4.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen feit 1 primair en feit 2
Op 7 februari 2016 heeft verbalisant [verbalisant] onderzoek gedaan naar een verkeersongeval waarbij betrokken was een BMW, type M5, met kenteken [kenteken] . De bestuurder was [verdachte] .Het ongeval had plaatsgevonden op de Rijksweg A12 te Harmelen in de gemeente Woerden.[verbalisant] heeft aan de hand van zijn onderzoek het volgende gerelateerd. De bestuurder van de BMW reed over de Rijksweg A12, komende uit de richting van Arnhem en gaande in de richting van Den Haag en reed de middenberm in. Op basis van de opgemeten sporen reed de bestuurder van de BMW ongeveer 107 meter door de berm om vervolgens tegen een betonnen pilaar tot stilstand te komen.
Bij de politie heeft de verdachte direct na het ongeval verklaard dat hij de bestuurder was van de auto.Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat het slachtoffer [slachtoffer] vanuit de club in Utrecht met hem is meegereden.
De arts heeft op 7 februari 2016 bloed afgenomen van de verdachte.Het bloed heeft het SIN (Sporenidentificatienummer) TAAL4086NL gekregen.Door het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) is toxicologisch onderzoek verricht. De resultaten in het bloed TAAL4086NL van de verdachte zijn als volgt:
Stof Stof(groep) Concentratie
MDMA Amfetamine-achtigen 0,64 mg/l.
MDA Amfetamine-achtigen 0,036 mg/l.
In de rapportage van het NFI staat dat het gebruik van amfetamineachtige stoffen de rijvaardigheid nadelig kan beïnvloeden door onder andere vermindering van de oplettendheid en van een onjuiste risico-inschatting.Het NFI concludeert op grond van de resultaten van het onderzoek dat de rijvaardigheid waarschijnlijk nadelig is beïnvloed door de aangetoonde stof MDMA.
[slachtoffer] is bij het ongeval ernstig gewond geraakt. Bij haar zijn de volgende verwondingen vastgesteld:
- Aorta(boog)letsel met pseudo-aneurysma;
- Pneumothorax rechts (deels ingeklapte long rechts)
Ribfracturen rechterribbenboog, rib 4 t/m 10
Fractuur van het Os Ilium (het “darmbeen”);
- Kleine miltlaceratie (scheuring)
Processus transversus fractuur L4 links (fractuur van één van de zijwaartse wervel uitsteeksels (links) van de vierde lumbale wervel;
- Lisfranc luxatie linker voet met multiple fracturen; er is hierbij sprake van een verbrijzelde voet.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben geen betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank staat voor beantwoording van de vraag of de verdachte een strafrechtelijk verwijt kan worden gemaakt in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW) (feit 1 primair). Hiertoe dient de rechtbank te beoordelen of het handelen van de verdachte is aan te merken als roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend. Als de rechtbank niet komt tot het oordeel dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW, moet de vraag worden beantwoord of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan gedrag dat gevaar of hinder heeft veroorzaakt op de weg of in het verkeer in de zin van artikel 5 WVW (feit 1 subsidiair).
Voorts dient de rechtbank te beoordelen of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het rijden onder invloed van MDMA en MDA in de zin van artikel 8 WVW (feit 2).
Beoordelingskader
Om tot een veroordeling voor artikel 6 WVW te kunnen komen, is vereist dat verdachte schuld heeft aan het verkeersongeval, hetgeen ten laste is gelegd als het zich zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend gedragen. Gelet op het standaardarrest van de Hoge Raad van 1 juni 2004 (ECLI:NL:HR:2004:AO5822) zijn voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 WVW verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Dat brengt met zich dat niet in zijn algemeenheid valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van de voormelde bepaling. De verdachte wordt verweten dat hij heeft gereden terwijl hij onder invloed was van MDMA en MDA én dat hij op de A12, ter hoogte van Harmelen, de controle over de auto is verloren, hij van de rijbaan is geraakt in de middenberm is doorgereden en hij (uiteindelijk) frontaal op een betonnen pilaar van een viaduct is gebotst waardoor [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Bewuste inname
Ten aanzien van het verweer van de verdediging dat de stoffen die in het bloed van de verdachte zijn aangetroffen niet vrijwillig of bewust door hem zijn ingenomen en derhalve schuld bij verdachte ontbreekt, overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank stelt voorop dat er in het bloed van verdachte concentraties MDMA en MDA zijn aangetroffen en dat daarom het uitgangspunt is dat het verdachte zelf is geweest die dit bewust en vrijwillig heeft ingenomen. Als de verdediging stelt dat dit niet het geval is geweest, omdat iemand anders drugs in verdachtes drankje heeft gedaan, is het aan de verdediging om dit alternatieve scenario aannemelijk te maken. Daarbij is het van belang dat het verweer steunt op feiten die kunnen worden geverifieerd.
De rechtbank is van oordeel dat de verdediging hierin niet is geslaagd. In dat oordeel betrekt de rechtbank dat de mogelijkheid dat een ander ongemerkt amfetamines in verdachtes (welkomst)drankje heeft gedaan, op zich al weinig waarschijnlijk is, zeker in aanmerking genomen dat het welkomstdrankje volgens verdachte een soort cocktail betrof die door de club aan hem werd aangeboden. Daar komt in dit geval nog bij dat de verklaring van de verdachte dat hij hiervan slechts enkele slokken heeft genomen en hij daarna misselijk werd en heeft overgegeven, niet strookt met de aangetroffen hoge concentratie MDMA in zijn bloed. De aangetroffen concentratie MDMA in het bloed van verdachte betrof immers 0,64 milligram per liter bloed. In de rapportage van het NFI staat dat werkzame concentraties van MDMA in het bloed doorgaans tussen ongeveer 0,1 en 0,4 milligram per liter bloed liggen en er een hoge concentratie MDMA in het bloed van verdachte is aangetroffen (pagina 106 van het dossier). Daarbij komt dat het bloed van verdachte pas geruime tijd na het ongeval, namelijk om 12:00 uur, is afgenomen. Gelet op dit tijdsverloop tussen het ongeval en het moment van bloedafname, moet de verdachte ten tijde van het ongeval een nog hogere concentratie MDMA in zijn bloed hebben gehad.
De hiervoor genoemde omstandigheden, in samenhang beschouwd, maken dat de rechtbank de mogelijkheid dat door de club drugs in verdachtes drankje zijn gedaan onaannemelijk is. Er resteert derhalve geen andere mogelijkheid dan dat de verdachte de aangetroffen stoffen zelf heeft ingenomen. Het verweer van de raadsman op dit punt wordt daarom verworpen.
Causaliteit
Het verweer van de raadsman dat niet kan worden vastgesteld dat de drugs in het bloed van de verdachte een rol hebben gespeeld bij het gebeurde, kan eveneens niet slagen. Daartoe overweegt de rechtbank in de eerste plaats dat vast staat dat de verdachte een aanzienlijke concentratie drugs, waaronder een hoge concentratie MDMA, in zijn bloed had die de rijvaardigheid kunnen beïnvloeden, waarvan door het NFI is geconcludeerd dat deze de rijvaardigheid waarschijnlijk nadelig hebben beïnvloed. De rechtbank betrekt naast deze conclusie echter ook in haar oordeel dat uit het dossier niet is gebleken van enige aanleiding om aan te nemen dat de verdachte om een andere, van buiten komende reden, van de A12 naar de middenberm is gestuurd en ook niet voortijdig de auto heeft kunnen corrigeren. Uit de Verkeersongevallenanalyse volgt immers dat het ongeval is gebeurd op een voor verkeer op de A12 rustig tijdstip, dat de snelweg op de plaats van het ongeval recht is, dat de weersomstandigheden niet bijzonder waren en dat het wegdek droog was op het moment van het ongeval.
Op basis van het voorgaande kan de rechtbank niet anders dan concluderen dat de in het bloed van de verdachte aangetroffen stoffen zijn rijvaardigheid nadelig hebben beïnvloed.
Letsel [slachtoffer]
Gelet op de aard en ernst van het letsel van het slachtoffer, alsmede de gevolgen ervan, zoals beschreven in de geneeskundige verklaring, merkt de rechtbank het letsel van het slachtoffer als zwaar lichamelijk letsel aan. Het slachtoffer is aan haar verwondingen drie maal geopereerd en zal niet meer geheel herstellen.
Conclusie
Gelet op de inhoud van de bewijsmiddelen, alsmede hetgeen hiervoor is overwogen, komt de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte, door te gaan rijden na de inname van een hoge concentratie MDMA, zeer onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam verkeersgedrag heeft vertoond, waardoor een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden waardoor [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. De rechtbank komt derhalve tot een bewezenverklaring van het onder feit 1 primair ten laste gelegde
Het onder feit 2 ten laste gelegde kan eveneens worden bewezen, nu uit het voorgaande volgt dat de verdachte wist dat hij de auto heeft bestuurd onder invloed van stoffen waarvan bekend is dat deze de rijvaardigheid konden verminderen en dat hij daardoor niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht. Het verweer dat de raadsman heeft gevoerd tegen dit feit, wordt daarom verworpen.