaakt van € 448,- naar [bedrijf 7] .
, wonende te België, heeft op 24 juni 2013 bij de Belgische politie een klacht ingediend. Hij heeft toen verklaard dat hij op 11 maart 2013 via de Belgische website [bedrijf 5] .be vouchers heeft gekocht, voor een totaalbedrag van € 1.696,-, voor een reis naar hotel [hotel 1] aan de Turkse Rivièra. Omdat hij een familiekamer bestelde en uitzicht op zee wilde moest hij nog € 421,- extra betalen aan [bedrijf 1] . De vouchers van [bedrijf 5] .be dienden als betaalbewijs en moesten aangeboden worden aan [bedrijf 1] .Nadat [aangever 2] op 21 juni 2013 zag dat op internet werd gewaarschuwd voor boekingen bij [bedrijf 1] heeft hij een mail gestuurd naar het hotel in Turkije. In de mail die hij van het hotel ontving is aan hem gemeld dat zijn boeking niet op de reserveringslijst stond.
Bij de klacht van [aangever 2] is als bijlage een door hem ontvangen boekingsbevestiging opgenomen van [bedrijf 1] . Hierop staat onder meer vermeld: Hotel [hotel 1] van 21 juli 2013 tot 28 juli 2013; reeds aanbetaald € 2117,-.Verder is bij de klacht een mail gevoegd afkomstig van
fomr@ [e-mail adres] .com.tr(Hotel [hotel 1] ) van 23 juni 2013 gevoegd. In deze mail gericht aan
[e-mail adres] @telenet.be( [aangever 2] ) wordt het volgende geschreven: “Dear Sir, we checked our reservation system. But we couldn’t find any reservation for under the name. Please contact with your travel agency, where you booked (…)”.
heeft op 23 juni 2013 aangifte gedaan van oplichting. Hij heeft toen verklaard dat hij op 22 februari 2013 een reis heeft geboekt naar Lara in Turkije. Deze reis had hij geboekt via de website
www. [website] .be. De totale reissom bedroeg € 3.188,- en dit bedrag heeft hij in twee termijnen overgemaakt naar bankrekeningnummer [rekeningnummer] ten name van [bedrijf 1] te [vestigingsplaats] . Op 22 juni 2013 zag hij dat de website van [bedrijf 1] niet meer in de lucht was.Van het hotel in Turkije hoorde hij dat er geen reservering bekend was onder zijn naam.
Bij de aangifte van [aangever 3] is als bijlage een door hem ontvangen boekingsbevestiging opgenomen van [bedrijf 1] . Hierop staat onder meer vermeld: Hotel [hotel 3] van 1 juli 2013 tot 11 juli 2013; vluchtnummers [vluchtcodes] en [vluchtcodes] , met als vertrektijden 10:00 uur en 06:00 uur, operator [touroperator] , 3 passagiers; te betalen € 3.188,-; 1ste betaling van € 493,20 voor 1 maart 2013.
Tussen de familie [aangever 3] en [bedrijf 1] heeft e-mailcorrespondentie plaatsgevonden, waaronder een e-mailbericht bericht afkomstig van
[e-mail adres] .nlaan
[e-mail adres] @gmail.com(de rechtbank begrijpt de partner van aangever [aangever 3] ) van 7 maart 2013 09:44 uur. In dit bericht wordt weergegeven: “Geachte klant, Zoals afgesproken vind u in de bijlage de hotel reservering, kunt u zorgdragen voor de betaling? De prijzen heb ik op de reservering onherkenbaar gemaakt!” Met vriendelijke groet, [verdachte] .
4.3.2.3 De geldstromen met betrekking tot de geboekte reizen bij [bedrijf 1]
In het proces-verbaal ‘verstrekking en bevindingen gevorderde gegevens’ van [verbalisant 1] staat weergegeven dat uit verstrekte gegevens blijkt dat:
- bankrekeningen [rekeningnummer] en [rekeningnummer] ter beschikking zijn gesteld aan [bedrijf 1] B.V. en dat dit allemaal betaalrekeningen zijn;
- [medeverdachte] wettelijk vertegenwoordiger is van genoemde betaalrekeningen;
- met betrekking tot bankrekening [rekeningnummer] op naam van [medeverdachte] een pas is uitgegeven.
- aan [medeverdachte] bankrekeningnummer [rekeningnummer] ter beschikking is gesteld.
De saldo’s op de rekeningen van [bedrijf 1] en de genoemde rekening van [medeverdachte] zijn op 30 oktober 2013 allemaal negatief.
Uit de mutaties van de bankrekeningen van [bedrijf 1] blijkt onder andere dat in de periode van 28 januari 2013 tot en met 19 juni 2013 in totaal een bedrag van € 503.972,51 is bijgeschreven. Deze bijgeschreven bedragen zijn te relateren aan de verkoop van reizen, waaronder:
Bankrekening
Valutadatum
Bedrag
Door
[rekeningnummer]
Vanaf 26-02-2013 t/m 20-05-2013
€ 2.032,00
Diverse particulieren
[rekeningnummer]
23-04-2013
€ 110.000,00
[bedrijf 5]
[rekeningnummer]
Vanaf 28-01-2013 t/m 19-06-2013
€ 224.016,05
Diverse particulieren
[rekeningnummer]
19-04-2013
€ 39.491,34
[bedrijf 8]
[rekeningnummer]
16-05-2013
€ 43.876,36
[bedrijf 8]
[rekeningnummer]
24-05-2013
€ 40.000,00
[bedrijf 8]
[rekeningnummer]
05-06-2013
€ 34.556,76
[bedrijf 8]
[rekeningnummer]
14-06-2013
€ 10.000,00
[bedrijf 8]
Van de rekening [rekeningnummer] is in Nederland in de periode van 11 februari 2013 tot en met 14 juni 2013 in totaal een bedrag van € 245.980,- contant opgenomen.In Turkije is van deze rekening in de periode van 30 april 2013 tot en met 19 juni 2013 in totaal € 2.241,36 contant opgenomen.
Van de rekeningen [rekeningnummer] , [rekeningnummer] en [rekeningnummer] op naam van [bedrijf 1] B.V. wordt in de periode van 14 maart 2013 tot en met 17 juni 2013 in totaal een bedrag van
€ 186.156,21 overgemaakt naar een bankrekeningnummer ( [rekeningnummer] ) in Polen ten name van [bedrijf 9] / [bedrijf 10] .
In het proces-verbaal ‘rechtshulpverzoek Polen’ staat beschreven dat op 21 november 2011 een Besloten Vennootschap met beperkte aansprakelijkheid is ingeschreven met de naam [bedrijf 9] , gevestigd aan de [adres] te [woonplaats] . De naam is op 10 april 2013 gewijzigd in [bedrijf 10] . Het vestigingsadres is op 2 juli 2013 gewijzigd naar [adres] te [woonplaats] .
Als vennoten staan geregistreerd:
- [bestuursvoorzitter] vanaf 21 november 2011 tot en met 10 april 2013 als bestuursvoorzitter;
- [verdachte] vanaf 21 november 2011 als bestuursvoorzitter met zelfstandige volmacht;
- [medeverdachte] vanaf 10 april 2013 tot en met 2 juli 2013 als bestuursvoorzitter.
De gemachtigden op de bankrekening ( [rekeningnummer] ) van [bedrijf 10] zijn:
- [verdachte] en [bestuursvoorzitter] in de periode van 2 december 2012 tot 23 april 2013;
- [verdachte] en [medeverdachte] in de periode van 23 april 2013 tot 20 mei 2014;
De bedragen die door [bedrijf 1] op de rekening van [bedrijf 9] / [bedrijf 10] worden bijgeschreven worden als volgt besteed:
Datum
Bedrag
Betreft
23-04-2013
€ 50.000,00
Contante opname (door wie is onbekend)
26-04-2013
€ 10.000,00
Contante opname door [verdachte]
26-04-2013
€ 1.280,00
Overboeking naar eigen rekening [bedrijf 10] BV
08-05-2013
€ 51.000,00
Contante opname (door wie is onbekend)
15-05-2013
€ 300,00
Overboeking naar eigen rekening [bedrijf 10] BV
17-05-2013
€ 60.500,00
Contante opname door [medeverdachte]
13-06-2013
€ 1.045,80
Overboeking naar eigen rekening [bedrijf 10] BV
17-06-2013
€ 1.000,00
Overboeking naar eigen rekening [bedrijf 10] BV
24-06-2013
€ 10.247,63
Overboeking naar eigen rekening [bedrijf 10] BV
Totaal
€ 185.373,93
Na de overboeking op 24 juni 2013 bedraagt het saldo op de rekening € 0,00.
4.3.3Overwegingen van de rechtbank
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte als werknemer in dienst is geweest van [bedrijf 1] en hij nimmer het oogmerk heeft gehad om de (reis)overeenkomsten met organisaties/klanten niet na te komen en hij ook niet het oogmerk heeft gehad om zich met de betalingen van de organisaties/klanten wederrechtelijk te bevoordelen. Van oplichting op of het medeplegen daarvan is geen sprake geweest. Verdachte was enkel belast met de marketing van [bedrijf 1] en medeverdachte [medeverdachte] was verantwoordelijk voor de contacten met de tussenpersonen en de boekingen.
Met betrekking tot deze contacten en de boekingen heeft de raadsman gewezen op de overboekingen die hebben plaatsgevonden van de rekening van [bedrijf 1] naar de rekening van [bedrijf 6] en de facturen van [bedrijf 11] . Uit deze overboekingen en facturen volgt volgens de raadsman dat [bedrijf 1] wel degelijk bezig is geweest met het boeken van reizen.
Verder kan niet bewezen worden dat verdachte de ten laste gelegde organisaties/klanten heeft bewogen tot de afgifte van geldbedragen door gebruik te maken van de in de tenlastelegging genoemde oplichtingsmiddelen.
Wellicht dat er te twijfelen valt aan medeverdachtes kwaliteiten als ondernemer en hij te veel vertrouwen heeft gesteld in [bedrijf 6] en [bedrijf 11] , maar hierdoor heeft verdachte zich niet schuldig gemaakt aan een strafrechtelijke oplichting, aldus de raadsman.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
De rechtbank overweegt allereerst dat zij gebonden is aan de wijze waarop de oplichting ten laste is gelegd, ook ten aanzien van de omschrijving van datgene waartoe de in de tenlastelegging genoemde personen zijn bewogen. De steller van de tenlastelegging heeft ervoor gekozen om hetgeen aan verdachten wordt verweten te omschrijven als het bewegen tot afgifte van € 503.922,51 door de in de tenlastelegging genoemde (rechts)personen.
De rechtbank stelt vast dat GGTO niet is bewogen tot afgifte van enig goed (geld) aan verdachten en dat het handelen jegens GGTO van verdachten niet ten laste is gelegd als het bewegen tot iets anders dan afgifte van geld. De rechtbank zal verdachten daarom vrijspreken van het oplichten van GGTO.
In voornoemd bedrag van 503.922,51 als genoemd in de tenlastelegging is, gelet op hetgeen is weergegeven omtrent de ontvangen geldbedragen op de rekeningen van [bedrijf 1] , ook opgenomen een bedrag ad € 167.924,46. Dit bedrag ziet op de gelden die ontvangen zijn van [bedrijf 8] , echter is oplichting van [bedrijf 8] niet ten laste gelegd. Vandaar dat de rechtbank het laatst genoemde bedrag in mindering zal brengen op het totaal afgegeven bedrag.
De rechtbank overweegt verder dat uit het dossier is gebleken dat er in de ten laste gelegde periode grote hoeveelheden contant geld zijn opgenomen. Op geen enkele wijze is aannemelijk geworden dat de opgenomen contante bedragen daadwerkelijk zijn besteed aan het boeken van reizen. In totaal is een bedrag van slechts € 24.472,00 (pag. 770) van de rekeningen van [bedrijf 1] aan een bankrekening ten name van [bedrijf 6] , waarvan de status onbekend is, overgemaakt. In het licht van vorenstaande bewijsmiddelen en ook overigens is bovendien niet aannemelijk geworden dat dit aan [bedrijf 6] overgemaakte geld in enige relatie staat tot de door de klanten van [bedrijf 1] geboekte reizen. Evenmin is aannemelijk geworden dat [bedrijf 1] grote contante bedragen heeft betaald aan [bedrijf 11] ten behoeve van het boeken van reizen voor klanten. De door [medeverdachte] , bij het verhoor van de rechter-commissaris op 26 maart 2019 overgelegde facturen, maken, nu immers uit deze facturen niet volgt dat daadwerkelijk enige betaling is verricht door [bedrijf 1] die te relateren is aan reizen die bij [bedrijf 1] zijn geboek.
De rechtbank overweegt vervolgens dat de Hoge Raad in het arrest van 20 december 2016 (ECLI:NL:HR:2016:2889) heeft geconcludeerd dat niet iedere vorm van bedrog en niet iedere toerekenbare tekortkoming in civielrechtelijke zin binnen het bereik van het strafrecht kan worden gebracht als het misdrijf oplichting. Voor een veroordeling ter zake van oplichting is vereist dat de verdachte bij een ander door een specifieke, voldoende ernstige vorm van bedrieglijk handelen een onjuiste voorstelling van zaken in het leven heeft willen roepen teneinde daarvan misbruik te maken.
Daartoe moet de verdachte een of meer van de in artikel 326, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) bedoelde oplichtingsmiddelen, te weten het aannemen van een valse naam of van een valse hoedanigheid, het gebruik van listige kunstgrepen of het gebruik van een samenweefsel van verdichtsels, hebben gebruikt, door welk gebruik die ander is bewogen tot de afgifte van een goed, het verlenen van een dienst, het beschikbaar stellen van gegevens, het aangaan van een schuld of het tenietdoen van een inschuld.
Het antwoord op de vraag of in een concreet geval het slachtoffer door een oplichtingsmiddel dat door de verdachte is gebruikt, is bewogen tot een van voornoemde handelingen, is in sterke mate afhankelijk van de omstandigheden van het geval. In algemene zin kunnen tot die omstandigheden behoren enerzijds de mate waarin de in het algemeen in het maatschappelijk verkeer vereiste omzichtigheid het beoogde slachtoffer aanleiding had moeten geven die onjuiste voorstelling van zaken te onderkennen of zich daardoor niet te laten bedriegen, en anderzijds de persoonlijkheid van het slachtoffer.
Bij een samenweefsel van verdichtsels behoren tot die omstandigheden onder meer de vertrouwenwekkende aard, het aantal en de indringendheid van de (geheel of gedeeltelijk) leugenachtige mededelingen in hun onderlinge samenhang. Het gaat bij het gebruik van een samenweefsel van verdichtsels in de kern om gesproken en/of geschreven uitingen die bij die ander een op meer dan een enkele leugenachtige mededeling gebaseerde onjuiste voorstelling van zaken in het leven kunnen roepen.
Bij listige kunstgrepen gaat het in vergelijkbare zin in de kern om meer dan een enkele misleidende feitelijke handeling die een onjuiste voorstelling van zaken in het leven kan roepen.
Bij de oplichtingsmiddelen die bestaan uit het aannemen van een valse naam of een valse hoedanigheid, gaat het er in de kern om dat het handelen van de verdachte ertoe kan leiden dat bij de ander een onjuiste voorstelling van zaken in het leven wordt geroepen met betrekking tot de ‘persoon’ van de verdachte, hetzij wat betreft diens naam, hetzij wat betreft diens hoedanigheid, waarbij die onjuiste voorstelling van zaken in het leven wordt geroepen teneinde daar misbruik van te maken.
De in artikel 326, eerste lid, bedoelde oplichtingsmiddelen hebben bovendien niet altijd betrekking op gedragingen die scherp van elkaar te onderscheiden zijn. Daardoor kunnen concrete uitwerkingen van deze oplichtingsmiddelen onderling samenhang vertonen en elkaar overlappen. Er kunnen zich dus gevallen voordien waarin hetzelfde gedrag van de verdachte meebrengt dat meerdere oplichtingsmiddelen zijn gebruikt. In zo een geval kan dit gedrag als het gebruiken van meer dan een oplichtingsmiddel worden ten laste gelegd en bewezenverklaard; daarbij behoeft de rechter niet te kiezen uit die oplichtingsmiddelen omdat die keuze voor de strafrechtelijke betekenis van het bewezenverklaarde niet van belang is.
In het onderhavige geval hebben verdachte en zijn medeverdachte zich schuldig gemaakt aan de volgende handelingen die - nu geenszins is gebleken van enige serieuze inspanning om reizen en vluchten te boeken en gezien de wijze van handelen - als bedrieglijk handelen kunnen worden gekwalificeerd:
een professioneel uitziende website gemaakt onder de naam van [bedrijf 1] en zich via die website voorgedaan als bonafide reisbureau gespecialiseerd in reizen naar Turkije;
op die website gekopieerde informatie weergegeven afkomstig van de website van [touroperator] en op die wijze klanten in de veronderstelling gelaten dat de aangeboden hotels en de daarbij horende vluchten via [bedrijf 1] geboekt konden worden;
naar klanten boekingsbevestigingen gestuurd waarop onder meer de geboekte reizen en vluchten stonden vermeld, alsmede informatie omtrent de betalingen en de betalingstermijnen van de door de klanten via [bedrijf 1] geboekte reizen;
[bedrijf 1] aangesloten bij garantiefonds GGTO en de gegevens van dit garantiefonds weergegeven op de website van [bedrijf 1] om zo bij klanten vertrouwen op te wekken;
e-mail- telefooncontact onderhouden met klanten en hen voorlichting gegeven omtrent door hen te boeken of geboekte reizen.
Naar het oordeel van de rechtbank is het vorenstaande bedrieglijke handelen te scharen onder de oplichtingsmiddelen:
het aannemen van een valse hoedanigheid, listige kunstgrepen en een samenweefsel van verdichtsels.
Ten slotte overweegt de rechtbank met betrekking tot het ten laste gelegde medeplegen dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Uit de bewijsmiddelen is in dat kader gebleken dat verdachte en medeverdachte [verdachte] vanaf de oprichtingsfase van [bedrijf 1] – zowel op financieel gebied als bij het aangaan van contracten – en vervolgens bij het binnenhalen van zo veel mogelijk boekingen, tot het moment van het laten wegstromen van zeer aanzienlijke bedragen naar de Poolse bedrijven [bedrijf 9] / [bedrijf 10] sprake is geweest van een voldoende en nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte die in de kern er uit bestond om gezamenlijk zo veel mogelijk geld met hun fraudeleuze handelen binnen te halen.
Voor het overige vindt het verweer van de raadsman zijn weerlegging in voornoemde bewijsmiddelen.