ECLI:NL:RBMNE:2019:1671
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de dagloonberekening bij ziekte van een uitzendkracht met meerdere dienstbetrekkingen
In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 19 april 2019 uitspraak gedaan in een geschil over de hoogte van het dagloon van eiseres, die als uitzendkracht werkzaam was bij twee gelieerde uitzendbureaus. Eiseres heeft aangevoerd dat haar inkomen uit beide dienstbetrekkingen moet worden meegenomen in de berekening van haar Ziektewet-dagloon. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van twee afzonderlijke dienstbetrekkingen, ondanks dat beide uitzendbureaus deel uitmaken van één Samengestelde Groep Inhoudingsplichtigen (SGI). De rechtbank oordeelt dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) terecht alleen het inkomen van eiseres uit de dienstbetrekking waaruit zij ziek is geworden heeft meegenomen in de dagloonberekening.
De rechtbank heeft in haar overwegingen verwezen naar de relevante wetgeving, waaronder artikel 12c van het Dagloonbesluit, en heeft geconcludeerd dat de wetgever geen regeling heeft opgenomen voor situaties waarin een werknemer van uitzendbedrijf wisselt maar bij dezelfde inlener blijft werken. De rechtbank heeft ook het beroep van eiseres op het gelijkheidsbeginsel verworpen, omdat het UWV in een vergelijkbaar geval ten onrechte de inkomsten uit verschillende dienstbetrekkingen had opgeteld, maar dit niet kan leiden tot een herhaling van die fout.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.