ECLI:NL:RBMNE:2018:6864

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 december 2018
Publicatiedatum
10 september 2019
Zaaknummer
16/652704-18 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van diefstal door middel van braak in Utrecht

Op 5 december 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een autokraak. De verdachte heeft samen met een medeverdachte op 29 augustus 2018 in Utrecht een laptoptas met daarin een laptop uit een projectauto gestolen door middel van braak. De rechtbank heeft het vonnis op tegenspraak gewezen na een terechtzitting op 21 november 2018, waarbij de officier van justitie, mr. T. Tanghe, de verdachte heeft aangeklaagd. De verdachte werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. M. Hoekzema.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. De officier van justitie achtte het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de medeverdachte in samenhang bezien met de camerabeelden van de inbraak en de aangifte van de benadeelden.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van diefstal door middel van braak. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 51 dagen, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank overwoog dat de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was gepleegd, in combinatie met de eerdere veroordelingen van de verdachte, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigden. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot oplegging van een ISD-maatregel afgewezen, omdat niet aan de wettelijke vereisten was voldaan.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/652704-18 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 5 december 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1993] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 november 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. T. Tanghe en van hetgeen verdachte en mr. M. Hoekzema, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

1.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair op 29 augustus 2018 te Utrecht samen met een ander, althans alleen, uit een auto een laptoptas en/of laptop heeft gestolen van [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] B.V. door middel van braak;
subsidiair medeplichtig is geweest aan voornoemde diefstal;
meer subsidiair op 29 augustus 2018 te Utrecht een laptoptas en/of een laptop heeft geheeld.

2.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

3.WAARDERING VAN HET BEWIJS

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend te bewijzen. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachte. De verklaring van verdachte, inhoudende dat hij zich distantieerde van zijn medeverdachte op het moment dat deze wilde gaan inbreken in een auto, wordt door de officier van justitie niet aannemelijk geacht.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het primair ten laste gelegde feit. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat verdachte slechts kan worden verweten dat hij in de projectauto heeft gekeken. Dit is volgens de raadsvrouw van onvoldoende gewicht om van medeplegen te kunnen spreken. De raadsvrouw heeft eveneens vrijspraak bepleit van het subsidiair ten laste gelegde feit vanwege het ontbreken van opzet op de diefstal en op het behulpzaam zijn daarbij, en van het meer subsidiair ten laste gelegde, gelet op de verklaring van verdachte dat hij tegen de medeverdachte zou hebben gezegd dat hij de spullen (de rechtbank begrijpt: de laptoptas met inhoud) weg moest doen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
[aangever] heeft namens [benadeelde 1] en [benadeelde 2] B.V. aangifte gedaan van diefstal. Het [benadeelde 1] is in het bezit van een projectauto die op 26 augustus 2018 geparkeerd werd in de parkeergarage aan het Herculesplein te Utrecht. [2] De projectauto werd rondom afgesloten. In de projectauto bevond zich een laptop. De laptop lag in een tas. Op 29 augustus 2018, omstreeks 19.30 uur, werd door een politieambtenaar vastgesteld dat er in de projectauto was ingebroken. De politieambtenaar zag dat de ruit van het linker achterportier vernield was en dat de laptop was weggenomen. [3]
Verbalisant [verbalisant] heeft de camerabeelden van de inbraak bekeken en heeft daarover het volgende gerelateerd. Op 29 augustus 2018 komt een Volvo de parkeergarage ingereden en deze wordt naast de projectauto geparkeerd. Om 18.45 uur lopen [medeverdachte] en verdachte 2 (naar later bleek te zijn genaamd: [verdachte] ) door de parkeergarage. Beide verdachten lopen vervolgens naar meerdere geparkeerde voertuigen om in deze voertuigen te kijken. Vervolgens lopen beide verdachten naar de projectauto. Om 18.47 uur kijken beide verdachten in de projectauto. Om 18.48 uur loopt [verdachte] langs de projectauto en gaat vervolgens ergens in de buurt van de projectauto staan. Te zien is dat [medeverdachte] aan de linker achterzijde van het voertuig gaat staan en het scheerraampje verbreekt. Vervolgens gebruikt hij zijn elleboog om het scheerraampje in te drukken. Vervolgens opent hij middels een handreiking door het verbroken scheerraampje het linker achterportier, gaat hij de auto binnen en ontgrendelt het bestuurdersportier middels een handreiking. [4] Vervolgens loopt [medeverdachte] naar het bestuurdersportier. Hij opent het bestuurdersportier en kruipt naar de stoel van de bijrijder om daar de laptoptas met laptop weg te nemen. [medeverdachte] sluit het bestuurdersportier en neemt de laptopas met laptop mee. Vervolgens is te zien dat [verdachte] voor de projectauto langsloopt in dezelfde richting als [medeverdachte] . [5]
Verdachte heeft verklaard dat hij op 29 augustus 2018 met medeverdachte [medeverdachte] in de parkeergarage was. Verdachte heeft ook verklaard dat hij bij de medeverdachte in de auto is gestapt en samen met hem is weggereden. [6]
Bewijsoverweging
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van diefstal door middel van braak. De rechtbank is van oordeel dat het verweer dat door en namens de verdachte is gevoerd, inhoudende dat verdachte de diefstal niet wilde plegen en zich daarvan heeft gedistantieerd door op het moment van de diefstal te gaan afrekenen bij de betaalautomaat, wordt weerlegd door de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen. Uit die bewijsmiddelen blijkt immers dat de gedragingen van verdachte en de medeverdachte naar de uiterlijke verschijningsvorm getuigen van een nauwe en bewuste samenwerking. De rechtbank acht daartoe redengevend dat verdachte samen met de medeverdachte naar de parkeergarage is gegaan, dat zij daar samen enige tijd hebben verbleven, dat zij samen door de garage hebben gelopen waarbij in meerdere daar geparkeerde voertuigen is gekeken (waaronder de projectauto) en dat zij, nadat de laptop en laptoptas feitelijk door de medeverdachte uit de projectauto waren weggenomen, gezamenlijk en onverwijld in de auto zijn gestapt en de parkeergarage hebben verlaten.

4.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 29 augustus 2018 te Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een auto een laptoptas en een laptop heeft weggenomen, toebehorende aan [benadeelde 1] , terwijl zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder het primair ten laste gelegde feit meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

5.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

6.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.OPLEGGING VAN STRAF

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren voorwaardelijk wordt opgelegd. De officier van justitie heeft daarbij aangevoerd dat aan alle wettelijke vereisten voor oplegging van de ISD-maatregel is voldaan. Volgens de officier van justitie is eveneens aan de criteria van de Richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige zeer actieve veelplegers (hierna: de Richtlijn) voldaan, behoudens het vereiste dat er tegen verdachte een proces-verbaal is opgemaakt ter zake van een misdrijf in de laatste twaalf maanden. De officier van justitie heeft betoogd dat in het geval van verdachte aanleiding en ruimte bestaat om van dit vereiste af te wijken. Uit de rapportage van de reclassering blijkt duidelijk waarom de maatregel noodzakelijk is. Bovendien heeft verdachte het peiljaar (grotendeels) in detentie doorgebracht en is onderhavig feit gepleegd kort nadat verdachte weer vrij kwam.
7.2
Het standpunt van de verdediging
Volgens de verdediging is het de vraag of voldaan is aan het wettelijk vereiste dat er ernstig rekening mee moeten worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan. Voorts voldoet verdachte niet aan één van de vereisten van de Richtlijn nu er geen sprake is van een opgemaakt en ingezonden proces-verbaal in het peiljaar. Onder verwijzing naar jurisprudentie van de Hoge Raad heeft de raadsvrouw betoogd dat er in dat geval geen ISD-maatregel kan worden opgelegd. Het door de officier van justitie beoogde oprekken van het peiljaar is niet toegestaan. De raadsvrouw heeft verzocht aan verdachte een straf op te leggen die gelijk is aan het voorarrest. In het geval dat aan verdachte bijzondere voorwaarden worden opgelegd, heeft de raadsvrouw met betrekking tot het locatieverbod verzocht rekening te houden met het feit dat verdachte zijn moeder in Utrecht wil bezoeken. Ook dient verdachte vrije toegang te hebben tot het kantoor van de raadsvrouw dat eveneens in Utrecht is gevestigd.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een zogeheten autokraak, waarbij door middel van braak een laptoptas met daarin een laptop is weggenomen. Dit is een ergerlijk feit. Met zijn handelen heeft verdachte niet alleen aangetoond geen respect te hebben voor eigendommen van anderen, maar heeft hij bovendien veel schade en hinder veroorzaakt.
Ten aanzien van de vordering tot oplegging van een voorwaardelijke ISD-maatregel overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank heeft acht geslagen op het rapport van Reclassering Nederland van
6 november 2018, opgemaakt door K. van Thol. De reclassering concludeert dat, hoewel is gebleken dat eerdere begeleiding en behandeling van verdachte in een ambulant kader niet tot structurele gedragsverandering hebben geleid, verdachte nu gemotiveerd is om mee te werken en zijn gedrag te veranderen. De vriendin van verdachte is bereid hem daarbij ondersteunen. De reclassering merkt het gegeven dat verdachte binnenkort vader wordt aan als een belangrijke beschermende factor. De reclassering wil verdachte een laatste kans geven en adviseert daarom aan verdachte een voorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen. Daarbij worden als bijzondere voorwaarden een ambulante behandeling bij De Waag (of soortgelijk instelling), een drugs- en alcoholverbod, een contactverbod met de medeverdachte en een locatieverbod voor de regio Utrecht geadviseerd. Daarnaast wordt een locatiegebod met betrekking tot het verblijfadres van verdachte geadviseerd.
Anders dan de reclassering geadviseerd heeft en in afwijking van de eis van de officier van justitie zal de rechtbank de ISD-maatregel niet opleggen. Ten aanzien van verdachte is niet voldaan aan de in de Richtlijn gestelde voorwaarden voor oplegging van de ISD maatregel. Volgens de Richtlijn is een (zeer actieve) veelpleger een persoon die een in de Richtlijn genoemd bepaald aantal processen-verbaal tegen zich opgemaakt zag worden, waarvan ten minste één misdrijf in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatste gepleegde misdrijffeit. Uitgaande van het uittreksel justitiële documentatie van 10 oktober 2018 kan niet worden vastgesteld dat tegen verdachte proces-verbaal is opgemaakt van een misdrijf in de laatste twaalf maanden voorafgaand aan de pleegdatum van het onderhavige feit. Dat verdachte een groot deel daarvan gedetineerd zat doet daar niet aan af.
Op grond van het vorenstaande moet worden geconcludeerd dat de vordering tot oplegging van de ISD-maatregel in strijd met voornoemde Richtlijn is gedaan. Beginselen van behoorlijke rechtspleging staan er dan aan in de weg dat de rechtbank niettemin een ISD-maatregel oplegt (volgens Hoge Raad 7 juli 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH9943).
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen. Het LOVS geeft als oriëntatiepunt voor straftoemeting ten aanzien van diefstal uit een auto een gevangenisstraf van 6 weken indien er sprake is van recidive. De rechtbank merkt de omstandigheid dat het feit in vereniging is gepleegd als strafvermeerderend aan en ook het feit dat uit voornoemd strafblad van verdachte volgt dat verdachte eerder is veroordeeld voor het plegen van een vermogensdelict.
De rechtbank is van oordeel dat op onderhavig feit niet anders kan worden gereageerd dan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank zal aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 51 dagen met aftrek van het voorarrest opleggen.
7.3.1
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De beslissing berust op artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals dit artikel luidde ten tijde van het bewezen verklaarde.

8.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het primair ten laste gelegde feit bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart hetgeen onder het primaire feit meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
51 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Voorlopige hechtenis
- heft op het -reeds geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Eversteijn, voorzitter, mrs. I.J.B. Corbeij en J.W.B. Snijders Blok, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.J. van der Waaij, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 december 2018.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 29 augustus 2018 te Utrecht, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening in/uit een auto een laptoptas en/of een laptop,
althans enig goed, heeft weggenomen, geheel of ten dele toebehorende aan
[benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte en/of zijn mededader, terwijl hij, verdachte, en/of zijn
mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben
verschaft en/of die weg te nemen laptoptas en/of laptop, althans dat goed,
onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of
verbreking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
I. [medeverdachte] , althans een ander, op of omstreeks 29 augustus 2018 te Utrecht,
in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
in/uit een auto een laptoptas en/of een laptop, althans enig goed, heeft
weggenomen, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2]
B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader, terwijl die [medeverdachte] , althans die ander, zich de toegang tot de
plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen laptoptas en/of
laptop, althans dat goed, onder zijn bereik heeft gebracht door middel van
braak en/of verbreking, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte
toen en aldaar opzettelijk gelegenheid en/of inlichtingen heeft verschaft
en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door met die [medeverdachte] , althans die
ander, mee te rijden naar de plaats van het misdrijf en/of door (evenals die
[medeverdachte] , althans die ander) in een of meerdere auto's, waaronder voornoemde
auto, te kijken en/of door samen met die [medeverdachte] , althans die ander, naar de
weg te nemen / weggenomen laptoptas te kijken en/of door (op dat moment) met
die [medeverdachte] , althans die ander, overleg te plegen, althans een of meer
woorden te wisselen, en/of door (vervolgens) op de uitkijk te gaan staan en/of
door (vervolgens) samen met die [medeverdachte] , terwijl hij/zij in het bezit
was/waren van die laptoptas en/of laptop, de plaats van het misdrijf te
verlaten;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Meer subsidiair
hij op of omstreeks 29 augustus 2018 te Utrecht, in elk geval in Neerland, een
laptoptas en/of een laptop, althans enig goed, heeft verworven en/of
voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de
verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door
misdrijf verkregen goed betrof.
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 25 september 2018, genummerd PL0900-2018251056, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, basisteam Utrecht-Centrum, doorgenummerd 1 tot en met 57. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van aangifte van [aangever] namens [benadeelde 1] en [benadeelde 2] B.V., pagina 4.
3.Een proces-verbaal van aangifte van [aangever] namens [benadeelde 1] en [benadeelde 2] B.V., pagina 5.
4.Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant] , pagina 12.
5.Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant] , pagina 13.
6.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 21 november 2018.