ECLI:NL:RBMNE:2018:6899
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Opzettelijk brandstichten met gemeen gevaar voor goederen
In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 3 juli 2018 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1971, die zich schuldig heeft gemaakt aan opzettelijk brandstichten. De rechtbank heeft de zaak behandeld op basis van de tenlastelegging die betrekking had op een incident op 29 mei 2016, waarbij de verdachte brand heeft gesticht in een carport in de gemeente De Bilt. De rechtbank heeft vastgesteld dat er gevaar voor goederen en mogelijk levensgevaar voor omwonenden was. Tijdens de zittingen op 10 april en 3 juli 2018 heeft de officier van justitie, mr. N.T.M.R. Franken, de vordering gedaan om de verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van straf of maatregel. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. J. Bredius, heeft zich hierbij aangesloten.
De rechtbank heeft de bewijsmiddelen beoordeeld, waaronder de bekennende verklaring van de verdachte en verklaringen van getuigen. De rechtbank heeft geoordeeld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen is, maar heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een lichte tot matige verstandelijke beperking en een autismespectrumstoornis. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar is en heeft besloten om geen straf of maatregel op te leggen, maar de verdachte wel schuldig te verklaren. Dit besluit is genomen in het licht van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd, evenals de spijt die de verdachte heeft betuigd.
De rechtbank heeft in haar beslissing benadrukt dat brandstichting een delict is met een sterk gevaarzettend karakter, vooral in een woonomgeving. De uitspraak is gedaan met het oog op de bescherming van de samenleving en de gevoelens van onveiligheid die dergelijke daden met zich meebrengen. De rechtbank heeft de conclusies van deskundigen over de geestelijke toestand van de verdachte overgenomen en heeft geoordeeld dat de verdachte levenslange ondersteuning nodig heeft.