ECLI:NL:RBMNE:2019:1172

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 maart 2019
Publicatiedatum
21 maart 2019
Zaaknummer
16/660057-16 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval onder invloed van MDMA en MDA met zwaar lichamelijk letsel als gevolg

Op 21 maart 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 29-jarige man die op 7 februari 2016 een verkeersongeval veroorzaakte op de A12 bij Harmelen. De verdachte was onder invloed van MDMA en MDA toen hij de controle over zijn voertuig verloor en tegen een betonnen pilaar botste. Bij het ongeval raakte zijn passagier ernstig gewond, met blijvende gevolgen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend had gehandeld door onder invloed van drugs te rijden. Ondanks zijn verklaring dat iemand anders de drugs in zijn drankje had gedaan, achtte de rechtbank dit niet aannemelijk, gezien de hoge concentraties MDMA in zijn bloed. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 2 jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van het letsel van de passagier en de omstandigheden van het ongeval, maar ook met het tijdsverloop sinds het feit. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van bestuurders om nuchter en voorzichtig te rijden, vooral in situaties waarin drugsgebruik een rol speelt.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/660057-16 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 21 maart 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1989] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres
[adres] , [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 5 juli 2018, 29 november 2018 en 7 maart 2019. Op laatstgenoemde zitting heeft de inhoudelijke behandeling plaatsgevonden.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte op 7 februari 2016 te Harmelen als bestuurder van een personenauto:
Feit 1:primair:terwijl hij onder invloed was van MDMA en MDA, zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig/onoplettend/onachtzaam heeft gereden, waardoor een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, als gevolg waarvan passagier [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen;
subsidiair: terwijl hij onder invloed was van MDMA en MDA en met passagier [slachtoffer] in die auto, zodanig onvoorzichtig heeft gereden dat gevaar op die weg werd veroorzaakt en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, ten gevolge waarvan een verkeersongeval heeft plaatsgevonden;
Feit 2: heeft gereden onder invloed van MDMA en/of MDA.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van de verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 primair en het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Uit de bewijsmiddelen kan worden geconcludeerd dat de verdachte MDMA heeft ingenomen, waardoor hij aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden. Het onder 1 primair ten laste gelegde kan worden bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van alle ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van de feiten zoals onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegd, is ten eerste aangevoerd dat de stoffen die in het bloed van de verdachte zijn aangetroffen, niet vrijwillig dan wel bewust door hem zijn ingenomen. Ten tweede heeft de raadsman aangevoerd dat niet is vast te stellen of de in het bloed van verdachte aangetroffen MDMA/MDA van invloed is geweest op zijn rijgedrag.
Ten aanzien van het onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman zich subsidiair op het standpunt gesteld dat, mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring van dat feit komen, de verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat de verwijtbaarheid ontbreekt; hij was immers niet op de hoogte van de drugs in zijn bloed.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen feit 1 primair en feit 2 [1]
Op 7 februari 2016 heeft verbalisant [verbalisant] onderzoek gedaan naar een verkeersongeval waarbij betrokken was een BMW, type M5, met kenteken [kenteken] . De bestuurder was [verdachte] . [2] Het ongeval had plaatsgevonden op de Rijksweg A12 te Harmelen in de gemeente Woerden. [3] [verbalisant] heeft aan de hand van zijn onderzoek het volgende gerelateerd. De bestuurder van de BMW reed over de Rijksweg A12, komende uit de richting van Arnhem en gaande in de richting van Den Haag en reed de middenberm in. Op basis van de opgemeten sporen reed de bestuurder van de BMW ongeveer 107 meter door de berm om vervolgens tegen een betonnen pilaar tot stilstand te komen. [4]
Bij de politie heeft de verdachte direct na het ongeval verklaard dat hij de bestuurder was van de auto. [5] Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat het slachtoffer [slachtoffer] vanuit de club in Utrecht met hem is meegereden. [6]
De arts heeft op 7 februari 2016 bloed afgenomen van de verdachte. [7] Het bloed heeft het SIN (Sporenidentificatienummer) TAAL4086NL gekregen. [8] Door het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) is toxicologisch onderzoek verricht. De resultaten in het bloed TAAL4086NL van de verdachte zijn als volgt:
Stof Stof(groep) Concentratie
MDMA Amfetamine-achtigen 0,64 mg/l.
MDA Amfetamine-achtigen 0,036 mg/l.
In de rapportage van het NFI staat dat het gebruik van amfetamineachtige stoffen de rijvaardigheid nadelig kan beïnvloeden door onder andere vermindering van de oplettendheid en van een onjuiste risico-inschatting. [9] Het NFI concludeert op grond van de resultaten van het onderzoek dat de rijvaardigheid waarschijnlijk nadelig is beïnvloed door de aangetoonde stof MDMA. [10]
[slachtoffer] is bij het ongeval ernstig gewond geraakt. Bij haar zijn de volgende verwondingen vastgesteld:
  • Aorta(boog)letsel met pseudo-aneurysma;
  • Pneumothorax rechts (deels ingeklapte long rechts)
Ribfracturen rechterribbenboog, rib 4 t/m 10
Fractuur van het Os Ilium (het “darmbeen”);
- Kleine miltlaceratie (scheuring)
Processus transversus fractuur L4 links (fractuur van één van de zijwaartse wervel uitsteeksels (links) van de vierde lumbale wervel;
- Lisfranc luxatie linker voet met multiple fracturen; er is hierbij sprake van een verbrijzelde voet. [11]
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben geen betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank staat voor beantwoording van de vraag of de verdachte een strafrechtelijk verwijt kan worden gemaakt in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW) (feit 1 primair). Hiertoe dient de rechtbank te beoordelen of het handelen van de verdachte is aan te merken als roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend. Als de rechtbank niet komt tot het oordeel dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW, moet de vraag worden beantwoord of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan gedrag dat gevaar of hinder heeft veroorzaakt op de weg of in het verkeer in de zin van artikel 5 WVW (feit 1 subsidiair).
Voorts dient de rechtbank te beoordelen of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het rijden onder invloed van MDMA en MDA in de zin van artikel 8 WVW (feit 2).
Beoordelingskader
Om tot een veroordeling voor artikel 6 WVW te kunnen komen, is vereist dat verdachte schuld heeft aan het verkeersongeval, hetgeen ten laste is gelegd als het zich zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend gedragen. Gelet op het standaardarrest van de Hoge Raad van 1 juni 2004 (ECLI:NL:HR:2004:AO5822) zijn voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 WVW verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Dat brengt met zich dat niet in zijn algemeenheid valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van de voormelde bepaling.
De verdachte wordt verweten dat hij heeft gereden terwijl hij onder invloed was van MDMA en MDA én dat hij op de A12, ter hoogte van Harmelen, de controle over de auto is verloren, hij van de rijbaan is geraakt in de middenberm is doorgereden en hij (uiteindelijk) frontaal op een betonnen pilaar van een viaduct is gebotst waardoor [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Bewuste inname
Ten aanzien van het verweer van de verdediging dat de stoffen die in het bloed van de verdachte zijn aangetroffen niet vrijwillig of bewust door hem zijn ingenomen en derhalve schuld bij verdachte ontbreekt, overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank stelt voorop dat er in het bloed van verdachte concentraties MDMA en MDA zijn aangetroffen en dat daarom het uitgangspunt is dat het verdachte zelf is geweest die dit bewust en vrijwillig heeft ingenomen. Als de verdediging stelt dat dit niet het geval is geweest, omdat iemand anders drugs in verdachtes drankje heeft gedaan, is het aan de verdediging om dit alternatieve scenario aannemelijk te maken. Daarbij is het van belang dat het verweer steunt op feiten die kunnen worden geverifieerd.
De rechtbank is van oordeel dat de verdediging hierin niet is geslaagd. In dat oordeel betrekt de rechtbank dat de mogelijkheid dat een ander ongemerkt amfetamines in verdachtes (welkomst)drankje heeft gedaan, op zich al weinig waarschijnlijk is, zeker in aanmerking genomen dat het welkomstdrankje volgens verdachte een soort cocktail betrof die door de club aan hem werd aangeboden. Daar komt in dit geval nog bij dat de verklaring van de verdachte dat hij hiervan slechts enkele slokken heeft genomen en hij daarna misselijk werd en heeft overgegeven, niet strookt met de aangetroffen hoge concentratie MDMA in zijn bloed. De aangetroffen concentratie MDMA in het bloed van verdachte betrof immers 0,64 milligram per liter bloed. In de rapportage van het NFI staat dat werkzame concentraties van MDMA in het bloed doorgaans tussen ongeveer 0,1 en 0,4 milligram per liter bloed liggen en er een hoge concentratie MDMA in het bloed van verdachte is aangetroffen (pagina 106 van het dossier). Daarbij komt dat het bloed van verdachte pas geruime tijd na het ongeval, namelijk om 12:00 uur, is afgenomen. Gelet op dit tijdsverloop tussen het ongeval en het moment van bloedafname, moet de verdachte ten tijde van het ongeval een nog hogere concentratie MDMA in zijn bloed hebben gehad.
De hiervoor genoemde omstandigheden, in samenhang beschouwd, maken dat de rechtbank de mogelijkheid dat door de club drugs in verdachtes drankje zijn gedaan onaannemelijk is. Er resteert derhalve geen andere mogelijkheid dan dat de verdachte de aangetroffen stoffen zelf heeft ingenomen. Het verweer van de raadsman op dit punt wordt daarom verworpen.
Causaliteit
Het verweer van de raadsman dat niet kan worden vastgesteld dat de drugs in het bloed van de verdachte een rol hebben gespeeld bij het gebeurde, kan eveneens niet slagen. Daartoe overweegt de rechtbank in de eerste plaats dat vast staat dat de verdachte een aanzienlijke concentratie drugs, waaronder een hoge concentratie MDMA, in zijn bloed had die de rijvaardigheid kunnen beïnvloeden, waarvan door het NFI is geconcludeerd dat deze de rijvaardigheid waarschijnlijk nadelig hebben beïnvloed. De rechtbank betrekt naast deze conclusie echter ook in haar oordeel dat uit het dossier niet is gebleken van enige aanleiding om aan te nemen dat de verdachte om een andere, van buiten komende reden, van de A12 naar de middenberm is gestuurd en ook niet voortijdig de auto heeft kunnen corrigeren. Uit de Verkeersongevallenanalyse volgt immers dat het ongeval is gebeurd op een voor verkeer op de A12 rustig tijdstip, dat de snelweg op de plaats van het ongeval recht is, dat de weersomstandigheden niet bijzonder waren en dat het wegdek droog was op het moment van het ongeval.
Op basis van het voorgaande kan de rechtbank niet anders dan concluderen dat de in het bloed van de verdachte aangetroffen stoffen zijn rijvaardigheid nadelig hebben beïnvloed.
Letsel [slachtoffer]
Gelet op de aard en ernst van het letsel van het slachtoffer, alsmede de gevolgen ervan, zoals beschreven in de geneeskundige verklaring, merkt de rechtbank het letsel van het slachtoffer als zwaar lichamelijk letsel aan. Het slachtoffer is aan haar verwondingen drie maal geopereerd en zal niet meer geheel herstellen.
Conclusie
Gelet op de inhoud van de bewijsmiddelen, alsmede hetgeen hiervoor is overwogen, komt de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte, door te gaan rijden na de inname van een hoge concentratie MDMA, zeer onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam verkeersgedrag heeft vertoond, waardoor een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden waardoor [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. De rechtbank komt derhalve tot een bewezenverklaring van het onder feit 1 primair ten laste gelegde
Het onder feit 2 ten laste gelegde kan eveneens worden bewezen, nu uit het voorgaande volgt dat de verdachte wist dat hij de auto heeft bestuurd onder invloed van stoffen waarvan bekend is dat deze de rijvaardigheid konden verminderen en dat hij daardoor niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht. Het verweer dat de raadsman heeft gevoerd tegen dit feit, wordt daarom verworpen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte:
Feit 1 primair:
op 7 februari 2016 te Harmelen, gemeente Woerden, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, merk BMW, type M5, kenteken [kenteken] ), daarmede rijdende over de weg, te weten de Rijksweg A12, komende uit de richting van Arnhem en gaande in de richting van 's-Gravenhage, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door zeer onvoorzichtig en onoplettend en onachtzaam,
- aldaar die personenauto te besturen terwijl hij onder invloed verkeerde van MDMA en MDA,
- met één passagier in de door hem bestuurde personenauto en
- ( vervolgens) tijdens het besturen van de personenauto in onvoldoende mate op het voor hem gelegen weggedeelte van die weg de rijksweg A12 te blijven rijden en
- de controle over de door hem bestuurde personenauto te verliezen en
- ( vervolgens) van de rijbaan te raken en geheel in de middenberm terecht te komen en te rijden (achter de geleiderail) en
- ( vervolgens) in strijd met artikel 19 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 de snelheid van de door hem bestuurde personenauto niet op zodanige wijze te regelen dat hij in staat was die personenauto tot stilstand te brengen en
- ( vervolgens) (frontaal) met de door hem bestuurde personenauto tegen een betonnen pilaar van een viaduct (op de middenberm) te botsen,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten
- een aorta(boog) letsel met pseudo-aneurysma en
- een deels ingeklapte long (rechts) en gebroken ribben en een fractuur van het darmbeen en
- een kleine miltlaceratie (scheuring) en een fractuur van één van de zijwaartse wervel uitsteeksels van de vierde lumbale wervel en
- een verbrijzelde voet,
werd toegebracht,
terwijl hij, verdachte, het voertuig bestuurde terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van stoffen, te weten een concentratie van 0,64 mg/l MDMA en 0,036 mg/l MDA in zijn bloed, waarvan hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan – al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kan verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht, als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994;
Feit 2:
op 7 februari 2016 te Harmelen, gemeente Woerden, als bestuurder van een voertuig (personenauto, merk BMW, type M5, kenteken [kenteken] ) dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van stoffen, te weten een concentratie van 0,64 mg/l MDMA en 0,036 mg/l MDA in zijn, verdachtes, bloed, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van deze wet;
Feit 2: overtreding van artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994, in eendaadse samenloop begaan met feit 1 primair.

7.STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de verdachte ter zake van het onder feit 1 primair en feit 2 ten laste gelegde door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan een gedeelte van 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
- ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 2 jaar, met aftrek van de tijd dat het rijbewijs reeds ingevorderd en ingehouden is geweest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat, indien de rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde, artikel 9a Wetboek van Strafrecht moet worden toegepast. Daartoe voert hij aan dat de gevolgen van dit incident ook voor de verdachte groot zijn geweest, waarbij is gewezen op de medische stukken over verdachte die ter zitting zijn overgelegd. Daarnaast is het tijdsverloop in deze zaak groot, heeft de verdachte zijn leven op dit moment op orde en is zijn rijbewijs al een half jaar ingenomen geweest. Al het voorgaande geeft aanleiding de verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van straf.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Een schuldigverklaring zonder oplegging van straf acht de rechtbank, anders dan de verdediging, niet aan de orde. Dit is slechts aan de orde in uitzonderlijke omstandigheden, waarvan in deze zaak naar het oordeel van de rechtbank allerminst is gebleken.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een ernstig verkeersongeval. Ondanks dat de verdachte die avond drugs heeft gebruikt, is hij met een passagier in de auto gestapt en gaan rijden. Op de snelweg is hij de macht over het stuur verloren, waarbij de auto in de middenberm terecht is gekomen en daar uiteindelijk tegen een betonnen pilaar is gebotst. Dit gebeurde met zodanig veel kracht dat hij, maar vooral ook het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Bij het besturen van zijn voertuig heeft de verdachte niet de voorzichtigheid en oplettendheid betracht die van een verkeersdeelnemer mag worden verwacht. Met name het feit dat hij ten tijde van het veroorzaken van het verkeersongeval onder invloed van amfetamines verkeerde, rekent de rechtbank de verdachte zeer aan. De rechtbank merkt dit gedrag aan als ernstige schuld. Gelet op het voorgaande kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt.
Om te bevorderen dat landelijk voor dezelfde feiten door rechtbanken ongeveer dezelfde straffen worden opgelegd, zijn landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting ontwikkeld. Het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) heeft oriëntatiepunten opgesteld voor het veroorzaken van een verkeersongeval onder invloed van alcohol.
Wanneer een ongeval zwaar lichamelijk letsel als gevolg heeft, sprake is van ernstige schuld en het alcoholgehalte in het bloed minder is dan 570 µg/l, gaan de oriëntatiepunten uit van 6 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 jaren. De rechtbank zal bij de bepaling van de strafmaat aansluiten bij voormeld oriëntatiepunt. Dit is niet in het nadeel van de verdachte, gelet op de hoge concentratie MDMA die in zijn bloed is aangetroffen.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel justitiële documentatie betreffende de verdachte van 21 januari 2019 en zal deze niet ten nadele of voordele van de verdachte betrekken in de bepaling van de strafmaat. Verdachte is niet eerder veroordeeld voor een soortgelijk feit.
Ook de verdachte heeft ten gevolge van dit ongeluk zwaar lichamelijk letsel opgelopen. De rechtbank is echter van oordeel dat dit niet in strafmatigende zin in de strafmaat kan worden verdisconteerd; dit immers zijn de onmiskenbare gevolgen van het ongeluk dat hij heeft veroorzaakt door te gaan rijden na het gebruik van drugs.
De rechtbank stelt vast dat bij de afhandeling van deze zaak de redelijke termijn is overschreden. Ook de officier van justitie heeft dit op de terechtzitting opgemerkt en heeft daarmee bij haar strafeis rekening gehouden. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen.
De redelijke termijn is in deze zaak aangevangen op 7 februari 2016, zijnde de datum van het eerste verhoor van de verdachte. Nu het vonnis op de datum van 21 maart 2019 is gewezen, is de redelijke termijn zonder meer geschonden; te weten met ruim een jaar.
De rechtbank is van oordeel dat dit in strafmatigende zin dient te worden verdisconteerd in de straf. Naar het oordeel van de rechtbank komt dit reeds in de strafeis van de officier van justitie tot uiting in het voorwaardelijke deel van haar strafeis.
Alles overwegende is de rechtbank dan ook van oordeel dat een straf conform de eis van de officier van justitie, te weten een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van twee jaren, passend en geboden is.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 14a, 14b, 14c, 55 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 6, 8, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart de verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf van 6 maanden;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
2 maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzijde rechter later anders gelast op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast;
- als algemene voorwaarde geldt dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
-
ontzegtde verdachte ter zake van het onder feit 1 primair bewezen verklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Veenstra, voorzitter, mrs. C.S.K. Fung Fen Chung en J.A. Spee, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P.S.A. Honing, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 maart 2019.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Feit 1 primair:
hij op of omstreeks 7 februari 2016 te Harmelen, gemeente Woerden, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, merk BMW, type M5, kenteken [kenteken] ), daarmede rijdende over de weg, te weten de rijksweg A12 komende uit de richting van Arnhem en gaande in de richting van 's-Gravenhage, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam,
- aldaar die personenauto te besturen, terwijl hij, verdachte, onder invloed verkeerde van MDMA en/of MDA, althans na (voorafgaand) gebruik van MDMA en/of MDA en/of
- met -afgezien van hem, verdachte- één passagier, in de door hem, verdachte, bestuurde personenauto en/of
- ( vervolgens) tijdens het besturen van de personenauto in slaap te vallen, in elk geval niet, althans in onvoldoende mate op het voor hem, verdachte, gelegen weggedeelte van die weg, de rijksweg A12, en/of de verkeerssituatie en/of het besturen van de personenauto te letten en/of te blijven letten en/of niet voortdurend de aandacht aan de weg en/of aan de verkeerssituatie en/of het besturen van de personenauto te besteden die van hem, verdachte, (als verkeersdeelnemer) werd vereist en/of
- ( vervolgens) de door hem, verdachte, bestuurde personenauto niet, althans niet voortdurend, onder controle te hebben en/of
- de controle over de door hem, verdachte, bestuurde personenauto te verliezen en/of
- ( vervolgens) van de rijbaan te raken en/of geheel in de middenberm (aan de linkerzijde van de rijbaan) terecht te komen en/of te rijden (achter de geleiderail) en/of
- ( vervolgens) in strijd met artikel 19 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 de snelheid van de door hem, verdachte, bestuurde personenauto niet op zodanige wijze te regelen dat hij, verdachte, in staat was die personenauto tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte, die weg (de rijksweg A12) en/of de naast die weg gelegen middenberm kon overzien en waarover deze vrij was en/of
- ( vervolgens) (frontaal) met de door hem, verdachte, bestuurde personenauto tegen een betonnen pilaar van een viaduct (op de middenberm) te rijden/botsen,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten
- een aorta(boog) letsel met pseudo-aneurysma en/of
- een deels ingeklapte long (rechts) en/of één of meer gebroken rib(ben) en/of een fractuur van het darmbeen en/of
- een kleine miltlaceratie (scheuring) en/of een fractuur van één van de zijwaartse wervel uitsteeksels van de vierde lumbale wervel en/of
- een verbrijzelde voet,
of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,
terwijl hij, verdachte, het voertuig bestuurde terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van een of meer stoffen, te weten een concentratie van 0,64 mg/l MDMA en/of 0,036 mg/l MDA in zijn, verdachtes, bloed, waarvan hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan – al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kan verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht, als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994,
(art. 6 jo art 8 lid 1 Wegenverkeerswet 1994)
Feit 1 subsidiair:
hij op of omstreeks 7 februari 2016 te Harmelen, gemeente Woerden, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, merk BMW, type M5, kenteken [kenteken] ), daarmede rijdende over de weg, te weten de rijksweg A12 komende uit de richting van Arnhem en gaande in de richting van 's-Gravenhage,
- aldaar die personenauto heeft bestuurd, terwijl hij, verdachte, onder invloed verkeerde van MDMA en/of MDA, althans na (voorafgaand) gebruik van MDMA en/of MDA en/of - met - afgezien van hem, verdachte - één passagier, in de door hem, verdachte, bestuurde personenauto en/of
- ( vervolgens) tijdens het besturen van de personenauto in slaap is gevallen, in elk geval niet, althans in onvoldoende mate op het voor hem, verdachte, gelegen weggedeelte van die weg, de rijksweg A12, en/of de verkeerssituatie en/of het besturen van de personenauto heeft gelet en/of is blijven letten en/of niet voortdurend de aandacht aan de weg en/of aan de verkeerssituatie en/of het besturen van de personenauto heeft besteed die van hem, verdachte, (als verkeersdeelnemer) werd vereist en/of
- ( vervolgens) de door hem, verdachte, bestuurde personenauto niet, althans niet voortdurend, onder controle heeft gehad en/of
- de controle over de door hem, verdachte, bestuurde personenauto heeft verloren en/of
- ( vervolgens) van de rijbaan is geraakt en/of geheel in de middenberm (aan de linkerzijde van de rijbaan) is terechtgekomen en/of is/heeft gereden (achter de geleiderail) en/of
- ( vervolgens) in strijd met artikel 19 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 de snelheid van de door hem, verdachte, bestuurde personenauto niet op zodanige wijze heeft geregeld dat hij, verdachte, in staat was die personenauto tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte, die weg (de rijksweg A12) en/of de naast die weg gelegen middenberm kon overzien en waarover deze vrij was en/of
- ( vervolgens) (frontaal) met de door hem, verdachte, bestuurde personenauto tegen een betonnen pilaar van een viaduct (op de middenberm) is gereden/gebotst,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
(art 5 Wegenverkeerswet 1994)
Feit 2:
hij op of omstreeks 7 februari 2016 te Harmelen, gemeente Woerden, in elk geval in Nederland, als bestuurder van een voertuig, (personenauto, merk BMW, type M5, kenteken [kenteken] ), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van een of meer stoffen, te weten een concentratie van 0,64 mg/l MDMA en/of 0,036 mg/l MDA in zijn, verdachtes, bloed, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht.
(art 8 lid 1 Wegenverkeerswet 1994)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 18 juli 2016, genummerd PL0900-2016040770, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 119. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.proces-verbaal Verkeersongevalanalyse [verbalisant] , pagina 10.
3.proces-verbaal Verkeersongevalanalyse [verbalisant] , pagina 12.
4.proces-verbaal Verkeersongevalanalyse [verbalisant] , pagina 21.
5.een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 7 februari 2016, pagina 88.
6.het proces-verbaal van de terechtzitting van 7 maart 2019.
7.een geschrift, inhoudende een verklaring van [A] , pagina 102.
8.een geschrift, inhoudende een aanvraag ten behoeve van toxicologisch onderzoek van bloed, pagina 103.
9.een geschrift, inhoudende een toxicologisch onderzoek naar aanleiding van een vermoedelijke overtreding van artikel 8 Wegenverkeerswet van het NFI, pagina 106.
10.een geschrift, inhoudende een toxicologisch onderzoek naar aanleiding van een vermoedelijke overtreding van artikel 8 Wegenverkeerswet van het NFI, pagina 107.
11.een geschrift, inhoudende een geneeskundige verklaring lestelbeschrijving van [slachtoffer] , opgesteld door G.W. Krever (forensisch arts), pagina 86.