In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 20 december 2018 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van de man, die een omgangsregeling met de kinderen van de vrouw wilde vaststellen. De man en de vrouw kennen elkaar sinds 2005 en hebben een affectieve relatie gehad, maar nooit samengewoond. De vrouw heeft met behulp van een zaaddonor twee kinderen gekregen, waarover zij alleen het gezag heeft. De man heeft op 3 oktober 2018 een verzoekschrift ingediend, waarin hij verzocht om een omgangsregeling van elke zondagmiddag en een week in de zomervakantie. De vrouw heeft dit verzoek betwist en gesteld dat er geen nauwe persoonlijke betrekking bestaat tussen de man en de kinderen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de man noch de biologische, noch de juridische vader van de kinderen is. Dit betekent dat hij bijkomende omstandigheden moet stellen en onderbouwen om een nauwe persoonlijke betrekking aan te nemen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de man onvoldoende feiten en omstandigheden heeft gepresenteerd die een nauwe persoonlijke betrekking rechtvaardigen. De rechtbank heeft daarbij benadrukt dat de man slechts een behulpzame vriend van de vrouw was en dat er geen sprake was van een gezinsverband.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de man niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek om een omgangsregeling, omdat er geen effectieve family life was die bescherming behoeft. De beschikking is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.