Uitspraak
wonende te [woonplaats] ,
eiser, hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat mr. T. Teke te Amsterdam,
wonende te [woonplaats] ,
verweerder, hierna te noemen: [verweerder] ,
advocaat mr. M.P.H. Sanders te Amsterdam.
1.De procedure
- de procesinleiding met bewijsstukken 1 tot en met 16,
- het verweerschrift met bewijsstukken 1 tot en met 21,
- de spreekaantekeningen van [verweerder] ,
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling op 30 januari 2019 en de reacties van
2.De feiten
“(…) Het kon niet aan de prijs liggen, want je had onmiddellijk een scherpe prijs uit onderhandeld (ondanks dat € 250.000 een 'aanzienlijk' bedrag is) omdat ik bij uitzondering geen eigenaar was van dit object (en ik je dit, inclusief de redenen ervan, vertrouwelijk had medegedeeld) en derhalve met een uiterst bescheiden marge genoegen nam c.q. moest nemen. Sterker nog, had ik de financiële middelen gehad dan had ik de polo-ruiters zelf gehouden!
(…)
Het feit dat ik woord kon houden richting mijn Hong Kong contact (wiens geduld - en dat van zijn Chinese relatie-verzamelaar - al danig op de proef gesteld was omdat ik de polo-spelers door omstandigheden niet kon voorfinancieren) was echter veel waard, omdat ik als trouwe afnemer zodoende de goede relatie in stand hield en ik ook in de toekomst de weinige échte topstukken exclusief aangeboden zou blijven krijgen. lk kan de deal met de Chinezen nooit terugdraaien en zou dat ook/zelfs niet moeten willen. (…)”
2.5. In zijn brief van 9 december 2016 heeft [eiser] aan [verweerder] , onder meer, het volgende vermeld:
“(…) Toen je die avond, na mijn toelichting op de opgestelde kunst, onmiddellijk aangaf de unieke 'blauwe' polo-spelers te willen kopen; heb ik je zelfs nog een paar keer gevraagd of je daar niet eerst nog eens rustig over na wilde denken. Maar je was heel resoluut in je beslissing. Waarop ik je nog een relevante vergelijkbare Sotheby's veiling-referentie liet zien om althans enigszins het 'prijskader' aan te geven. Je volgde me vervolgens direct naar de keuken om de aankoop met me af te wikkelen; na eerst een scherpe prijs te hebben bedongen. Hierbij heb ik nog herhaald - ik had je dit ook toevertrouwd tijdens een toevallige recentelijke ontmoeting in [voornaam van A] 's galerie - dat ik zelf (helaas) geen financiële armslag heb vanwege alle juridische mummie-kosten en ik daardoor zelfs (privé)kunst moest verkopen. lk heb je ook in vertrouwen gezegd dat ik de polo-spelers, bij grote uitzondering, 'in consignatie' had; ik met een relatief kleine marge blij was, maar ik mijn intermediair wel spoedig zou moeten betalen.
(…)
Na jouw aankoop op 10 november, heb ik vanzelfsprekend mijn intermediair bevestigd dat
2.6. Bij brief van 16 december 2016 heeft [eiser] [verweerder] verzocht om te bevestigen dat de overeenkomst wordt nagekomen en om een datum te noemen waarop de beelden na betaling worden opgehaald. In de brief is verder, voor zover relevant, vermeld:
(…)
Díe bewuste zaterdag 26 november was ik net in [voornaam van A] 's galerie toen jij binnen paradeerde. Zonder aanleiding riep je out-of-the-blue "niet meer af te willen nemen omdat je onvoldoende kennis van (Chinese kunst)zaken zou hebben om een uitgave van € 250.000 voor jezelf te kunnen rechtvaardigen". Nota bene meer dan twee weken na je aankoop. Dit nadat je ons zelfs had aangegeven hoe je de polo-paarden thuis op wilde stellen. Dit terwijl je weet dat ik uitgerekend deze objecten in consignatie heb en ik, na (bevestiging van de) verkoop, op mijn beurt financieel spoedig af moet wikkelen. Terwijl je weet dat mijn relatie met de Chinezen hiervan afhangt en zij mij (terecht) altijd, volgens hun 'mores', aan mijn woord zullen houden.
(…).”
2.7. Op 28 augustus 2017 heeft op verzoek van [eiser] bij deze rechtbank een voorlopig getuigenverhoor plaatsgevonden, waarbij partijen en de heer [A] , kunsthandelaar, zijn gehoord. [verweerder] heeft afgezien van het horen van getuigen.
“(…)
U vraagt mij hoe ik die beeldjes heb verkregen. Als ik naar Azië reis ga ik naar een speciale handelaar in Hong Kong die ik al 25 jaar ken en zaken mee doe. (…) Ze kennen mijn smaak na 25 jaar en weten zo waar ik in geïnteresseerd ben. (…) Over de betaling had ik met de Chinese handelaar geen harde afspraken gemaakt. De meeste beelden betaal ik van te voren maar deze zijn prijzig. Ik mocht deze op termijn betalen.
(…)
Ik oefen geen beroep op bedrijf uit in de kunsthandel. Ik heb 10 jaar een architectenbureau, kunst is voor mij puur een privéaangelegenheid. Ik heb geen galerie. Door de mummiekwestie zit ik in de financiële problemen. Daardoor moet ik stukken uit mijn privécollectie verkopen. Dat heb ik reeds in ons eerste contact in september 2015, en ook in onze contacten daarna, aan [verweerder] verteld. [verweerder] wilde mij helpen door de paardjes te kopen.
Tijdens het gesprek in de keuken op 10 november 2016 bij mij thuis heeft [verweerder] mij gevraagd naar de beste prijs. Hierop heb ik hem gezegd dat ik het bedrag zo laag mogelijk wilde houden maar of hij dan wel zo snel mogelijk wilde betalen. De Chinezen wilden ook snel betaald worden. Met de Chinezen had ik een prijs van € 220.000,00 afgesproken. Voor de betaling van die prijs was geen termijn gesteld. Dat zou hooguit binnen enkele maanden voldaan moeten worden.(…)
U vraagt mij hoe de € 220.000,00 voor de beeldjes door mij betaald zouden worden aan de Chinezen. Ik heb de Chinezen gezegd dat ik de beeldjes op enig moment zou kunnen afnemen door andere stukken uit mijn collectie te verkopen. Ik had geen geld om de beeldjes zelf te houden. Misschien was een andere verzamelaar wel geïnteresseerd en kon ik op deze manier het contact in stand houden. Zou zo ik dan de beelden kunnen doorschuiven naar een ander en zou ik zelf een marge overhouden. Ook is het mogelijk dat ik de beelden zonder marge voor mezelf doorschuif omdat het voor mij het allerbelangrijkste is dat ik het contact met de Chinezen in stand houdt en van hen te kunnen afnemen. In de afgelopen 2 jaar zijn er voor mij eigenlijk maar drie opties, te weten: afnemen en zelf houden, maar dat is niet vanwege mijn financiële situatie niet echt reëel, afnemen en uitstel vragen om te proberen om of wel te verkopen of wel te behouden door stukken uit mijn eigen collectie te verkopen en een derde is om de beelden door te schuiven naar een andere, mij bekende medeverzamelaar, waarbij ik al dan niet een marge realiseer.
(…).”
De heer [A] heeft, onder meer, verklaard:
“ (..) Ik heb eerder objecten van [eiser] verkocht. Dat was ook aan andere partijen dan [verweerder] . Dat kwam regelmatig voor. [eiser] factureerde zelf. Dan stuurde ik hem een commissiefactuur. Ook kwam het voor dat ik vanuit de galerie een factuur stuurde naar de koper van een object van [eiser] .
(…)”
3.De vordering
a. tot betaling van € 250.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 januari 2017 tot de dag van algehele betaling;
€ 1.000,- per dag dat [verweerder] nalaat aan deze veroordeling te voldoen met een maximum van € 50.000,-;
4.De beoordeling
Inhoudelijke behandeling
6 november 2007, ECLI:NL:GHARN:2007:BC2967). Daarbij rust de bewijslast op [verweerder] die zich beroept op de (consumenten)bescherming die de kwalificatie consumentenkoop oplevert.
bij uitzondering geen eigenaar was van dit object (en ik je dit, inclusief de redenen ervan, vertrouwelijk had medegedeeld) en derhalve met een uiterst bescheiden marge genoegen nam c.q. moest nemen. Sterker nog, had ik de financiële middelen gehad dan had ik de polo-ruiters zelf gehouden!” en dat hij “de polo-spelers door omstandigheden niet kon voorfinancieren”. In de brief van 9 december 2016 heeft [eiser] vermeld:
“lk heb je ook in vertrouwen gezegd dat (…) ik met een relatief kleine marge blij was, maar ik mijn intermediair wel spoedig zou moeten betalen. (…) Na jouw aankoop op 10 november, heb ik vanzelfsprekend mijn intermediair bevestigd dat de polo-spelers (die hij namens een Chinese verzamelaar mocht aanbieden) verkocht waren en ik ze zo spoedig mogelijk zou betalen.”In zijn getuigenverklaring heeft [eiser] verklaard dat hij de beelden op termijn mocht betalen en dat hij geen geld had om de beelden zelf te houden. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat [eiser] onvoldoende gemotiveerd heeft betwist dat hij de beelden in consignatie had. De rechtbank houdt het er dan ook voor dat sprake was van verkoop in consignatie door [eiser] .
mijn intermediair” en “
de deal met de Chinezen” bij aan, evenals de verklaring van [eiser] in het voorlopig getuigenverhoor “
als ik naar Azië reis ga ik naar een speciale handelaar in Hong Kong die ik al 25 jaar ken en zaken mee doe”.
6.005,00(2,5 punt × tarief € 2.402,00)