In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 12 december 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Woerden. De eiser had bezwaar gemaakt tegen de weigering van de gemeente om handhavend op te treden tegen het houden van twee zakelijke meetings op een perceel in Woerden. De gemeente had eerder, op 16 februari 2017, besloten om niet handhavend op te treden, omdat er volgens hen 'concreet zicht op legalisatie' bestond, gezien de ter inzage gelegde ontwerp-omgevingsvergunning. Echter, na een wijziging van het bestemmingsplan, concludeerde de gemeente dat de geplande activiteiten in strijd waren met het nieuwe bestemmingsplan. Ondanks deze wijziging, heeft de rechtbank geoordeeld dat er ten tijde van het bestreden besluit geen overtreding had plaatsgevonden, waardoor de gemeente niet bevoegd was om handhavend op te treden. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard, omdat de gemeente op dat moment niet in overtreding was en er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van de beoordeling van de feiten en omstandigheden ten tijde van de beslissing op bezwaar, en de noodzaak voor bestuursorganen om hun bevoegdheden zorgvuldig te hanteren in het licht van het algemeen belang.