ECLI:NL:RBMNE:2018:6350

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 november 2018
Publicatiedatum
21 december 2018
Zaaknummer
C/16/460732 / HA RK 18-176
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om afgifte van rectificatiemail en overzicht van ontvangers in het kader van de Wet bescherming persoonsgegevens

In deze zaak heeft verzoeker, een voormalig lid van een vereniging, een verzoek ingediend op grond van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) om een kopie van een rectificatiemail en een overzicht van de ontvangers van deze mail. Dit verzoek volgde op een onterecht royement door de vereniging, dat later door het bestuur werd erkend. De rechtbank ontving het verzoekschrift op 15 mei 2018, met een herziene versie op 26 juni 2018. Tijdens de zitting op 15 oktober 2018 zijn beide partijen gehoord. Verzoeker stelde dat hij recht had op inzage in de verwerking van zijn persoonsgegevens, terwijl de vereniging (verweerder) aanvoerde dat de Wbp niet van toepassing was en dat het verzoek in strijd was met de privacy van haar leden.

De rechtbank oordeelde dat de Wbp wel degelijk van toepassing was, aangezien de naam van verzoeker als persoonsgegeven was verwerkt in de rectificatiemail. De rechtbank benadrukte het belang van het inzagerecht voor betrokkenen, dat hen in staat stelt te controleren welke gegevens over hen worden verwerkt. De rechtbank weegt de belangen van verzoeker, die zijn goede naam wil herstellen, zwaarder dan de privacybelangen van de leden van de vereniging. De rechtbank oordeelde dat verzoeker recht heeft op een kopie van de rectificatiemail en een overzicht van de ontvangers, maar dat de e-mailadressen niet openbaar hoeven te worden gemaakt. Verweerder werd veroordeeld tot het verstrekken van deze informatie binnen veertien dagen, met een dwangsom voor het geval van niet-naleving. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoeker.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/16/460732 / HA RK 18-176
Beschikking van 28 november 2018
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
hierna te noemen [verzoeker] ,
tegen
[verweerder],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
vertegenwoordigd door: [A] en [B] ,
verweerder,
hierna te noemen [verweerder] .

1.De procedure

1.1.
[verzoeker] heeft op 15 mei 2018 en 26 juni 2018 (herziene versie) een verzoekschrift met bijlagen op grond van artikel 35 Wet bescherming persoonsgegevens (hierna: Wbp) bij deze rechtbank ingediend.
1.2.
Op 17 augustus 2018 heeft de rechtbank van [verzoeker] een akte aanvulling gronden ontvangen. Op 28 september 2018 heeft de rechtbank van [verzoeker] een akte overlegging producties ontvangen.
1.3.
Partijen zijn door de griffier opgeroepen tegen de terechtzitting van 15 oktober 2018. Ter zitting zijn verschenen:
  • De heer [verzoeker] ,
  • Mevrouw [A] , (huidige) voorzitter van [verweerder] ,
  • De heer [B] , (huidige) penningmeester van [verweerder] .
1.4.
Op de zitting heeft [verzoeker] een formulier proceskosten aan de rechtbank overhandigd, waarvan een kopie is verstrekt aan [verweerder] . Partijen hebben over en weer hun standpunten kunnen toelichten.
1.5.
Ten slotte is de uitspraak bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker] is omstreeks 12 november 2016 door het toenmalige bestuur van [verweerder] geroyeerd als lid. Omstreeks 2 december 2016 heeft [verzoeker] een brief ontvangen waarin het royement werd bevestigd. De reden die het bestuur aangeeft is dat zij zich op het standpunt stelt dat [verzoeker] de vereniging op onredelijke wijze benadeelt.
2.2.
[verzoeker] is tegen het royement opgekomen. Dit heeft uiteindelijk geresulteerd in een toezegging op 1 november 2017 door het bestuur van [verweerder] dat zij een rectificatie zou sturen naar haar leden in de door [verzoeker] gekozen bewoordingen. [verweerder] heeft aan [verzoeker] gevraagd of hij als
ccwilde worden toegevoegd bij de rectificatiemail, hetgeen uiteindelijk niet is gebeurd.
2.3.
Bij brief van 19 februari 2018 is namens [verzoeker] aan [verweerder] verzocht om een kopie van de door [verweerder] verzonden rectificatie en een overzicht van alle personen aan wie de rectificatie is verzonden. Ook is [verweerder] verzocht een opgave te verstrekken van de door [verweerder] retour ontvangen e-mails die niet afgeleverd konden worden.
2.4.
Op 21 februari 2018 heeft [verweerder] aan [verzoeker] bericht dat zij onderstaande tekst heeft verzonden in een rectificatie-email:
“Dear Members,
Hereby, the board would like to inform you of a rectification and a policy development around this situation.
The board is of opinion that the expulsion (royement) of [verzoeker] from [verweerder] was without cause and unjust. On reflection the board came to the conclusion that no punitive action against [verzoeker] was warranted. The board also acknowledges and bewalls that the communication between [verzoeker] and the [verweerder] board regarding expulsion was inaccurate. The board has apologized to [verzoeker] for the way the events went down.
Nevertheless [verzoeker] and the [verweerder] board have agreed that he will not return as a member.
Both parties feel that it is best for them to split ways.
(…)”
2.5.
[verweerder] heeft bij voornoemde e-mail van 21 februari 2018 ook aan [verzoeker] bericht geen gehoor te geven aan het verzoek van [verzoeker] als weergegeven in r.o. 2.3, omdat dit verzoek volgens [verweerder] niet in overeenstemming is met privacywetgeving, zoals de Wet bescherming persoonsgegevens, het privacy beleid van [verweerder] en de expliciete wensen van leden. [verweerder] biedt wel aan, als teken van goede wil, om een advocaat of notaris een fysieke inkijk in de betreffende gegevens te geven. Later heeft [verweerder] aan dat aanbod toegevoegd de voorwaarde dat het desbetreffende lid daarmee instemt en dat haar secretaris erbij aanwezig is.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
[verzoeker] verzoekt om [verweerder] te veroordelen om, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad en binnen veertien dagen na de beschikking, aan hem een kopie van de rectificatiemail (het computerbestand, inclusief de headers) over te leggen, aan hem een overzicht te verstrekken van de ontvangers van de rectificatiemail en aan hem een overzicht te verstrekken van de ontvangers bij wie de rectificatiemail niet kon worden afgeleverd (de zogenoemde
bounce-mails). [verzoeker] verzoekt om aan deze veroordelingen een dwangsom te verbinden van een door de rechtbank te bepalen omvang, voor elke dag of gedeelte daarvan dat [verweerder] niet aan de beschikking voldoet. Tot slot verzoekt [verzoeker] veroordeling van [verweerder] in de kosten en nakosten van de procedure, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
[verweerder] voert gemotiveerd verweer tegen het verzoek.
3.3.
Op de stellingen en verweren van partijen zal de rechtbank, voor zover van belang, nader ingaan.

4.De beoordeling

4.1.
Kortgezegd komt het verzoek van [verzoeker] erop neer dat hij een kopie van de rectificatiemail, een overzicht van de ontvangers en de niet-ontvangers van de rectificatiemail wenst te krijgen, dit alles op grond van de Wbp.
4.2.
De rechtbank ziet het bijzondere karakter van dit verzoek. Het is [verzoeker] niet te doen om puur en alleen inzage te krijgen in de verwerking van zijn persoonsgegevens door [verweerder] ; hij wil graag weten aan wie de rectificatie (bevattende zijn persoonsgegevens) is verzonden (aldus verspreid/verwerkt). Dat heeft direct tot gevolg dat hij ook op de hoogte wordt gebracht van persoonsgegevens van derden. Ter zitting heeft [verzoeker] benadrukt dat hij zijn verzoek doet, zodat hij een nare periode, veroorzaakt door het onterechte royement door [verweerder] , achter zich kan laten.
4.3.
[verweerder] heeft in de eerste plaats tegen het verzoek van [verzoeker] aangevoerd dat de Wbp niet van toepassing is. Volgens [verweerder] zijn de gegevens van [verzoeker] opgenomen in een e-mail die door het bestuur is opgesteld en is van automatische verwerking van gegevens geen sprake. Dat ziet de rechtbank anders. In de e-mail die [verweerder] heeft verzonden aan haar leden (zie r.o. 2.4), is de naam van [verzoeker] opgenomen; dat is een persoonsgegeven in de zin van artikel 1 onder a Wbp. Die naam is doorgezonden naar andere leden, waardoor sprake is van de verwerking daarvan als bedoeld in sub b van genoemd artikel. Op grond van artikel 35 lid 2 Wbp heeft [verzoeker] dan in beginsel recht op een volledig overzicht van zijn verwerkte persoonsgegeven(s) in begrijpelijke vorm, een omschrijving van het doel of de doeleinden van de verwerking, de categorieën van gegevens waarop de verwerking betrekking heeft en de (categorieën van) ontvangers, alsmede de beschikbare informatie over de herkomst van de gegevens.
4.4.
De rechtbank stelt voorop dat voornoemd inzagerecht in de Wbp bedoeld is om een betrokkene in staat te stellen na te gaan of hem betreffende gegevens worden verwerkt, en zo ja welke. Dit recht dient óók om de betrokken persoon tegemoet te komen in (persoonlijkheidsrechtelijke) gevoelens van onbehagen over datgene wat anderen (verantwoordelijken) omtrent het individu vastleggen of verwerken. Het inzagerecht dient dus (ook) om te verzekeren dat het individu inzage moet krijgen om ‘te weten wat anderen over je registreren’, ook los van stappen van het individu tegen die registratie (zie onder meer de gezichtspunten van procureur-generaal mr. D.W.F. Verkade in ECLI:NL:PHR:2007:AZ4663).
4.5.
Verder geldt dat bij voldoening aan die in artikel 35 lid 2 Wbp opgelegde verplichting om aan de betrokkene een volledig overzicht van de verwerkte persoonsgegevens te verschaffen, niet kan worden volstaan met de verstrekking van globale informatie. Alle relevante informatie over de betrokkene moet worden verschaft, hetgeen, afhankelijk van de omstandigheden, vaak zal kunnen - en zo nodig op aanwijzing van de rechter zal moeten - gebeuren door het verstrekken van afschriften, kopieën of uittreksels. Wel kan bij het verschaffen van de gegevens rekening worden houden met de belangen van derden, zij het dat dit op proportionele wijze dient te geschieden. Zo kunnen bij de verstrekking van kopieën van bescheiden bijvoorbeeld daarin aanwezige passages die betrekking hebben op derden worden afgeschermd, indien de belangen van die derden zulks vergen (zie onder meer ECLI:NL:HR:2007:AZ4663). In dit kader dienen de stellingen van partijen betrokken en beoordeeld te worden.
4.6.
Ten tweede voert [verweerder] tegen het verzoek van [verzoeker] aan dat, mocht de Wbp wel van toepassing zijn, artikel 36 van die wet haar (slechts) verplicht de ontvangers of categorieën van ontvangers van zijn persoonsgegevens mede te delen. Dat heeft zij gedaan, omdat de rectificatie is verzonden aan ‘huidig en toenmalige leden van haar vereniging’, aldus [verweerder] . Dat laatste is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende, want deze aanduiding is te algemeen van aard en niet gespecificeerd genoeg om voldoende aan [verzoeker] kenbaar te maken wie nu de ontvangers betreffen. Op de bescherming van de privacy, in het kader van de belangenafweging, komt de rechtbank in het hierna volgende nog terug. Voor [verzoeker] is niet te duiden om welk aantal leden het exact gaat, omdat [verweerder] dat niet aan hem kenbaar heeft gemaakt, ook niet aan de rechtbank. En bij verzending aan welke van deze leden een zogenoemde
bounce mailis teruggekomen, met andere woorden: aan hoeveel van deze leden het bericht nu daadwerkelijk is verspreid.
4.7.
In de derde plaats voert [verweerder] aan dat, zelfs indien het verzoek van [verzoeker] wel strekt tot het verschaffen van individuele gegevens, zij op grond van een belangenafweging (artikel 36 lid 3 en artikel 45 Wbp) niet gehouden is deze gegevens te verschaffen. Volgens [verweerder] is in dit kader van belang dat het gaat om gegevens die al haar leden haar hebben toevertrouwd terwijl de onderhavige kwestie slechts één persoon betreft. Verder is [verweerder] [verzoeker] al vergaand tegemoet gekomen door aan te bieden een advocaat of andere jurist in aanwezigheid van haar secretaris inzage te verschaffen. [verzoeker] heeft zich jegens [verweerder] zeer negatief opgesteld, waardoor haar leden een gerechtvaardigde vrees tot misbruik van hun gegevens hebben. Tot slot hebben haar leden, zo voert [verweerder] aan, zeer duidelijk aangegeven zich niet goed te voelen bij de verschaffing van hun gegevens. Al deze omstandigheden wegen wat [verweerder] betreft zwaarder dan het marginale belang van [verzoeker] .
4.8.
De rechtbank ziet het door [verweerder] aangevoerde belang, maar is van oordeel dat dit belang minder zwaar weegt dan dat van [verzoeker] . Zwaarwegend is namelijk dat [verzoeker] door [verweerder] ten onrechte is geroyeerd uit de vereniging. Uit de tekst van de rectificatiemail blijkt dat [verweerder] dit zelf ook vindt. Vervolgens zou [verzoeker] , als gevolg van een toezegging door [verweerder] , worden hersteld in zijn goede eer en naam door toezending van een rectificatie aan alle leden van [verweerder] . [verweerder] heeft zelf destijds nog aan [verzoeker] gevraagd of hij als
ccwilde worden toegevoegd bij die rectificatiemail, maar dat aanbod heeft zij later ingetrokken. [verweerder] heeft niet concreet gesteld en onderbouwd hoeveel leden exact hebben aangegeven bezwaar te maken. En [verweerder] heeft ook niet gemotiveerd naar voren gebracht op grond waarvan zij meent dat haar leden (gerechtvaardigd) vrezen voor misbruik van hun gegevens. [verzoeker] heeft ter zitting geantwoord, hetgeen hier zal worden herhaald, dat hij verder niets met de namen van leden zal doen. Hij zal hen bijvoorbeeld niet aanschrijven. Als [verweerder] wijst op een negatieve opstelling in het verleden zoals destijds ten grondslag is gelegd aan het royement, dan is dat achterhaald door de intrekking van dat royement en de tekst in de rectificatiemail. Daarnaast is het zijn ( [verzoeker] ) goed recht om een dergelijk verzoek (tot het geven van openheid) aan [verweerder] te doen en dit (desnoods) in een procedure af te dwingen. Aan het belang van [verzoeker] wordt voldoende tegemoet gekomen, terwijl daar ook het door [verweerder] gestelde privacybelang van derden mee wordt gediend, door enkel de namen van de ontvangers te verstrekken; verdere gegevens van deze leden (zoals bijvoorbeeld hun emailadressen) acht de rechtbank niet noodzakelijk en/of proportioneel.
4.9.
Afrondend komt de rechtbank tot de conclusie dat [verzoeker] recht heeft op een kopie van de rectificatiemail, alsmede recht heeft op een overzicht van de namen van ontvangers van deze e-mail. Tevens dient [verweerder] aan te geven de namen van ontvangers bij wie de rectificatie niet kon worden afgeleverd (de
bouncemails). Bij het voorgaande hoeven - dus - niet de emailadressen door [verweerder] aan [verzoeker] openbaar te worden gemaakt. Aan de veroordeling zal een dwangsom worden verbonden, welke zal worden gemaximeerd.
4.10.
Omdat [verweerder] in het ongelijk is gesteld, wordt zij veroordeeld in de kosten van [verzoeker] , te vermeerderen met de wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na heden zijn voldaan. Conform de eigen opgave van [verzoeker] , die is voorzien van een onderbouwing van zijn werkgever ter zake vier opgenomen verlofuren tegen een uurloon van € 13,56, zullen zijn verletkosten, die de rechtbank voorts niet onredelijk voorkomen, worden begroot op € 54,24. Tezamen met het door [verzoeker] betaalde griffierecht van € 291,00 zal in totaal € 345,24 op grond van artikel 238 Rv worden toegewezen. Voor vergoeding van nakosten ziet de rechtbank geen aanleiding.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt [verweerder] om binnen veertien dagen na heden een kopie van de rectificatiemail aan [verzoeker] te verstrekken;
5.2.
veroordeelt [verweerder] om binnen veertien dagen na heden een overzicht te verstrekken met de namen van de ontvangers van de rectificatiemail alsmede een overzicht van de namen van de ontvangers bij wie de rectificatiemail niet kon worden afgeleverd (de zogenoemde
bouncemails);
5.3.
veroordeelt [verweerder] , indien zij niet binnen veertien dagen na heden aan de veroordelingen onder 5.1 of 5.2 voldoet, tot betaling van een dwangsom van € 100,00 per dag of gedeelte van een dag dat [verweerder] nalaat aan iedere afzonderlijke veroordeling te voldoen, tot een maximum van in totaal € 2.000,00 is verbeurd;
5.4.
veroordeelt [verweerder] in de kosten van [verzoeker] , tot op heden begroot op € 345,24, te voldoen binnen 14 dagen na heden, bij gebreke waarvan voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na heden tot de dag van volledige betaling;
5.5.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het anders of meer verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.J. Reitsma en in het openbaar uitgesproken op 28 november 2018. [1]

Voetnoten

1.type: AJR (4291)