4.3.3Bewijsmiddelen ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde
Aangeefster [slachtoffer 1]heeft meerdere verklaringen afgelegd – voor zover van belang en zakelijk weergegeven – inhoudende:
O: opmerking verbalisant
V: vraag
A: antwoord
Ik wil aangifte doen tegen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . (…) Zij maken misbruik van mij. (…) Ik ben analfabeet. (…) Ik heb geen paspoort. Ik heb helemaal niets. (…) Ik ben gedwongen dingen te doen die niet mogen. Ik heb geen papieren, ik heb geen werk, ik heb geen geld. Het enige wat nog overblijft is dat.
V: wanneer ben jij uit Marokko weggegaan?
A: 2 maanden na oud en nieuw in 2016. Over 2 maanden ben ik een jaar uit Marokko weg.
(…) Ik ben met de vluchtelingenstroom vanuit Turkije meegegaan naar West Europa. (…) uiteindelijk ben ik in Duitsland terechtgekomen.
V: Wanneer heb jij in Duitsland asiel aangevraagd?
(22-02-2016)
A: Ik kwam in Hamburg aan. Het was een soort opvangcentrum. (…)
V: Wanneer ben je daar weggegaan?
(sinds 27-04-2016 gesignaleerd als zijnde vertrokken met onbekende bestemming)
(…) Ik wilde gaan werken in Europa. (…)
V: Hoe ben je naar Nederland gegaan?
(…) Ik was nog in Hamburg. [medeverdachte 1] kwam naar mij toe. Hij heeft mij meegenomen naar een huis van een vriend van [medeverdachte 1] , genaamd [A] . Dat was in [adres] . Ik heb daar verbleven in die woning samen met de vriendin van [medeverdachte 1] , genaamd [B] . (…)
Ze hebben advertenties gemaakt op een sekssite, op Kinky. [medeverdachte 1] deed dat eerst en later deed [medeverdachte 2] dat. Ik heb de advertenties zelf gezien. Daar staan ook de bedragen die door klanten moesten worden betaald.
V: Hoeveel klanten heb je gehad?
A: soms 5, soms 7 per dag. (…) Voor een half uur moest € 100,- betaald worden en voor een uur € 150,-. (…) Seks zonder condoom was € 400,-. (…)
[verdachte] is degene die het geld bracht naar [medeverdachte 2] . (…) [verdachte] kreeg ook een deel van het geld wat ik verdiend had met de seks met mannen tegen betaling. Ik kreeg het geld van de klanten. Ik gaf het geld aan [verdachte] en [verdachte] gaf dit weer aan [medeverdachte 2] .(…) [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zeiden tegen mij wat ik moest doen. (…) De bedragen werden bepaald door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . (…) Via de Whatsapp kreeg ik te horen wat ik moest doen door middel van een gesproken of een geschreven bericht. Als ik het bericht van [medeverdachte 2] kreeg ging dat via [slachtoffer 2] . Zij kon dan mijn Whatsapp lezen. (…)
V: Waarom heb jij haar (rechtbank begrijpt: [slachtoffer 2] ) naar Nederland naar [adres] laten komen?
A: Ik heb haar niet verteld wat er met mij is gebeurd. Ik vond het zielig dat zij op straat leefde.(…) Ik dacht dat zij gewoon zou gaan werken in Nederland. Ik wist niet dat zij ook zou worden uitgebuit zoals ik uitgebuit ben. (…) [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben haar gezegd dat zij moest gaan werken of anders weg moest gaan. Zij kon echter geen kant op en werd gedwongen om ook prostitutiewerk te gaan doen. (…) Als ik aan het werk was ging [slachtoffer 2] weg of ze ging naar de douche.
V: Wat zou er gebeuren als jij het niet zou doen?
A: [medeverdachte 1] heeft mij uit Duitsland opgehaald. Als ik het niet zou doen zouden ze mij op straat gooien. Ik ken hier verder niemand. Ik had geen andere keus.
V: Voelde jij je afhankelijk van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ?
A: Ja. Ik ben hier illegaal, ik ken de taal niet, ik heb geen paspoort, ik heb geen onderdak, ik heb geen eten en drinken. Ik moest dit wel doen.
Aangeefster [slachtoffer 2] heeft meerdere verklaringen afgelegd – voor zover van belang en zakelijk weergegeven – inhoudende:
In Marokko heb ik een zoon van 4 jaar. Mijn leefomstandigheden hebben ervoor gezorgd dat ik hier ben, ik wil hem een beter leven geven.
A: (…) [verdachte] . We woonden bij hem thuis. Hij weet van alles. (…)
V: Hoe lang ken je [verdachte] ?
A: Ik werkte in België. Tussen juli en augustus 2016.
V: Hoe heb je hem leren kennen?
A: Via [medeverdachte 2] . (…) Mijn vriendin [slachtoffer 1] , dat meisje dat samen met mij is meegenomen uit die woning van [verdachte] , kende [verdachte] al eerder. [slachtoffer 1] heeft mijn nummer aan [medeverdachte 2] gegeven. Hij heeft mij opgehaald in België en hij heeft mij naar die woning van [verdachte] gebracht. (…) de politie heeft mij uit de woning van [verdachte] gehaald.
V: Je hebt gezegd dat jij je vlees verkocht. Moet ik daaruit opmaken dat je in de prostitutie werkte?
A: Ja. (…) Ja, ik had geen werk. Ik werkte in België in alles. Maar ik kon geen andere uitweg vinden. De mensen in België bij wie ik werkte, wilden op vakantie naar Turkije tussen juli en augustus 2016. Ik belandde op straat. En [slachtoffer 1] heeft [medeverdachte 2] naar mij gestuurd om mij op te halen.
V: Je zei net, je had geen geld en je bent als prostituee gaan werken. Hoe lang heb je dat werk gedaan in Nederland?
A: Vanaf juli-augustus 2016 tot dat ik werd aangehouden op 6 december 2016. (…)Als ik een klant in de prostitutie had gehad, ging een klein gedeelte van dat geld naar [verdachte] , dat was een klein bedrag. De helft ging naar [medeverdachte 2] (…). Wat overbleef stuurde ik naar mijn kind.
(…) [medeverdachte 2] schreef de e-mails naar de klanten, hij stuurde de berichten naar de klanten, want wij konden geen Nederlands.
V: Wie is met het idee gekomen om hier in Nederland in de prostitutie te werken?
(…)
A: Hij (rechtbank begrijpt: [medeverdachte 2] ) zei, wil je werken, er is aanbod genoeg, het gaat om werk dat je vriendin [slachtoffer 1] doet, dat soort werk heb ik. Als je dat werk niet wil doen, ik heb geen werk waar je met je schouders moet werken. Ik wilde het zelf doen, omdat ik een verantwoordelijkheid heb naar mijn zoon. Als zij mij hadden gevaagd om een orgaan af te staan had ik het gedaan.
V: Wat hebben jullie afgesproken over de verdeling?
A: Dat was de voorwaarde van [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] zou de helft krijgen, [verdachte] zou een klein percentage krijgen, een tientje per klant. [medeverdachte 2] gaf cocaïne aan [verdachte] , zodat wij bij hem mochten verblijven. (…) Ik zag dat met mijn eigen ogen. (…) [verdachte] bracht het geld naar [medeverdachte 2] .
(…) Als [medeverdachte 2] berichten stuurde, hij zei dan, een klant is onderweg, hij is daar om x tijd.
V: Hoe wist jij hoeveel geld je moest vragen?
A: [medeverdachte 2] stuurde dat in een bericht via de telefoon. (…)
V: Waarom ben jij akkoord gegaan me die verdeling?
A: Ik had geen andere uitweg.
V: Wat wist [medeverdachte 2] van jouw situatie dat je geen andere uitweg had?
A: Hij wist dat ik een kind had. (…) Hij zei werk, verdeel het geld en stuur jouw gedeelte naar je kind, je moet zelf weten wat je doet met je geld.
(…)
V: Hoeveel klanten kreeg je op een dag?
A: Soms drie, soms vier.
V: Wat was het grootste aantal klanten op een dag?
A: Maximaal vijf, zes.
V: Hoe vaak in een week had je vijf of zes klanten?
A: Vier keer per week.(…) Als ik ongesteld was werkte ik niet. Ik was vier, vijf dagen ongesteld. (…)
A: Als ik een klant had, ging [slachtoffer 1] in de badkamer zitten, daar was ook een toilet. Als [slachtoffer 1] een klant had, ging ik daar zitten. (…) [medeverdachte 2] ging naar een site en daar postte hij onze foto’s, daar waren ook andere dames op. En die klanten communiceerden met [medeverdachte 2] via de e-mail.
(…)
V: Hoe was de verdeling van het geld dat [slachtoffer 1] verdiende?
A: Hetzelfde als bij mij. (…) [medeverdachte 2] stuurde haar berichtjes en ik las die berichtjes voor haar.
(…) Toen [slachtoffer 1] ruzie had met [medeverdachte 2] , dat was twee of drie maanden geleden, hebben wij onze spullen gepakt en hebben wij in Amsterdam een kamer gehuurd bij een man. [slachtoffer 1] had voorgesteld te verhuizen, ze zei, we accepteren niet dat gedoe met de helft van het bedrag.
V: begrijp ik goed dat het van jullie beiden 50% was wat jullie aan [medeverdachte 2] moesten geven?
A: Ja.
V: Wat vond jij van dat percentage?
A: Ik kon er niets aan doen, dat was de afspraak. Ik vond het niet normaal. Ik heb erg geleden. (…)
V: wat bedoel je met lijden in de periode Baarn?
A: Dat ik met mannen seks heb gehad en dat ik sommige klanten moest smeken om te betalen en dat [medeverdachte 2] aan het eind van de dag kwam en 50% nam, dat doet erg pijn. (…) [E] maakt de e-mails voor de advertenties. [E] neemt de telefoon op van die klanten.
[medeverdachte 2] en [E] hadden elk 25%.
V: (…) Hoe lang waren jullie in Amsterdam?
A: 10 dagen. (…) Wij wisten niet waar wij in Amsterdam naar toe moesten, niemand kon ons helpen, daarom gingen wij terug naar [medeverdachte 2] .
(…)
V: [slachtoffer 1] heeft verklaard dat [medeverdachte 2] tegen jou heeft gezegd dat je ook moest gaan werken, anders moest je weg. Klopt dat?
A: Ja. (…) Hij zei dat ik welkom was om te werken, maar dat hij niets anders had.
(…)
A: Een uur was 150 euro, een half uur 100 euro.
V: Wie bepaalde dat?
A: [medeverdachte 2] . Toen ik kwam, zag ik dat die tarieven al op de advertentie van [slachtoffer 1] stonden.
V: hoe wist je wat voor foto’s je moest maken?
A: [medeverdachte 2] gaf ons voorbeeld foto’s waarop vrouwen poseerden.
(…)
A: [medeverdachte 2] zei regelmatig dat ik van foto moest veranderen.
A: [medeverdachte 2] selecteerde de foto’s welke wel en niet goed waren en [medeverdachte 2] zette de foto’s op de sekssite.
[medeverdachte 2] liet ons bij [verdachte] wonen. Ze zeiden tegen ons dat wanneer wij meer geld zouden verdienen dat zij ons dan naar een groter huis zouden brengen. [medeverdachte 2] bepaalde waar ik woonde. Ik kende verder niemand in Nederland. (…) [slachtoffer 1] was de enige persoon in Nederland die ik kende, ze was mijn vriendin en ik wilde samen met haar blijven. (…) Ik werkte met twee mensen samen, met [medeverdachte 2] en met [verdachte] . (…) Van het verdiende geld ging 50 procent naar [medeverdachte 2] . Van mijn deel betaalde ik ook nog een klein bedrag aan [verdachte] . (…) [medeverdachte 2] zei dan tegen mij: “je hebt een kind en verantwoordelijkheid.” Als iemand in die situatie dan vraagt om je lichaam te verkopen dan doe ik dat.
De verdachte [verdachte] heeft meerdere verklaringen afgelegd – voor zover van belang en zakelijk weergegeven – inhoudende:
O: Op 6 december 2016 is er een doorzoeking geweest in jouw woning gelegen aan de [adres] te [adres] . Aanleiding van deze doorzoeking was de melding van illegale prostitutie en de aanhouding van twee dames zonder geldig legitimatiebewijs.
V: Wie waren deze dames?
A: Dit waren [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] .
(…) [medeverdachte 2] zei dat hij twee meisjes had die kwamen logeren. (…) [medeverdachte 2] zei dat zijn vriendinnen een dak boven hun hoofd nodig hadden.
(…)
V: Hoelang hebben de vrouwen in de prostitutie gewerkt in jouw woning?
A: (…) Het zal van augustus/september 2016 tot 6 december 2016 zijn geweest.
V: Hoeveel klanten hadden de vrouwen?
A: (…) Soms was het de een na de ander.
(…)
Hoeveel dagen werkte de vrouwen per week?
A: Volgens mij elke dag wel.
V: Hoe kwamen de vrouwen aan klanten?
A: Dat deed [medeverdachte 2] via advertenties, via websites zoals Seksjobs. (…) De vrouwen spraken bijna geen Nederlands. (…) De vrouwen hadden de beschikking over één kamer (…).
Als [medeverdachte 2] even niet was geweest dan belde hij mij. Ik moest dan geld halen bij de vrouwen, ik moest dat geld dan later aan [medeverdachte 2] geven. (…) De vrouwen werkten voor [medeverdachte 2] . (…) Ik weet dat [medeverdachte 2] 50 procent van de opbrengst van de vrouwen kreeg. (…) Ik heb de vrouwen onderdak gegeven en soms inkomsten van de vrouwen opgehaald voor [medeverdachte 2] . Ook moest ik soms een nieuwe advertentie op seksjobs maken. De advertenties waren dan te vaak bekeken.
O: jij hebt eerder verklaard [medeverdachte 2] te hebbben ontmoet in een woning aan de [adres] , deze was vlakbij jouw woning.
A: Ja, dat was op dezelfde galerij. Dit schuin tegenover mijn voordeur. (…). Ik weet dat daar één van of beide vrouwen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , daar verbleven. Ik denk dat de vrouwen daar ook in de prostitutie werkten, want ik zag daar verschillende mannen aanbellen en naar binnen gaan.
De verdachte [medeverdachte 2] heeft meerdere verklaringen afgelegd – voor zover van belang en zakelijk weergegeven – inhoudende:
A: Mijn rol bij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Ik heb klanten geregeld. Ik kreeg een percentage. Ik heb dat samen met [E] en [verdachte] gedaan. (…) [verdachte] . (…) Ik, [verdachte] en [E] gingen op een site. We hebben met z’n allen een account aangemaakt op sexjobs. (…) Half uur 100, uurtje 150. Af en toe deed [slachtoffer 1] het zonder condoom, voor 300 of 400 euro.
(…)
V: vanaf welk moment ben je het gaan doen?
A: In de zomer, augustus, september. Het hield op na de inval in december. (…) 2016.(…) Wij gingen alles omhoog bellen, e-mailen. (…)
V: op welke sites hebben ze gestaan?
A: Sexjobs (…)
V: Wie had er geen papieren?
A: [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] allebei.(…)
[slachtoffer 1] heeft mij meerdere keren verzocht of er werk is voor haar. (…) Ik zei haar dat ik geen woonruimte had waar ze in kon werken. Ik kende [verdachte] ook van de buurt. Hij wist ook van de prostitutiewerkzaamheden op de [adres] .(…) Ik ben vervolgens alsnog naar [verdachte] geweest en [verdachte] stemde er mee in. Ik heb vervolgens [slachtoffer 2] opgehaald vanuit België, op verzoek van [slachtoffer 1] . Toen zijn ze vanuit het huis van [verdachte] gaan werken. Vanaf dat moment hebben [verdachte] , [E] en ik geholpen met klanten. (…)
V: Welke werkzaamheden heb jij voor de meiden gedaan?
A: Klanten via de website gemaild. Met klanten gemaild. Helpen met klanten brengen. Ik heb ook wel eens omhoog gebeld. (…) De advertenties werden gemaakt via sexjobs, dat deed [E] . (…) [verdachte] deed dat ook. (…)
V: Waarom deed [slachtoffer 1] dat niet zelf?
A: Ze beschikt niet over de Nederlandse taal. (…)
De klant komt bij het huis van [verdachte] . Dan ontvangt één van de vrouwen de klant, de ander gaat naar de wc.
Whatsapp-gesprekken aangetroffen in de telefoon iPhone 6 van de verdachte
[medeverdachte 2] – voor zover van belang en zakelijk weergegeven – inhoudende:
In de iPhone 6 van de verdachte [medeverdachte 2] zijn Whatsapp-gesprekken aangetroffen.
In de periode van 5 oktober 2016 tot en met 25 oktober 2016 hebben er meerdere Whatsapp-gesprekken plaatsgevonden tussen [medeverdachte 2] (de rechtbank begrijpt verdachte [medeverdachte 2] ) en [bijnaam] (** [telefoonnummer] ). Dit telefoonnummer staat in de contactlijst van de telefoon als [B] .
Op 11 oktober 2016heeft onderstaand gesprek plaatsgevonden:
[medeverdachte 2] : Die [naam] wil terug komen samen met die ander he. Ze willen weer voor me werken.
[bijnaam] : Hahahhaa och nu ineens nu ze zien dat Amsterdam niks is.
(…)
[bijnaam] : En dan moet je ze beroven.
[medeverdachte 2] : Ga ik ook zeggen.
[bijnaam] : Zodra ze komen.
[medeverdachte 2] : Ik trek me geld eruit.
[bijnaam] : Hun psychisch helemaal gek maken.
(…)
[medeverdachte 2] : Moet ik dat doen gek maken pagygich.
[bijnaam] : Gewoon doen alsof er niks aan de hand is en haar in huis nemen.
(…)
[medeverdachte 2] : ik ga ze morgen halen.
(…)
[medeverdachte 2] : Liefst zet ik haar naakt op straat maat politie berau.
[bijnaam] : Doe.
[medeverdachte 2] : Of een klant regelen die haar verkracht.
(…)
[bijnaam] : Hahahhaahahha dat kan ook 1 grote neger moet langs komen.
[medeverdachte 2] : Die heb kk vanaf dag een laten komen. Anaal en plus haar bed kapot zijn ze door gezakt.
(…)
[medeverdachte 2] : Op die ouwe bed van [verdachte] .
(…)
[medeverdachte 2] : Allemaal op een dag die mislukte taart per ongeluk natuurlijk allen die neger dan.
[medeverdachte 2] : Die liet me een foto zien van zen….ik zei a lekker kom maar.
(…)
[medeverdachte 2] : En nog zo’n bolle.
Op 13 oktober 2016heeft onderstaand gesprek plaatsgevonden:
[bijnaam] : ben je weer lekker aan het werk met hun.
[medeverdachte 2] : alleen met [slachtoffer 2] nog
[bijnaam] : Oki waar is die andere dan
[medeverdachte 2] : die is er ook wil nog niet werken.
[bijnaam] : gezellig hoor..
[medeverdachte 2] : Niu nouaahah, ze hebben spijt prachtig.
[bijnaam] : wat zeggen ze
[medeverdachte 2] : Nu heeft ze niks te zeggen denk dat ze wat is met haar kut.
(…)
[medeverdachte 2] : Op kk joh werken me geld terug betalen.
[bijnaam] : hahahaha heeft ze die zelf al uitgegeven dat wordt dubbel betalen.
[medeverdachte 2] : nr de moeder gestuurt. Wou ze werken voor 20 procent ik ben niet gek. Ik zeildoek ik niet fifty fifty of niks.
[bijnaam] : hahahahahahahaha wajo je word gwn afgeperst.
[medeverdachte 2] : nee jjog gek dat ze dacht dat ze wat kon doen ze heeft het mooi verkeerd. Nu heeft ze 3 weken achterstand geen geld. Ik laat haar heel lang wachten nu met werke anders alleen vluggertjes 50 euro.
[bijnaam] : jij bent gek
[medeverdachte 2] : Ja ik stuur alle soort haat haar joh.
(…)
4.3.4Overwegingen van de rechtbank ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde
Artikel 273f lid 1, sub 1 van het Wetboek van Strafrecht
Bij de beoordeling van de vraag of kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan (het medeplegen van) mensenhandel in de zin van artikel 273f, lid 1, sub 1 van het Wetboek van Strafrecht dient – gelet op hetgeen ten laste is gelegd – te worden vastgesteld of sprake was van (een)
handeling(en)(werven, vervoeren, overbrengen, huisvesten en/of opnemen), (een)
middel(en)(dwang, (bedreiging met) geweld of een andere feitelijkheid, afpersing, fraude, misleiding, misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of van een kwetsbare positie), en het
oogmerk van uitbuiting.
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te komen van een ander dwangmiddel dan de hieronder te bespreken dwangmiddelen.
Misbruik van een kwetsbare positie van en misbruik van een uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht ten aanzien van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
Met een kwetsbare positie wordt een situatie bedoeld waarin de betrokkene geen andere werkelijke of aanvaardbare keuze heeft dan het misbruik te ondergaan. Een dergelijke situatie kan zich voordoen ten aanzien van personen die uit het buitenland komen, voornamelijk wanneer zij hier illegaal of ongedocumenteerd verblijven. Het gaat om situaties die leiden tot het ontbreken van vrijwilligheid, waartoe ook behoort het ontbreken of de vermindering van de mogelijkheid een bewuste keuze te maken.
Bij het misbruik maken van een feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht is er sprake van een relationele ongelijkheid of van het brengen in een dergelijke situatie van ongelijkheid, waardoor de keuzevrijheid wordt beperkt. Hiervan is volgens de wetgever sprake als een prostituee verkeert in een situatie die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin een mondige prostituee in Nederland verkeert of komt te verkeren. Dit criterium omvat in ieder geval dat de prostituee zelf bepaalt waar, wanneer, met wie, onder welke omstandigheden en tegen welke opbrengst zij werkt.
De hiervoor genoemde dwangmiddelen overlappen elkaar grotendeels omdat het gaat om een beperking van keuzevrijheid . Uit jurisprudentie volgt dat aan beide dwangmiddelen een ruime betekenis wordt gegeven, waarmee wordt beoogd een ruime bescherming te bieden aan slachtoffers.
Dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zich in een kwetsbare situatie bevonden en niet kunnen worden aangemerkt als mondige prostituees blijkt uit de vorenstaande bewijsmiddelen. Zij waren beiden illegaal in Nederland, spraken de taal niet, hadden geen geld en zij waren voor hun huisvesting volledig afhankelijk van verdachte en zijn medeverdachten [verdachte] en [E] , zij hadden in Nederland geen sociale contacten en zij hadden geen legitimatiebewijs. Verdachte en zijn medeverdachten waren van deze omstandigheden op de hoogte en voor zover zij dat niet wisten hadden zij uit de wijze waarop [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] waren gehuisvest en de omstandigheden waaronder zij werkten moeten begrijpen dat dit het geval was.
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] konden door de hiervoor geschetste kwetsbare situatie niet zelf bepalen waar, wanneer en onder welke omstandigheden zij hun prostitutiewerkzaamheden verrichtten. Zij waren immers niet in staat zelfstandig werk te zoeken, zelfstandig onderdak te regelen en waren niet in staat zelfstandig contact te leggen met klanten en met hen afspraken te maken.
Vanwege deze omstandigheden waren [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] genoodzaakt zich ermee in te laten dat verdachte en zijn medeverdachten hen onderbrachten in een woning, de seksadvertenties voor hen maakten, de seksadvertenties omhoog belden, het klantencontact regelden, en afspraken met de klanten maakten over de prijs, waarna verdachte en zijn medeverdachten ten minste de helft van de opbrengst van de verdiende inkomsten van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] afnamen. Daarmee hebben verdachte en zijn medeverdachten misbruik gemaakt van de omstandigheden waarin [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] verkeerden.
De verdediging betwist ook niet dat verdachte en zijn medeverdachten deze feitelijke handelingen hebben verricht. De verdediging stelt echter dat sprake was van overleg tussen verdachten en aangeefsters over de werktijden, de prijzen, de klanten en het percentage van de opbrengst dat werd afgestaan, zodat – zo begrijpt de rechtbank - aangeefsters geheel vrijwillig als prostituee werkten en volledige zeggenschap hadden over hun doen en laten.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Uit enkele appgesprekken kan worden opgemaakt dat aangeefsters tot op bepaalde hoogte inspraak hadden over welke klanten zij ontvingen en wanneer zij klanten wilden ontvangen. Dat aangeefsters enige inspraak hadden in de feitelijke gang van zaken maakt echter niet dat sprake was van een situatie waarin aangeefsters volledige autonomie hadden over waar zij verbleven, welke klanten zij wilden ontvangen en wanneer en hoeveel zij van hun verdiende geld afstonden aan verdachte(n). Juist de hiervoor geschetste omstandigheden te weten dat zij illegaal waren, de taal niet spraken en geen sociale contacten in Nederland hadden maakten dat zij deze autonomie niet hadden en zich moesten inlaten met de door verdachten gecreëerde omstandigheden. Treffend acht de rechtbank in dit verband dat [slachtoffer 2] op 4 april 2018 ten overstaan van de rechter-commissaris heeft verklaard dat als medeverdachte [medeverdachte 2] tegen haar had gezegd dat ze voor elk contact 10 euro zou krijgen, ze dat ook had geaccepteerd. Immers, ze had een zoon die ze moest onderhouden en ze had geen onderdak.
Dit wordt nog eens concreet onderbouwd doordat aangeefsters – ondanks dat zij met ruzie over de prijsafspraken zijn vertrokken - ‘met hangende pootjes’ uit Amsterdam teruggekomen zijn naar verdachte en zijn medeverdachten. De hiervoor weergegeven app gesprekken tussen verdachte [medeverdachte 2] en ‘ [bijnaam] ’ spreken wat dat betreft boekdelen. Veelzeggend is ook dat aangeefsters in de woning van verdachte genoegen namen met een kleine kamer, alwaar zij samen in één bed sliepen en in hetzelfde bed prostitutiewerkzaamheden verrichtten. Op het moment dat de ene seksuele handelingen verrichtte met een klant hield de ander zich op in de badkamer. Omstandigheden die op geen enkele wijze te vergelijken zijn met omstandigheden van een mondige prostituee in Nederland.
De verdachte en zijn medeverdachten hebben aldus met hun handelen misbruik gemaakt van de kwetsbare positie van en van de uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht ten aanzien van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
Uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen kan naar het oordeel van de rechtbank geconcludeerd worden dat sprake is geweest van het huisvesten of opnemen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
De handelingen van sub 1 zijn alleen strafbaar als deze zijn gefaciliteerd door een dwangmiddel en als zij zijn begaan met het oogmerk van uitbuiting. Ook in sub 4 en in sub 9 moet dit oogmerk op grond van jurisprudentie van de Hoge Raad worden ingelezen. Een oogmerk veronderstelt een noodzakelijkheidsbewustzijn en kan veelal worden afgeleid uit de omstandigheden. Het uitgangspunt is dat zodra er van een dwangmiddel sprake is, de eventuele vrijwilligheid van het slachtoffer niet meer ter zake doet en er per definitie sprake is van een uitbuitingssituatie. Dit laatste geld in het bijzonder indien sprake is van prostitutie onder invloed van een dwangmiddel omdat er sprake is van een forse inbreuk op de lichamelijke integriteit.
In dit geval is, zoals reeds hiervoor is weergegeven, misbruik gemaakt van de situatie waarin [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zich bevonden. Onder de hiervoor geschetste omstandigheden waren zij zo volledig afhankelijk van verdachte en de medeverdachten dat zij niet wisten hoe zij zich buiten deze situatie moesten redden en zijn zij door de verdachten aan het werk gezet en gehouden, met het enige oogmerk om voor verdachten zo veel mogelijk financieel voordeel te behalen. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] moesten daarbij meer dan de helft van hun inkomsten afstaan (immers naast de helft van de inkomsten die zij aan [medeverdachte 2] en [E] (hierna: [E] ) afstonden moesten zij ook nog een klein bedrag aan verdachte betalen). Met dit alles is het oogmerk van uitbuiting gegeven.
Artikel 273f lid 1 sub 4 van het Wetboek van Strafrecht
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, hebben verdachte en zijn medeverdachten aangeefsters door middel van de hierboven genoemde middelen bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van prostitutiewerkzaamheden en dus tot het verrichten van arbeid en diensten van seksuele aard.
Artikel 273f lid 1 sub 9 van het Wetboek van Strafrecht
Uit de bewijsmiddelen en hetgeen hierboven omtrent de dwangmiddelen en (het oogmerk van) uitbuiting is overwogen blijkt verder dat verdachte en de medeverdachten opzettelijk voordeel hebben getrokken uit de uitbuiting van aangeefsters, alsmede dat zij aangeefsters hebben bewogen tot het afstaan van (ten minste) de helft van hun verdiende opbrengsten uit hun prostitutiewerkzaamheden.
Artikel 273f lid 1 sub 6 van het Wetboek van Strafrecht
Tot slot blijkt dat uit de bewijsmiddelen dat verdachte en de medeverdachten financieel voordeel hebben getrokken uit de uitbuiting van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft geregeld dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] bij verdachte konden wonen en vanuit de woning van verdachte hebben zij hun prostitutiewerkzaamheden verricht. Zowel verdachte als de medeverdachten maakten de seksadvertenties, plaatsten deze op een website en zij zorgden allen voor het omhoog bellen van de advertenties.
[medeverdachte 2] en [E] maakten de afspraken met de klanten en medeverdachte
[medeverdachte 2] onderhield het contact met de beide aangeefsters. Ook hielden zij bij hoeveel klanten de dames hadden gehad, werd de helft van de opbrengst door [medeverdachte 2] of verdachte geïnd en deelden zij allen mee in de opbrengst van de door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] verdiende inkomsten.
Gelet hierop heeft de verdachte ten aanzien van de bewezen verklaarde gedragingen bewust en nauw samengewerkt met [medeverdachte 2] en [E] en is er sprake van het in vereniging plegen van de feiten.
De rechtbank zal er bij de strafmaat echter wel rekening mee houden dat verdachte anders dan de medeverdachten geen initiërende of sturende rol had, zijn rol met betrekking tot de werkzaamheden van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] aanzienlijk kleiner is geweest en hij een kleiner deel van de opbrengst kreeg.
Op grond van de in de bewijsmiddelen genoemde verklaringen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat het ten laste gelegde plaatsvond in de periode van augustus 2016 tot en met 6 december 2016.
Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals dit hieronder bewezen is verklaard.