Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 maart 2019 in de zaak tussen
[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres
Belastingdienst/Toeslagen, [vestigingsplaats] , verweerder
Procesverloop
Overwegingen
(“Indien en voor zover de rechter later zou bepalen dat (…) het huurelement ontbreekt (…)”) en de expliciete verwijzing naar artikel 7:232, tweede lid, van het BW acht de rechtbank voorts aannemelijk dat deze bepaling uitsluitend is opgenomen om de huurbeschermingsregels uit het BW te omzeilen.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;