ECLI:NL:RBGEL:2017:663

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 februari 2017
Publicatiedatum
7 februari 2017
Zaaknummer
05/840743-16
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige jongen voor openlijk geweld, mishandeling en vernieling

Op 6 februari 2017 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een zeventienjarige jongen uit Utrecht, die werd beschuldigd van openlijk geweld, mishandeling en vernieling. De jongen werd veroordeeld tot een werkstraf van 100 uur, in plaats van de door de officier van justitie geëiste 180 uur, en een voorwaardelijke jeugddetentie van 2 weken. De rechtbank oordeelde dat de gepleegde feiten ernstig waren, vooral omdat ze plaatsvonden op de openbare weg en getuigen de gebeurtenissen hadden waargenomen. De slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], ondervonden pijn en letsel door de aanvallen, waarbij [slachtoffer 1] meerdere steekwonden opliep en [slachtoffer 2] ook gewond raakte. De rechtbank hield rekening met het feit dat de jongen geen strafblad had en dat de straffen in vergelijkbare zaken doorgaans lager waren.

De zaak kwam voor de rechtbank na een zitting op 23 januari 2017, waar de officier van justitie de jongen beschuldigde van het plegen van geweld in vereniging. De verdediging pleitte voor vrijspraak, maar de rechtbank oordeelde dat de jongen wel degelijk een significante bijdrage had geleverd aan het geweld. De rechtbank vond het bewezen dat hij samen met een medeverdachte geweld had gepleegd tegen de slachtoffers, wat leidde tot de uiteindelijke veroordeling. De benadeelde partijen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], vorderden schadevergoeding, maar de rechtbank verklaarde hen niet-ontvankelijk in hun vorderingen, omdat deze te laat waren ingediend en de verdediging niet voldoende tijd had gehad om zich voor te bereiden.

De rechtbank benadrukte de ernst van de misdrijven en de impact op de slachtoffers en de samenleving, en legde een lagere straf op dan geëist, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/840743-16
Datum uitspraak : 6 februari 2017
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer voor kinderstrafzaken
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum 1] 2000 te [geboorteplaats] , wonende te [adres 1] .
Raadsman: mr. R.P. Adema, advocaat te Apeldoorn.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
23 januari 2017.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
Primair
hij op of omstreeks 14 juli 2016 te Harderwijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] (geb. [geboortedatum 2] 1969) en/of [slachtoffer 2] (geb. [geboortedatum 3] 1999) opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven naar de woning van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] is gegaan en/of (vervolgens)
- met een of meer messen, althans met scherpe en/of puntige voorwerpen, één of meermalen heeft/hebben gestoken in de borst(streek) en/of buik(streek), althans het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of
- één of meermalen (krachtig) tegen/op het lichaam en/of het hoofd van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of geduwd terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair
hij op of omstreeks 14 juli 2016 te Harderwijk tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer 1] (geb. [geboortedatum 2] 1969) en/of [slachtoffer 2] (geb. [geboortedatum 3] 1999) opzettelijk en met voordachten rade zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meer steekverwonding(en) in de (borst/buik)streek, althans het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben toegebracht, door
- naar de woning van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] toe te gaan en/of
- met één of meer messen, althans met scherpe en/of puntige voorwerpen eenmaal en/of meermalen te steken in de borst(streek) en/of buik(streek), althans het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of
- één of meermalen (krachtig) tegen/op het lichaam en/of het hoofd van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te slaan en/of te stompen en/of te duwen;
Meer Subsidiair
hij op of omstreeks 14 juli 2016 te Harderwijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer 1] (geb. [geboortedatum 2] 1969) en/of [slachtoffer 2] (geb. [geboortedatum 3] 1999) opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- naar de woning van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] is/zijn gegaan en/of
- met een of meer messen, althans met scherpe en/of puntige voorwerpen, één of meermalen heeft/hebben gestoken in de borst(streek) en/of buik(streek), althans het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of
- één of meermalen (krachtig) tegen/op het lichaam en/of het hoofd van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of geduwd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Meest Subsidiair
hij op of omstreeks 14 juli 2016 te Harderwijk openlijk, te weten op of aan de openbare weg, [adres 2] , in elk geval op of aan een openbare weg in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , welk geweld bestond uit het
- met een of meer messen, althans met scherpe en/of puntige voorwerpen één of meermalen steken in de borst(streek) en/of in de buik(streek), althans het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of
- één of meermalen (krachtig) tegen/op het lichaam en/of het hoofd van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] slaan en/of stompen en/of duwen; terwijl dit door hem gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meer steekverwonding(en) in de (borst/buik)streek, althans enig lichamelijk letsel voor die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ten gevolge heeft gehad;
Uiterst Subsidiair
hij op of omstreeks 14 juli 2016 te Harderwijk te zamen en in vereniging, met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] (geb. [geboortedatum 2] 1969) en/of [slachtoffer 2] (geb. [geboortedatum 3] 1999) heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
- met één of meer messen, althans met scherpe en/of puntige voorwerpen eenmaal en/of meermalen te steken in de borst(streek) en/of buik(streek), althans het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of
- één of meermalen (krachtig) tegen/op het lichaam en/of het hoofd van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te slaan en/of te stompen en/of te duwen, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meer steekverwonding(en) in de (borst/buik)streek ten gevolge heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 14 juli 2016 te Harderwijk [slachtoffer 3] heeft mishandeld door deze [slachtoffer 3] eenmaal of meermalen met kracht tegen diens jukbeen althans gezicht te stompen en/of te slaan;
3.
hij op of omstreeks 14 juli 2016 te Harderwijk opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een woning/op aan de [adres 2] .., in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Ten aanzien van feit 1
Op 14 juli 2016 heeft er op de openbare weg, [adres 2] te Harderwijk, een vechtpartij plaatsgevonden waarbij [slachtoffer 1] [2] en [slachtoffer 2] [3] letsel hebben opgelopen, als gevolg waarvan zij in het ziekenhuis zijn opgenomen. [slachtoffer 1] had drie steekwonden en één snijwond [4] en [slachtoffer 2] had één steekwond en diverse snijwonden. [5]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van feit 1 gerekwireerd tot vrijspraak van het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde. Zij acht het meest subsidiair ten laste gelegde (de openlijke geweldpleging) wettig en overtuigend bewezen, met uitzondering van het geobjectiveerde gevolg (zwaar lichamelijk letsel) nu dit niet door verdachte is veroorzaakt.
Ten aanzien van het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft de officier van justitie gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan deze ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van feit 1 een integrale vrijspraak bepleit. Volgens de verdediging kan het meest subsidiair ten laste gelegde (de openlijke geweldpleging) niet worden bewezen nu verdachte geen wezenlijke en significante bijdrage aan het geweld heeft geleverd.
Ten aanzien van feit 2 heeft de verdediging vrijspraak bepleit nu de aangifte van [slachtoffer 3] niet ondersteund wordt door enig ander bewijsmiddel.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
Vrijspraak
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen hetgeen verdachte primair, subsidiair en meer subsidiair is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Wel acht de rechtbank het meest subsidiair ten laste gelegde (de openlijke geweldpleging) bewezen. Van openlijke geweldpleging is sprake bij geweld, gepleegd in vereniging, dat voor derden zichtbaar was of had kunnen zijn waardoor de openbare orde is verstoord. Geweld wordt in vereniging gepleegd als de dader nauw en bewust samenwerkt met één of meer anderen en daarbij zelf een significante of wezenlijke bijdrage aan de openlijke geweldpleging levert. Deze bijdrage kan onder andere bestaan uit het verrichten van één of meer gewelddadige handelingen.
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of verdachte aan dit openlijk geweld een significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Aangever [slachtoffer 1] heeft onder meer het volgende verklaard. Op 14 juli 2016 omstreeks 19:00 uur stond verdachte samen met [medeverdachte] voor zijn deur. Aangever zag dat verdachte en [medeverdachte] hun handen achter hun rug hielden. [6] Op enig moment zag aangever dat [medeverdachte] één van zijn handen achter zijn rug vandaan haalde en dat hij daarin een mes vasthield. Aangever zag vervolgens dat [medeverdachte] met zijn hand het mes omhoog hield en in de richting van zijn lichaam stak. Aangever zag en voelde dat het mes zijn borst raakte en zijn lichaam binnendrong. Vervolgens zag en voelde aangever dat [medeverdachte] het mes uit zijn borst trok en in zijn onderbuik stak. Aangever voelde hierdoor veel pijn en kwam ten val. Vervolgens zag aangever dat [medeverdachte] door zijn knieën ging en nogmaals in zijn borst stak. [7]
Aangever [slachtoffer 2] heeft onder meer het volgende verklaard. Op 14 juli 2016
omstreeks 19:05 uur zag hij verdachte en [medeverdachte] naar hun woning lopen. Op enig moment werd aangever door [medeverdachte] geduwd. Ook zag en voelde aangever dat verdachte hem bij de keel pakte [8] en een paar keer in het gezicht sloeg. Vervolgens zag hij dat [medeverdachte] stekende bewegingen maakte in de richting van [slachtoffer 1] ter hoogte van zijn borst en dat [slachtoffer 1] op de grond viel. Toen [medeverdachte] zich omdraaide, zag aangever dat hij een groen mes in zijn hand had. [9] Aangever zag dat [medeverdachte] stekende bewegingen maakte in de richting van zijn lichaam. Aangever zag dat er bloed druppelde uit zijn borst en rechter bovenarm. [10]
Blijkens het proces-verbaal van bevindingen zijn aangevers gewond aangetroffen. [11]
Getuige [slachtoffer 3] heeft verklaard dat hij twee mannen voorbij zag lopen: een oude man en een jonge man. Op enig moment hoorde [slachtoffer 3] geschreeuw. Hij zag toen dat [slachtoffer 2] met gebalde vuist werd geslagen door de jonge man. Ook zag [slachtoffer 3] dat de oude man een groen mes in zijn handen had en stekende bewegingen maakte naar [slachtoffer 2] . [12]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij zag dat de oude man een mes in zijn handen had. [13]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat zij zag dat twee mannen twee messen weggooiden. [14] Deze messen zijn op het perceel van de [adres 2] [huisnummer] te Harderwijk aangetroffen. [15] Verdachte heeft verklaard dat hij één mes heeft weggegooid. [16]
Verdachte heeft verklaard dat hij op 14 juli 2016 samen met [medeverdachte] naar de woning van [slachtoffer 1] is gegaan. Toen zij daar waren, liep het uit de hand. [17]
Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte een significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het openlijk geweld. Verdachte is samen met [medeverdachte] naar Harderwijk gegaan en heeft daarbij de confrontatie opgezocht. Verdachtes bijdrage heeft daarbij bestaan uit het bij de keel pakken van [slachtoffer 2] en hem meerdere malen te slaan dan wel te stompen, terwijl [medeverdachte] [slachtoffer 1] met een mes bewerkte.
Ten aanzien van feit 2
Aangever [slachtoffer 3] heeft verklaard dat hij zag en voelde dat de jongere man – nadat hij [slachtoffer 2] had geslagen, zoals met betrekking tot feit 1 hiervoor is omschreven - met een gebalde vuist tegen zijn linker jukbeen sloeg. Naderhand heeft [slachtoffer 3] gemerkt dat hij een hoofdwond en een gezwollen jukbeen had. [18]
Door verbalisant [verbalisant] is waargenomen dat [slachtoffer 3] een lichte rode gezwollen plek onder zijn linkeroog had. [19]
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 3] heeft mishandeld door hem tegen zijn gezicht te slaan dan wel te stompen.
Ten aanzien van feit 3
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 226;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 januari 2017.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 meest subsidiair, onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
Meest Subsidiair
hij op
of omstreeks14 juli 2016 te Harderwijk openlijk, te weten op of aan de openbare weg, [adres 2]
in elk geval op of aan een openbare wegin vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] , welk geweld bestond uit het
- met een of meer messen,
althans met scherpe en/of puntige voorwerpen één ofmeermalen steken in de borst(streek) en
/ofin de buik(streek), althans het lichaam van die [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] en
/of
-
één ofmeermalen (krachtig) tegen
/op het lichaam en/ofhet hoofd van die
[slachtoffer 1] en/of[slachtoffer 2] slaan en/of stompen en
/ofduwen; terwijl dit door hem gepleegde geweld
zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meer steekverwonding(en) in de (borst/buik)streek, althansenig lichamelijk letsel voor die
[slachtoffer 1] en/of[slachtoffer 2] ten gevolge heeft gehad;
2.
hij op
of omstreeks14 juli 2016 te Harderwijk [slachtoffer 3] heeft mishandeld door deze [slachtoffer 3] eenmaal
of meermalenmet kracht tegen diens jukbeen althans gezicht te stompen en/of te slaan;
3.
hij op
of omstreeks14 juli 2016 te Harderwijk opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een woning
/opaan de [adres 2] ,
in elk geval enig goed,geheel
of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 1] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,heeft vernield en
/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1, meest subsidiair:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
Ten aanzien van feit 2:
mishandeling
Ten aanzien van feit 3:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel aan een ander toebehoort, vernielen

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.
6. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 meest subsidiair, onder 2 en 3 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot het verrichten van 180 uren werkstraf, te vervangen door 90 dagen jeugddetentie met aftrek van de uren ter zake van de tijd in inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis doorgebracht en voorts tot een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 2 weken met een proeftijd van 2 jaren. Aan het voorwaardelijk strafdeel dienen de volgende bijzondere voorwaarden gekoppeld te worden: een contactverbod met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en een locatieverbod voor de [adres 2] te Harderwijk.
Het standpunt van de verdediging
Volgens de verdediging kan volstaan worden met een werkstraf van kortere duur dan geëist is door de officier van justitie.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft voorts rekening gehouden met de persoon en persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 9 december 2016;
- een voorlichtingsrapportage van de Raad voor de Kinderbescherming, gedateerd 3 januari 2017.
De rechtbank heef bij de straftoemeting in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige misdrijven, te weten het plegen van openlijk geweld tegen personen, een mishandeling en een vernieling. Verdachte heeft er door zijn handelen blijk van gegeven geen respect te hebben voor de lichamelijke integriteit van anderen. De slachtoffers hebben als gevolg van het handelen van verdachte en zijn mededader pijn en letsel ondervonden. Diverse buurtbewoners zijn getuige geweest. Een dergelijke situatie versterkt gevoelens van onveiligheid en angst in de samenleving.
De Raad voor de Kinderbescherming heeft ter terechtzitting van 23 januari 2016 geadviseerd verdachte te veroordelen tot een werkstraf.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen acht de rechtbank een werkstraf voor de duur van 100 uren te vervangen door 50 dagen jeugddetentie met aftrek van het voorarrest passend en geboden. De rechtbank komt hiermee tot een lagere straf dan door de officier van justitie geëist. Dit komt omdat de rechtbank rekening heeft gehouden met straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
7a. De beoordeling van de civiele vorderingen, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 1 en 3 bewezenverklaarde.
Door [slachtoffer 1] wordt een bedrag van € 55.186,81 gevorderd. Door [slachtoffer 2] wordt een bedrag van € 20.444,36 gevorderd.
Het standpunt van de officier van justitie
[slachtoffer 1]
De officier van justitie heeft gevorderd de volgende materiële schadeposten toe te wijzen:
  • ziektekosten (€ 881,99);
  • vervanging tuit (€ 50,-);
  • kleding (€ 50,-);
  • opname ziekenhuis (€ 616,-);
  • vervoerskosten (€ 117,44).
Ten aanzien van de immateriële schadepost heeft de officier van justitie zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Voor het overige heeft de officier van justitie verzocht dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering.
Voorts heeft de officier van justitie verzocht de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
[slachtoffer 2]
De officier van justitie heeft gevorderd de volgende materiële schadeposten toe te wijzen:
  • kleding (€ 50,-);
  • opname ziekenhuis (€ 140,-);
  • medicijnen (€ 77,36);
  • behandeling EMDR (€ 65,-).
Ten aanzien van de immateriële schadepost heeft de officier van justitie zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Voor het overige heeft de officier van justitie verzocht dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk al worden verklaard in de vordering.
Voorts heeft de officier van justitie verzocht de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk zullen worden verklaard in hun vorderingen. De verdediging heeft hiertoe aangevoerd dat de vorderingen op de laatste werkdag voor de terechtzitting zijn ingediend. Het betreft complexe vorderingen met omvangrijke bedragen. De raadsman heeft de vorderingen niet kunnen bestuderen. Gelet op het voorgaande en vanwege de omstandigheid dat verdachte de Nederlandse taal niet beheerst, heeft hij de vorderingen ook niet met hem kunnen bespreken.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het uitvoerige en complexe vorderingen betreft. Deze vorderingen zijn pas in de loop van de laatste werkdag voor de terechtzitting aan de rechtbank en de verdediging ter kennis gebracht. Op zich staan wettelijke bepalingen toe dat een vordering in een laat stadium (tot aan het requisitoir ter zitting) wordt ingediend, maar door op een zo laat moment met een dergelijke omvangrijke en complexe vordering te komen heeft de advocaat van de benadeelde partij het de verdediging onmogelijk gemaakt zich daarop behoorlijk te kunnen voorbereiden. Het is – zo heeft de raadsman van verdachte ook naar voren gebracht - niet mogelijk geweest om in het weekend voorafgaand aan de zitting deze vorderingen met verdachte te bespreken, waarbij ook nog een rol speelt dat de verdachte geen Nederlands spreekt. Voor een behoorlijk verloop van de strafzaak zou het daarom noodzakelijk zijn het onderzoek te heropenen en het daarna te schorsen om de verdediging de gelegenheid te geven zich op de vorderingen te beraden. De rechtbank is van oordeel dat mede gelet op de omstandigheid dat het hier een strafzaak betreft tegen een minderjarige buitenlandse verdachte die (nog) geen uitsluitsel heeft over zijn verblijfstatus daardoor een onevenredige belasting van het strafproces zou ontstaan. Daar komt bij dat niet eenvoudig valt vast te stellen welk aandeel van de toegebrachte schade aan verdachte valt toe te rekenen. Daarom zullen de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard worden in hun vorderingen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 77a, 77h, 77m, 77n, 77gg, 141, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
werkstrafgedurende
100 (honderd) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 50 (vijftig) dagen;
 beveelt dat voor die tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de werkstraf in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag 2 uur in mindering wordt gebracht.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partijen:
 De rechtbank verklaart de
benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] niet-ontvankelijkin hun vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M.J.I. Baauw (voorzitter), mr. E.G. de Jong, kinderrechter en mr. C. Kleinrensink, rechter, in tegenwoordigheid van D. Waizy, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 februari 2017.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Noord- en Oost Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 2016373189, gesloten op 14 november 2016 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aangifte, p. 236-237.
3.Het proces-verbaal van aangifte, p. 225-226.
4.GGD letselbeschrijvingen [slachtoffer 1] , p. 192.
5.GGD letselbeschrijvingen [slachtoffer 2] , p. 213.
6.Het proces-verbaal van aangifte, p. 236.
7.Het proces-verbaal van aangifte, p. 237.
8.Het proces-verbaal van verhoor aangever, p. 228.
9.Het proces-verbaal van aangifte, p. 225.
10.Het proces-verbaal van aangifte, p. 226.
11.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 173 en 174.
12.Het proces-verbaal van aangifte, p. 232.
13.Het proces-verbaal getuigenverhoor bij de rechter-commissaris d.d. 10 januari 2017, [getuige 1] .
14.Het proces-verbaal van verhoor getuige, p. 245.
15.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 252.
16.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 januari 2017.
17.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 januari 2017.
18.Het proces-verbaal van aangifte, p. 232.
19.Het proces-verbaal van aangifte, p. 232.