ECLI:NL:RBMNE:2018:6944

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 juli 2018
Publicatiedatum
19 mei 2021
Zaaknummer
NL17.9719
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van de gemeente voor tekortkomingen in anterieure overeenkomst met betrekking tot bestemmingsplan en omgevingsvergunning

In deze zaak vordert de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Het Koningsbed een verklaring voor recht dat de gemeente De Bilt toerekenbaar tekortgeschoten is in haar verplichtingen uit hoofde van een anterieure overeenkomst. Deze overeenkomst was gesloten in het kader van de wijziging van het bestemmingsplan voor de percelen aan de Prinsenlaan 80 te Groenekan, waar Het Koningsbed een bed and breakfast en conferentiecentrum exploiteert. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeente bij het nemen van een herstelbesluit op 29 oktober 2015 aantoonbaar nalatig heeft gehandeld, wat heeft geleid tot de vernietiging van dit herstelbesluit en het bestemmingsplan door de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. De rechtbank oordeelt dat de gemeente niet voldoende voortvarend heeft gehandeld en dat de gemaakte fouten evident en vermijdbaar waren. Hierdoor is de gemeente aansprakelijk voor de schade die Het Koningsbed heeft geleden als gevolg van deze tekortkomingen. De rechtbank heeft de gemeente veroordeeld tot schadevergoeding, die in een schadestaatprocedure verder zal worden vastgesteld. De proceskosten zijn eveneens voor rekening van de gemeente.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht Zittingsplaats Utrecht zaaknummer: NL17.9719
Vonnis van 6 juli 2018
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HOLDING HET KONINGSBED B.V.,
statutair gevestigd te Groenekan,
eiseres, hierna te noemen: Het Koningsbed, advocaat P. van den Berg,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE DE BILT,
zetelend te Bilthoven,
verweerster, hierna te noemen: de gemeente, advocaat J. Berckenkamp.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de procesinleiding
- het verweerschrift
- de akte wijziging van eis
- de pleitaantekeningen van de gemeente, waarbij de gemeente tevens bezwaar heeft gemaakt tegen de wijziging van eis
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling op 25 mei 2018, waarin onder meer is vastgelegd de beslissing van de rechtbank dat de eiswijziging wordt geweigerd wegens strijd met de goede procesorde.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Het Koningsbed is eigenaar van een drietal percelen aan de Prinsenlaan 80 te Groenekan. Aanvankelijk hadden de eigenaren van Het Koningsbed daar een agrarisch bedrijf, maar op den duur zijn zij daarnaast een
bed and breakfast(hierna: B&B) en een conferentiecentrum gaan exploiteren en hebben zij de agrarische activiteiten beëindigd.
2.2.
De voorzieningenrechter van de sector bestuursrecht van deze rechtbank heeft bij uitspraak van 23 november 2011 (ECLI:NL:RBUTR:2011:3277) geoordeeld dat de activiteiten van Het Koningsbed in strijd waren met de vrijstelling van het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied Maartensdijk' die het college van burgemeester en wethouders van de gemeente (hierna: het college) op 13 februari 2007 had verleend. Het Koningsbed heeft het college naar aanleiding hiervan verzocht medewerking te verlenen aan wijziging van de planologische bestemming van de haar toebehorende percelen naar verblijfsrecreatie, vergaderactiviteiten en daaraan ondergeschikte horeca, een en ander in combinatie met natuur- en landschapsontwikkeling. Het was de bedoeling van Het Koningsbed om haar activiteiten na de bestemmingswijziging verder uit te breiden.
2.3.
Het college heeft zich bereid verklaard om onder bepaalde voorwaarden mee te werken aan wijziging van het bestemmingsplan en de gemeente heeft hiertoe met Het Koningsbed op 16 mei 2012 een 'Overeenkomst tot kostenverhaal locatie Prinsenlaan 80 te Groenekan' gesloten (hierna in navolging van partijen ook de anterieure overeenkomst genoemd). In deze overeenkomst is - voor zover hier van belang - het volgende bepaald:

8.Bestemmingsplan

8.1
De Gemeente neemt in het partieel bestemmingsplan Prinsenlaan 80 te Groenekan ten behoeve van de realisatie van het Bouwplan van Exploitant op het Betrokken perceel een bruikbare bestemming op, zie bijlage 1.
8.2
De afstemming door de Gemeente met Exploitant over de te wijzigen bestemming laten de publiekrechtelijke positie, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de Gemeente en haar bestuursorganen onverlet.
(... )
10
Planning
10.1
Exploitant en de Gemeente hebben voor de realisatie van de bestemmingswijziging ten behoeve van het Bouwplan van Exploitant een Planning opgesteld die is opgenomen in Bijlage 3.
10.2
De Gemeente zal de bestemmingswijziging volgens de Planning realiseren.

12.Bestuursrechtelijke procedures

12.1
Exploitant en de Gemeente zullen zich, ieder met inachtneming van hun specifieke taken en (publiekrechtelijke) bevoegdheden inspannen om de relevante bestuursrechtelijke procedures (bezwaar/(hoger) beroep of voorlopige voorziening), waaronder maar niet beperkt tot het vaststellen van het bestemmingsplan, verlening van de benodigde vergunningen, met inachtneming van wettelijke procedures en de te betrachten zorgvuldigheid jegens derden, zo voorspoedig mogelijk te laten verlopen.
12.2
Voor zover de Gemeente zelf deze besluiten dient te nemen, zal zij de betreffende aanvragen met voortvarendheid behandelen. Voor zover andere overheden de desbetreffende besluiten dienen te nemen, zal de Gemeente de totstandkoming van dergelijke besluiten zoveel mogelijk bevorderen en bespoedigen, waarbij Exploitant zich maximaal zal inspannen voor tijdige indiening van ontvankelijke aanvragen ter zake van door Exploitant benodigde vergunningen, ontheffingen, vrijstellingen en goedkeuringen van overheidswege en zal alle handelingen verrichten die redelijkerwijs van haar gevergd kunnen worden in het kader van het doorlopen van de desbetreffende publiekrechtelijke procedures (waaronder het, zo nodig in overleg met Exploitant, als partij of belanghebbende voeren van bezwaar- en beroepsprocedures).
12.3
Tenzij Exploitant of de Gemeente aantoonbaar nalatig is geweest, zullen Exploitant of de Gemeente nimmer, op welke wijze dan ook, jegens elkaar aansprakelijk zijn, indien vergunningen, ontheffingen, vrijstellingen of goedkeuringen niet worden verleend, dan wel in het kader van bezwaar- en (hoger)beroepsprocedures of verzoeken om voorlopige voorziening ter zake van of vernietiging van vergunningen, ontheffingen, vrijstellingen of goedkeuringen. De uitsluiting van aansprakelijkheid strekt zich (ook) uit over de gevolgen van beslissingen van rechterlijke instanties, en de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
2.4.
Op 27 september 2012 heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan 'Prinsenlaan 80 Groenekan' (hierna: bestemmingsplan I) vastgesteld. Dit plan voorzag in de door Het Koningsbed gewenste functiewijziging. De buren van Het Koningsbed hebben tegen het vaststellingsbesluit beroep aangetekend.
2.5.
Op 26 juli 2013 heeft Het Koningsbed een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend voor uitbreiding van het B&B. Deze aanvraag was toegespitst op bestemmingsplan I.
2.6.
De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) heeft het beroep tegen de vaststelling van bestemmingsplan I bij einduitspraak van 31 juli 2013 gegrond verklaard en het vaststellingsbesluit vernietigd, omdat het bestemmingsplan in strijd was met artikel 6.2.3 van de Provinciale Ruimtelijke Verordening Provincie Utrecht 2009 (hierna: de Provinciale Verordening). Hierdoor is het bestemmingsplan 'Buitengebied Maartensdijk' weer van toepassing geworden.
2.7.
Partijen hebben er vervolgens voor gekozen om een zogenoemd tweesporenbeleid te voeren. Dit hield in dat de gemeenteraad een nieuw bestemmingsplan zou vaststellen ter reparatie van het vernietigde bestemmingsplan en dat het college daarnaast de aanvraag voor een omgevingsvergunning in afwijking van het bestemmingsplan 'Buitengebied Maartensdijk' in behandeling zou nemen.
2.8.
De gemeenteraad heeft bij besluit van 30 oktober 2014 het nieuwe bestemmingsplan 'Prinsenlaan 80 Groenekan 2014' (hierna: bestemmingsplan II) vastgesteld.
2.9.
Op 17 februari 2015 heeft het college aan Het Koningsbed een omgevingsvergunning verleend voor de activiteiten bouwen en afwijken van het bestemmingsplan, uitgaande van het bestemmingsplan 'Buitengebied Maartensdijk'.
2.10.
De buren van Het Koningsbed hebben tegen de omgevingsvergunning en tegen het vaststellingsbesluit van bestemmingsplan II beroep aangetekend. De Afdeling heeft bij tussenuitspraak van 5 augustus 2015 geoordeeld dat het vaststellingsbesluit in strijd is met artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). De Afdeling heeft een bestuurlijke lus toegepast en de gemeenteraad opgedragen het gebrek te herstellen.
2.11.
Naar aanleiding van deze tussenuitspraak heeft de gemeenteraad op 29 oktober 2015 een herstelbesluit genomen. De Afdeling heeft bij einduitspraak van 3 februari 2016 geoordeeld dat het gebrek in het vaststellingsbesluit van bestemmingsplan II niet is hersteld en dat besluit en het herstelbesluit vernietigd. Als gevolg van deze vernietiging is het voorheen geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Maartensdijk' weer van toepassing geworden.
2.12.
Het college heeft naar aanleiding van de vernietiging van bestemmingsplan II en de daartoe ingebrachte zienswijzen het besluit van 17 februari 2015 tot verlening van de omgevingsvergunning ingetrokken en daarvoor in de plaats op 29 maart 2016 een nieuw besluit tot het verlenen van een omgevingsvergunning genomen. Daarbij heeft het college aan de omgevingsvergunning een aantal aanvullende voorwaarden verbonden.
2.13.
De rechtbank Midden-Nederland heeft bij uitspraak van 28 november 2016 het beroep van de buren tegen de - toen inmiddels ingetrokken - omgevingsvergunning van 17 februari 2015 niet-ontvankelijk verklaard en het beroep tegen de omgevingsvergunning van 29 maart 2016 ongegrond verklaard. De buren hebben tegen deze uitspraak hoger beroep
ingesteld bij de Afdeling. Op dit hoger beroep was ten tijde van de mondelinge behandeling en de bepaling van vonnis nog niet beslist. Inmiddels heeft de gemeente het bestemmingsplan Prinsenlaan 80 te Groenekan 2016 vastgesteld. Ook daartegen is een door de buren ingesteld beroep aanhangig bij de Afdeling.
2.14.
Het Koningsbed heeft de gemeente bij brief van 3 november 2016 meegedeeld dat de gemeente niet aan haar verplichtingen uit de anterieure overeenkomst heeft voldaan en dat zij de gemeente aansprakelijk stelt voor alle reeds door haar geleden en nog te lijden schade. Het Koningsbed heeft de gemeente gesommeerd haar verplichtingen na te komen en op korte termijn alsnog te komen tot een bestemmingsplan dat de toets van de Afdeling kan doorstaan.

3.Het geschil

3.1.
Het Koningsbed vordert - samengevat - bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. te verklaren voor recht dat de gemeente jegens haar toerekenbaar is tekortgeschoten in haar verplichtingen uit hoofde van de anterieure overeenkomst door de vaststelling van bestemmingsplan 'Prinsenlaan 80 Groenekan' en 'Prinsenlaan 80 Groenekan 2014' op zodanige wijze dat de Afdeling grond heeft gezien de vaststellingsbesluiten en het nieuwe besluit van 29 oktober 2015 te vernietigen;
2. de gemeente te veroordelen de schade die voor Het Koningsbed rechtstreeks uit dit tekortschieten is voortgevloeid, aan Het Koningsbed te vergoeden, welke schade moet worden opgemaakt bij staat en vereffend volgens de wet;
3. de gemeente te veroordelen tot betaling van de proceskosten en de nakosten, vermeerderd met wettelijke rente.
3.2.
Het Koningsbed legt aan haar vorderingen ten grondslag dat de gemeente bij de uitvoering van de anterieure overeenkomst niet voortvarend en onzorgvuldig heeft gehandeld en aldus is tekortgeschoten in de nakoming van de uit dien hoofde op haar rustende verplichtingen. Zij stelt dat zij hierdoor schade heeft geleden waarvoor de gemeente aansprakelijk is.
3.3.
De gemeente voert verweer. Zij concludeert:
I. tot niet-ontvankelijkverklaring van Het Koningsbed in haar vorderingen, althans deze vorderingen af te wijzen, althans te verklaren voor recht dat de gemeente niet eerder dan op 29 oktober 2015 (nieuw vaststellingsbesluit bestemmingsplan Il) toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de op haar rustende inspanningsverbintenis uit hoofde van de anterieure overeenkomst, althans niet eerder dan op 30 oktober 2014 (vaststellingsbesluit bestemmingsplan Il), althans niet eerder dan op 27 september 2012 (vaststellingsbesluit bestemmingsplan
1).
II. Het Koningsbed de opdracht te geven haar schade voor zover mogelijk te concretiseren en te onderbouwen, met de mogelijkheid voor de gemeente daarop te reageren, doch alleen voorzover de rechtbank zou oordelen dat op enig moment sprake is van een toerekenbare tekortkoming van de gemeente als bedoeld onder I.
III. Het Koningsbed te veroordelen tot betaling van de proceskosten en de nakosten, vermeerderd met wettelijke rente.
3.4.
De gemeente doet een beroep op de aansprakelijkheidsbeperking in artikel 12.3 van de overeenkomst en betwist dat zij bij de uitvoering van de anterieure overeenkomst nalatig
is geweest dan wel niet voortvarend of onzorgvuldig heeft gehandeld. Mocht hiervan al sprake zijn, dan betwist de gemeente dat Het Koningsbed hierdoor schade heeft geleden.

4.De beoordeling

4.1.
Ter beoordeling staat de vraag of de gemeente aansprakelijk is jegens Het Koningsbed vanwege toerekenbaar tekortschieten in de nakoming van haar verplichtingen uit de anterieure overeenkomst.
4.2.
In artikel 8 van de anterieure overeenkomst heeft de Gemeente de verplichting op zich genomen het bouwplan van Het Koningsbed met een planologische bestemmingswijziging mogelijk te maken. In artikel 12.1 en artikel 12.2 heeft de gemeente voorts een inspanningsverplichting op zich genomen om - kort samengevat - de relevante bestuursrechtelijke procedures zo voorspoedig mogelijk te laten verlopen en - voor zover zij in dit kader zelf besluiten dient te nemen - de betreffende aanvragen met voortvarendheid te behandelen.
4.3.
In artikel 12.3 is bepaald dat de gemeente nimmer, op welke wijze dan ook,jegens Het Koningsbed aansprakelijk is, indien vergunningen, ontheffingen, vrijstellingen of goedkeuringen niet worden verleend, dan wel in het kader van bezwaar- en (hoger)beroepsprocedures of verzoeken om voorlopige voorziening ter zake van of vernietiging van vergunningen, ontheffingen, vrijstellingen of goedkeuringen. Deze uitsluiting van aansprakelijkheid geldt niet in het geval de gemeente aantoonbaar nalatig is geweest.
4.4.
De gemeente doet een beroep op deze exoneratie, stellende dat van aantoonbare nalatigheid aan haar kant geen sprake is. Het Koningsbed stelt zich op het standpunt dat de aansprakelijkheidsbeperking van artikel 12.3 niet ziet op (vaststellingsbesluiten van) bestemmingsplannen, omdat deze in dit artikelonderdeel niet expliciet worden genoemd. Gelet hierop geldt volgens Het Koningsbed voor de beoordeling of de gemeente jegens haar aansprakelijk is, niet de contractuele toetsingsmaatstaf of de gemeente aantoonbaar nalatig is geweest, maar de toetsingsmaatstaf die het Gerechtshof Den Haag in zijn arrest van 27 januari 2015 (ECLI:NL:GHDHA:2015:759) in een vergelijkbare casus heeft aangelegd, namelijk of de gemeente eenvoudig te vermijden fouten heeft gemaakt. Volgens haar heeft de gemeente een opeenstapeling van dergelijke fouten gemaakt.
4.5.
De rechtbank volgt Het Koningsbed niet in haar betoog dat de contractuele aansprakelijkheidsbeperking van artikel 12.3 niet ziet op (de vaststelling van) bestemmingplannen. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat artikel 12 blijkens de koptekst betrekking heeft op bestuursrechtelijke procedures in het algemeen, waaronder ook de vaststelling van bestemmingsplannen kunnen worden geschaard. In artikellid 12.1 wordt het vaststellen van het bestemmingsplan dan ook expliciet genoemd.
Daarbij komt dat aanpassing van het bestemmingsplan door de gemeenteraad nu juist nodig was om de door Het Koningsbed gewenste omgevingsvergunning mogelijk te maken en daarmee dus de meest in het oog springende, voor realisering van het bouwplan, relevante bestuursrechtelijke procedure was. Dat was ook de reden waarom partijen de anterieure overeenkomst hebben gesloten. Artikel 12 ziet dus in zijn geheel mede op het vaststellen van bestemmingsplannen, ook artikellid 12.3. Dat dit daar niet meer expliciet wordt genoemd, maar dat daar algemener wordt gerept over "vergunningen, ontheffingen,
vrijstellingen of goedkeuringen" en "de gevolgen van beslissingen van rechterlijke instanties, en de Afdeling Bestuursrecht van de Raad van State" ondersteunt op geen enkele wijze de conclusie dat dus bestemmingsplannen daarvan zijn uitgesloten. Het Koningsbed heeft geen enkel aanknopingspunt aangereikt, waaruit zou kunnen volgen dat dit niettemin de bedoeling van partijen is geweest. Zij heeft dit zelfs niet gesteld. Gelet op het bepaalde in artikel 13 van de anterieure overeenkomst is die conclusie, zonder nadere stellingen van Het Koningsbed die ontbreken, te minder waarschijnlijk. Gelet hierop moet worden aangenomen dat de aansprakelijkheidsbeperking ook (vaststellingsbesluiten van) bestemmingsplannen bestrijkt en dat de gemeente dus alleen jegens Het Koningsbed aansprakelijk is als sprake is van aantoonbare nalatigheid. Dat betekent dat de door Het Koningsbed in haar onderbouwing gehanteerde toetsingsmaatstaf 'eenvoudig te vermijden fouten', ontleend aan voornoemd arrest van het Gerechtshof Den Haag hier niet van toepassing is. In de casus die in dat arrest aan de orde was, waren partijen - anders dan hier - kennelijk geen aansprakelijkheidsdrempel overeengekomen.
4.6.
Vervolgens dient te vraag te worden beantwoord wat onder 'aantoonbare nalatigheid' moet worden verstaan. Die vraag kan niet alleen worden beantwoord op grond van een zuiver taalkundige uitleg ervan. Het komt tevens aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen en aan de context van de overeenkomst mochten toekennen en op wat zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Partijen hebben ter zitting verklaard dat zij in de onderhandelingen over de anterieure overeenkomst hierover niet hebben gesproken. Zij geven daaraan ieder een eigen uitleg.
4.7.
Volgens Het Koningsbed is sprake van aantoonbare nalatigheid als de gemeente niet doet waartoe zij op grond van de overeenkomst en de wet is gehouden. De gemeente stelt dat het bij 'aantoonbare nalatigheid' moet gaan om een "niet doen". Daarvan kan bijvoorbeeld sprake zijn als de behandeling van de zaak door de gemeente was gestaakt als gevolg van het feit dat het dossier een aantal maanden bewust op de plank was blijven liggen, of als de gemeente bij de vaststelling van het bestemmingsplan bewust fouten had gemaakt om de vaststelling te frustreren. Zij acht dus verwijtbaarheid een noodzakelijk element. Onder nalatigheid zou ook de situatie kunnen vallen dat het college en de gemeenteraad voor een beleidswijziging kiezen die in strijd is met de intentieovereenkomst en er daarom bewust voor kiezen die niet meer na te komen.
4.8.
De uitleg van Het Koningsbed kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden aanvaard. In artikel 12.3 geldt immers als uitgangspunt dat de gemeente niet jegens Het Koningsbed aansprakelijk zal zijn (en andersom trouwens ook niet). Dit betekent dat juist niet iedere tekortkoming of iedere fout leidt tot aansprakelijkheid. Artikel 12.3. is een exoneratiebepaling, die beoogt de aansprakelijkheid te begrenzen, en daarmee rijmt het standpunt van Het Koningsbed niet. Het standpunt van de gemeente (gebaseerd op voorbeelden, maar niet op een inhoudelijke betekenis van de bepaling) geeft ook weinig houvast voor de uitleg ervan. De rechtbank leidt echter uit de aard van de overeenkomst, de aard van de verplichtingen die partijen op zich hebben genomen (namelijk voor zover hier relevant een inspanningsverplichting) en het gegeven dat in artikel 8.2 expliciet wordt vermeld dat de verplichting die de gemeente op zich neemt, haar specifieke taken en (publiekrechtelijke) bevoegdheden onverlet laat, af dat een hoge aansprakelijkheidsdrempel is beoogd. Dit lijkt ook te volgen uit de exoneratie die in artikel 13 van de overeenkomst is neergelegd. Daarbij is van belang dat het resultaat van een
bestemmingsplanprocedure nu eenmaal afhankelijk is van de democratische besluitvorming in de gemeenteraad, die ten tijde van het sluiten van de overeenkomst nog moest volgen, terwijl bovendien aan derden de mogelijkheid moet worden geboden om 'zienswijzen' in te dienen en in voorkomend geval rechtsmiddelen aan te wenden tegen de vaststelling van het bestemmingsplan, met alle mogelijke gevolgen en complicaties voor de uitvoering van het bouwplan van dien.
Gelet hierop gaat de rechtbank ervan uit dat uit artikel 12.3 volgt dat dat de gemeente slechts aansprakelijk zal zijn, als sprake is van evident en vermijdbaar onzorgvuldig handelen of nalaten van haar kant.
bestemmingsplan I
4.9.
Voor bestemmingsplan I geldt dat het vaststellingsbesluit door de Afdeling is vernietigd omdat de gemeenteraad een uitleg heeft gegeven aan de Provinciale Verordening die door de Afdeling niet is gevolgd. De gemeenteraad meende dat artikel 6.2.3. van de Provinciale Verordening, waarin voorwaarden zijn opgenomen voor een bestemmingsplan voor een gebied dat is aangeduid als 'Uitbreiding bestaande bedrijfsrecreatie', niet van toepassing was en dat in de plantoelichting niet hoefde te worden onderbouwd waarom aan bedoelde voorwaarden was voldaan, omdat het perceel van Het Koningsbed in bestemmingsplan I was bestemd voor gemengde doeleinden en niet specifiek voor bedrijfsrecreatie.
4.10.
De Afdeling heeft dit standpunt van de gemeenteraad echter niet gevolgd. Zij heeft in haar uitspraak van 31 juli 2013 overwogen dat het plan voorziet in een uitbreiding van een bestaand verblijfsrecreatieterrein en dat het plan daarom tevens moet voldoen aan de eisen die zijn neergelegd in artikel 6.2.3 van de Provinciale Verordening. Dat het plandeel voor het perceel Prinsenlaan 80 te Groenekan de bestemming 'Gemengd' heeft en het plan ter plaatse tevens niet-verblijfsrecreatieve activiteiten mogelijk maakt, maakt dit niet anders. Op grond van artikel 6.2.3. van de Provinciale Verordening moet in de plantoelichting worden onderbouwd dat het desbetreffende bedrijf onvoldoende ruimte heeft om het kwaliteitsniveau te optimaliseren en dat de uitbreiding niet leidt tot een onevenredige aantasting van aanwezige waarden of de agrarische structuur. Omdat een dergelijke onderbouwing niet in de plantoelichting is opgenomen, is het plan in strijd met artikel 6.2.3 van de Provinciale Verordening, aldus de Afdeling.
4.11.
Het feit dat de gemeente een andere uitleg aan artikel 6.2.3. van de Provinciale Verordening heeft gegeven dan blijkens het oordeel van de Afdeling had gemoeten, leidt echter niet noodzakelijkerwijs tot de conclusie dat de gemeente evident onzorgvuldig heeft gehandeld. De stelling van Het Koningsbed dat sprake is van aantoonbare nalatigheid omdat de gemeente wordt geacht de wet te kennen en een juiste uitleg dient te geven aan de Verordenin g, kan niet worden gevolgd. Weliswaar moet worden vastgesteld dat de gemeente hier een juridische fout heeft begaan, door een onjuiste toepassing te geven aan de bepaling in kwestie uit de Provinciale Verordening, maar gesteld noch gebleken is dat de gemeente een uitleg aan die bepaling heeft gegeven waarvan zij op voorhand redelijkerwijs had moeten begrijpen dat die onjuist was of dat de Afdeling deze niet zou volgen. Van evidente en vermijdbare onzorgvuldigheid is naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen sprake. Het Koningsbed heeft verder ook niet nader toegelicht waarom de gemeente hiermee aantoonbaar nalatig zou zijn geweest. Gelet hierop moet worden geoordeeld dat bij het vaststellen van bestemmingsplan I geen sprake is geweest van aantoonbare nalatigheid van de gemeente.
bestemmingsplan II
4.12.
In de anterieure overeenkomst is onder meer bepaald dat het bouwplan binnen de ruimtelijke randvoorwaarden dient te passen en dat Het Koningsbed op straffe van verbeurte van een boete verplicht is natuurcompensatiemaatregelen te treffen zoals weergegeven in de bijlagen 4 en 5. De buren van Het Koningsbed hebben zich in hun zienswijzen tegen de vaststelling van bestemmingsplan II op het standpunt gesteld dat in het bestemmingsplan ten onrechte niet verzekerd was dat het natuurontwikkelingsplan en de ruimtelijke randvoorwaarden daadwerkelijk zouden worden uitgevoerd, dat de planregels en de anterieure overeenkomst daartoe niet zouden verplichten en dat ook een eventuele rechtsopvolger van Het Koningsbed daaraan niet gebonden zou zijn. Partijen hebben geprobeerd om aan deze zienswijze tegemoet te komen door op 21 mei 2015 een addendum bij de anterieure overeenkomst te voegen.
4.13.
In dit addendum wordt vermeld dat Het Koningsbed op grond van de anterieure overeenkomst verplicht is om natuurcompensatiemaatregelen te treffen. Deze maatregelen zijn neergelegd in een schetsplan d.d. 26 maart 2012, dat als bijlage bij de overeenkomst is opgenomen. Dit schetsplan is inmiddels uitgewerkt in een Natuurontwikkelingsplan 2014 d.d. 14 maart 2014, waarin onder andere rekening is gehouden met reacties van belanghebbenden. Dit Natuurontwikkelingsplan is opgenomen in bestemmingsplan Prinsenlaan 80 Groenekan 2014 (II). Partijen zijn - kort samengevat - overeengekomen dat het Natuurontwikkelingsplan als bijlage 4 van de overeenkomst zal gelden in plaats van het schetsplan d.d. 26 maart 2012 en dat Het Koningsbed een boete zal verbeuren als zij haar natuurcompensatieverplichting niet nakomt.
4.14.
De gemeente verwachtte dat met dit addendum voldoende verzekerd zou zijn dat het plangebied zou worden ingericht in overeenstemming met de ruimtelijke randvoorwaarden en het Natuurontwikkelingsplan. De Afdeling heeft echter anders geoordeeld , namelijk dat de anterieure overeenkomst planologisch onvoldoende zekerheid biedt en dat de gemeente hiervoor een voorwaardelijke verplichting in de planregels had moeten opnemen. Naar het oordeel van de rechtbank betekent het feit dat de gemeente ten onrechte meende met het addendum tegemoet te zijn gekomen aan de eisen van het Natuurontwikkelingsplan en aan de ruimtelijke randvoorwaarden niet dat de gemeente evident onzorgvuldig heeft gehandeld en dat de gemeente redelijkerwijs had moeten begrijpen dat het addendum niet toereikend was. Zij heeft zich kennelijk onvoldoende gerealiseerd dat met de (civielrechtelijke) contractuele afspraken met Het Koningsbed de publiekrechtelijke (planologische) inbedding niet toereikend was geregeld. Ook hier geldt dat uit de stellingen van Het Koningsbed niet kan worden afgeleid dat de gemeente hier evident en vermijdbaar onzorgvuldig te werk is gegaan. Zij heeft nu juist in overleg met Het Koningsbed tijdig willen anticiperen op de zienswijzen van de buren op dit punt. Dat een vernietiging van het bestemmingsplan II daarmee niet is voorkomen komt weliswaar publiekrechtelijk voor rekening van de gemeente, maar daarmee is - zonder nadere stellingen, die ontbreken - aantoonbare nalatigheid niet tevens gegeven.
het herstelbesluit
4.15.
Voor het herstelbesluit van 29 oktober 2015 geldt dat de Afdeling in haar tussenuitspraak van 5 augustus 2015 een heldere aanwijzing heeft gegeven over de inhoud van het te nemen herstelbesluit. De Afdeling heeft in het kader van de bestuurlijke lus in rechtsoverweging 11 van de tussenuitspraak bepaald dat de gemeenteraad het vaststellingsbesluit moest herstellen met inachtneming van hetgeen in rechtsoverweging 10.3
was overwogen. Uit rechtsoverweging 10.3 blijkt duidelijk dat de gemeenteraad een voorwaardelijke verplichting in de planregels diende op te nemen dat het plangebied moest worden ingericht in overeenstemming met het Natuurontwikkelingsplan en de ruimtelijke randvoorwaarden. De gemeenteraad heeft vervolgens in het herstelbesluit alleen een voorwaardelijke verplichting in de planregels opgenomen ten aanzien van het Natuurontwikkelingsplan en niet ten aanzien van de ruimtelijke randvoorwaarden. De Afdeling heeft gelet hierop in haar einduitspraak over het vaststellingsbesluit van bestemmingsplan II geoordeeld dat de gemeenteraad het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek niet heeft hersteld en heeft het herstelbesluit en het vaststellingsbesluit wegens strijd met artikel 3.1 van de Wro vernietigd.
4.16.
De gemeente heeft voor het ontoereikende herstelbesluit geen goede verklaring kunnen geven en heeft erkend dat sprake is geweest van een "stomme fout". De gemeente betwist echter dat zij hiermee aantoonbaar nalatig is geweest. De rechtbank volgt de gemeente hierin niet. Niet alleen was de opdracht van de Afdeling zonneklaar en niet voor meerdere uitleg vatbaar, waardoor de gemaakte fout zonder meer vermijdbaar was en het onjuist uitvoeren ervan evident onzorgvuldig was. De gang van zaken klemt te meer vanwege het feit dat bestemmingsplan I al door de Afdeling was vernietigd en het de gemeenteraad duidelijk was dat ook bestemmingsplan II vernietigd zou worden als het herstelbesluit niet zou voldoen. Tegen deze achtergrond was met het oog op de belangen van Het Koningsbed bij het nemen van het herstelbesluit extra zorgvuldigheid vereist. De gemaakte fout, bestaande uit het niet opvolgen van heldere aanwijzingen van de Afdeling, getuigt van evidente en vermijdbare onzorgvuldigheid en moet daarom als aantoonbare nalatigheid in de zin van artikel 12.3 van de anterieure overeenkomst worden aangemerkt. Voor de gevolgen hiervan is de gemeente dus aansprakelijk.
Voortvarendheid
4.17.
Het Koningsbed heeft zich op het standpunt gesteld dat de gemeente na de vernietiging van bestemmingsplan I onvoldoende voortvarend is geweest bij het vaststellen van bestemmingsplan II en bij het verlenen van de omgevingsvergunning. Zij heeft er ter zitting op gewezen dat de planning bij de anterieure overeenkomst voor het vaststellen van het bestemmingsplan 26-31 weken bedroeg en dat de gemeente zich bij het vaststellen van bestemmingsplan II niet aan deze planning heeft gehouden. De gemeente heeft zich op het standpunt gesteld dat de planning bij de anterieure overeenkomst geen fatale termijnen bevat. Dat van fatale termijnen sprake zou zijn, blijkt inderdaad niet uit de overeenkomst, is met de aard van die overeenkomst en de voorziene onzekerheden over bestuursrechtelijke procedures en publiekrechtelijke belemmeringen ook niet zonder meer te rijmen en is door Het Koningsbed ook niet nader onderbouwd.
4.18.
De gemeente heeft toegelicht dat de reden van de vertraging is gelegen in het feit dat zij na het vernietigen van bestemmingsplan I in overleg met Het Koningsbed heeft gekozen voor het vaststellen van een nieuw bestemmingsplan en het in behandeling nemen van de aanvraag om een omgevingsvergunning (een tweesporenbeleid). In beide gevallen was een uitgebreide voorbereidingsprocedure volgens afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht verplicht die aan bepaalde termijnen is gebonden en waarbij er onder meer vooroverleg diende plaats te vinden met het waterschap en de provincie. Op 1 december 2013 heeft zij Het Koningsbed bovendien verzocht de aanvraag om een omgevingsvergunning aan te vullen wegens onvolledigheid, aan welk verzoek Het Koningsbed op 30 januari 2014, 3 februari 2014 en 5 maart 2014 gehoor heeft gegeven. Zij
heeft bovendien getracht de twee procedures op elkaar af te stemmen door het bestemmingsplan en de vereiste verklaring van geen bedenkingen over de vergunningaanvraag gelijktijdig aan de gemeenteraad voor te leggen.
4.19.
Het Koningsbed heeft hier vervolgens onvoldoende tegen ingebracht. Zij heeft haar stelling dat de gemeente niet voldoende voortvarend tewerk is gegaan, alleen onderbouwd door te verwijzen naar het tijdsverloop en heeft niet concreet onderbouwd op welke momenten van de gemeente meer voortvarendheid had mogen worden verwacht en waarom. Gelet op het bepaalde in artikel 12.3 van de anterieure overeenkomst kan een gebrek aan voortvarendheid ook alleen tot aansprakelijkheid leiden als daarbij sprake is van aantoonbare nalatigheid. Dat dit het geval is geweest, is niet door Het Koningsbed gesteld, laat staan onderbouwd. Gelet hierop is er onvoldoende grond om te oordelen dat de gemeente jegens Het Koningsbed aansprakelijk is omdat zij onvoldoende voortvarend zou hebben gehandeld.
verklaring voor recht
4.20.
Gezien het voorgaande zal de gevorderde verklaring van recht worden toegewezen, in die zin dat voor recht zal worden verklaard dat de gemeente jegens Het Koningsbed toerekenbaar is tekortgeschoten in haar verplichtingen uit hoofde van de door partijen gesloten anterieure overeenkomst door bij het nemen van het herstelbesluit van 29 oktober 2015 aantoonbaar nalatig te handelen, als gevolg waarvan dit herstelbesluit en het bestemmingsplan 'Prinsenlaan 80 Groenekan 2014' door de Afdeling zijn vernietigd.
schade
4.21.
Het Koningsbed stelt dat zij door deze tekortkoming van de gemeente schade heeft geleden, die onder meer bestaat uit omzetderving, legeskosten, onderzoekskosten en advocaatkosten. Daarnaast zijn de bouwkosten inmiddels fors gestegen en is het voor de eigenaren van Het Koningsbed lastiger geworden om de financiering rond te krijgen.
4.22.
De gemeente betwist dat Het Koningsbed als gevolg van het foutief genomen herstelbesluit schade heeft geleden. Zij wijst erop dat vaststelling van een bestemmingsplan op zichzelf niet tot een bouwtitel leidt en dat daarvoor een omgevingsvergunning is vereist. Het Konings bed heeft op 17 februari 2015 een omgevingsvergunning gekregen, die op 1 april 2015 in werking is getreden. Het Koningsbed had vanaf die datum kunnen starten met de vergunde activiteiten, want het daartegen ingestelde beroep had geen schorsende werking. Dat Het Koningsbed dit heeft nagelaten en daardoor naar eigen zeggen omzet misloopt en extra kosten maakt, houdt volgens de gemeente geen verband met de tekortkoming.
4.23.
Naar het oordeel van de rechtbank staat voldoende vast dat het herstelbesluit en bestemmingsplan II niet waren vernietigd als de gemeente een correcte uitvoering had gegeven aan de opdracht het gebrek te herstellen. Het bestemmingsplan zou dan op de dag na het aflopen van de beroepstermijn (6 weken vanaf de dag van terinzagelegging) in werking zijn getreden. In dat geval had de gemeente aan Het Koningsbed een omgevingsvergunning kunnen verlenen die in overeenstemming was met bestemmingsplan
besluit op een aanvraag om een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen die in overeenstemming is met het bestemmingsplan is immers in beginsel een gebonden beschikking, in die zin dat de vergunning moet worden verleend indien geen van de overige in artikel 2.10 van de Wabo genoemde weigeringsgronden aan de orde zijn. De gemeente kan Het Koningsbed niet tegenwerpen dat zij niet op eigen risico op basis van een niet onherroepelijke omgevingsvergunning zonder planologische dekking is begonnen te bouwen en dat in een periode waarin het verkrijgen van die planologische dekking zogezegd niet op rolletjes liep. De gemeente heeft in de anterieure overeenkomst immers juist de inspanningsverplichting op zich genomen om voor een planologische dekking voor de gewenste bouwactiviteiten te zorgen. Beide partijen waren er kennelijk van doordrongen dat een planologische dekking in dit geval wenselijk was. Het Koningsbed heeft bovendien gesteld dat zij op basis van een niet onherroepelijke vergunning en zonder dekkend bestemmingsplan geen financiering voor het bouwplan kan krijgen, hetgeen door de gemeente niet is weersproken.
4.24.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank het voldoende aannemelijk dat de fout die de gemeenteraad bij het nemen van het herstelbesluit heeft gemaakt, bij Het Koningsbed tot schade heeft geleid. Zij zal de gemeente daarom - zoals door Het Koningsbed gevorderd - veroordelen om de schade die voor Het Koningsbed rechtstreeks uit dit tekortschieten is voortgevloeid te vergoeden en zal de zaak daarvoor naar de schadestaatprocedure verwijzen. Nu in deze procedure nog geen inhoudelijk debat over de omvang van de door Het Koningsbed geleden schade heeft plaatsgevonden, ziet de rechtbank geen aanleiding om, zoals door de gemeente is verzocht, de door Het Koningsbed geleden schade in deze procedure te begroten.
4.25.
De gemeente zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De proceskosten aan de zijde van Het Koningsbed worden als volgt begroot:
- betekening oproeping
€ 103,10
- griffierecht
€ 618,00
- salaris advocaat

1.086,00(2 punten x tarief € 543,00 (per 1 mei 2018))
Totaal
€ 1.807,10
4.26.
De nakosten, waarvan Het Koningsbed betaling vordert, zullen op de in de beslissing weergegeven wijze worden toegewezen op basis van het liquidatietarief zoals dit per 1 mei 2018 geldt.
4.27.
De door Het Koningsbed gevorderde wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten zullen worden toegewezen met inachtneming van de in de beslissing weergegeven termijn.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verklaart voor recht dat de gemeente jegens Het Koningsbed toerekenbaar is tekortgeschoten in haar verplichtingen uit hoofde van de door partijen gesloten anterieure overeenkomst door bij het nemen van het herstelbesluit van 29 oktober 2015 aantoonbaar
nalatig te handelen, als gevolg waarvan dit herstelbesluit en het bestemmingsplan 'Prinsenlaan 80 Groenekan 2014' door de Afdeling zijn vernietigd;
5.2.
veroordeelt de gemeente om de schade die voor Het Koningsbed uit dit tekortschieten is voortgevloeid, aan Het Koningsbed te vergoeden, welke schade moet worden opgemaakt bij staat en vereffend volgens de wet;
5.3.
veroordeelt de gemeente in de proceskosten, aan de zijde van Het Koningsbed tot op heden begroot op€ 1.807,10, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 van het Burgerlijk Wetboek (BW) over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.4.
veroordeelt de gemeente in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op€ 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat de gemeente niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Willems en in het openbaar uitgesproken op 6 juli 2018.