ECLI:NL:RBMNE:2018:6251

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 december 2018
Publicatiedatum
18 december 2018
Zaaknummer
16/706834-17 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting van minderjarige meisjes door verdachte met gebruik van geweld en bedreiging

Op 19 december 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 23-jarige man uit Utrecht, die beschuldigd werd van het verkrachten van twee minderjarige meisjes. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 6 februari 2016 en 7 april 2017 seksuele handelingen heeft verricht met twee 14-jarige meisjes, waarbij hij gebruik maakte van geweld en bedreiging. In beide gevallen kende de verdachte de meisjes via social media en heeft hij hen naar zijn woning gelokt. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de slachtoffers consistent en gedetailleerd waren, en dat er voldoende bewijs was voor de beschuldigingen. De verdachte ontkende aanvankelijk zijn betrokkenheid, maar wijzigde later zijn verklaring en erkende seksuele handelingen, maar stelde dat deze met wederzijdse toestemming waren. De rechtbank geloofde deze verklaring niet, gezien de overeenkomsten in de verklaringen van de slachtoffers en de wijze waarop de feiten zijn gepleegd. De rechtbank heeft besloten om nog geen straf op te leggen, omdat er nader psychologisch onderzoek nodig is om de toerekenbaarheid van de verdachte vast te stellen. De zaak zal binnen drie maanden opnieuw worden behandeld, nadat de rapporten van de psycholoog en psychiater zijn ontvangen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/706834-17 (P)
Tussenvonnis van de meervoudige kamer van 19 december 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1995] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres
[adres] , [woonplaats] ,
thans gedetineerd in PI Nieuwegein, HVB locatie Nieuwegein.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit tussenvonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 6 juni 2018, 29 augustus 2018 en 5 december 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. I. Graumans en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. J.G.M. Dassen, advocaat te Utrecht, alsmede mr. J.A. Pieters, advocaat te Utrecht, namens de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1 primairop 6 februari 2016 te Utrecht [slachtoffer 2] heeft verkracht;
feit 1 subsidiairop 6 februari 2016 te Utrecht met [slachtoffer 2] (geboren [2002] ), die toen de leeftijd van 16 jaar nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft verricht, waaronder het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] ;
feit 2 primairop 7 april 2017 te Utrecht [slachtoffer 1] heeft verkracht;
feit 2 subsidiairop 7 april 2017 te Utrecht met [slachtoffer 1] (geboren [2002] ), die toen de leeftijd van 16 jaar nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft verricht, waaronder het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] .

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 1 primair en feit 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Er bestaat geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van de aangeefsters. Daarnaast ondersteunen en bevestigen de verklaringen elkaar.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van beide feiten kan het subsidiair ten laste gelegde bewezen worden verklaard nu verdachte heeft bekend dat hij met beide aangeefsters seksueel contact heeft gehad. De raadsman heeft ten aanzien van zowel feit 1 als feit 2 vrijspraak bepleit van het primair ten laste gelegde, omdat niet bewezen kan worden dat het seksuele contact onder dwang heeft plaatsgevonden. Er bestaat geen steunbewijs voor de verklaringen van de aangeefsters dat zij gedwongen zijn tot het ondergaan van de seksuele handelingen. Er bestaan juist sterke aanwijzingen dat voornoemde handelingen vrijwillig hebben plaatsgevonden. Er moet daarom aan de betrouwbaarheid en de geloofwaardigheid van de verklaringen van de aangeefsters worden getwijfeld. Tot slot komen de verklaringen van de aangeefsters onvoldoende overeen om elkaar te kunnen ondersteunen via de constructie van het schakelbewijs.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen ten aanzien van het onder feit 1 primair en feit 2 primair ten laste gelegde [1]
[slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) heeft tijdens een informatief zedengesprek en later verhoor verklaard:

A: (…) Ik kreeg op Instagram een berichtje (…) Hij vroeg mijn nummer. We gingen appen. [2] Ik heb naaktfoto’s van mijzelf gestuurd. [3] Ik zei dat ik 13, bijna 14 was. We gingen toen afspreken. (…) Ik ging daarheen. Ik schrok toen wel. Hij was 1,80 à 1,90 meter lang en ik was veel kleiner. [4]
V: Wanneer hebben jullie met elkaar afgesproken?
A: Op zaterdag 6 februari 2016. [5]
V: Dan kom je boven in de woning en dan?
A: Hij wordt opdringerig. Hij wreef over mijn been. Ik duwde hem weg (…) Hij werd een beetje boos. Hij ging slaan en toen heb ik het maar gewoon gedaan. Hij zei dat hij de foto’s anders door zou sturen. Ik heb hem gepijpt. (…) ik werd bang. (…) Ik moest het doen. [6]
Hij is ouder, dus ik deed wat hij wilde. [7]
A: Hij werd een beetje boos, agressief, ik wilde het niet (…)
(…) V: Hoe merkte je dat hij boos werd?
A: Hij ging zijn stem verheffen, hij ging mij knijpen, hij pakte mij bij mijn pols beet.
V: Op het moment dat hij je bij je pols vastpakt heb je dan nog je kleding aan?
A: Ja toen nog wel (…) dan doe ik de dingen die hij van mij wil. Ik kleedde mij uit. Hij wilde dat van mij. Hij zei dat ik mij uit moest kleden. (…) hij zei dat ik hem moest pijpen (…) [8]
V: (…) Hoe gaat het dan verder?
A; (…) Hij zei dat hij seks wilde hebben. Ik zei dat ik het niet wilde en dat ik naar huis wilde toen begon hij te dreigen en slaan en werd hij boos.
V: Slaan, wat doet hij dan?
A: Een bitchklap op mijn wang (…) dit gebeurde twee of drie keer (…) hij zei dat hij die films naar mijn ouders, school en vrienden ging sturen (…) hij had meerdere malen films gemaakt, terwijl ik hem aan het pijpen was. (…) [9]
V: Wat gebeurde er dan?
A: (…) Hij lag op mij, hij stopte zijn geslachtsdeel in mijn geslachtsdeel. Hij ging op en neer(…) [10]
Hij had geen condoom om. [11]
(…) V: Heb je daarvoor nog duidelijk gemaakt dat je het niet wilde?
A: Ik zei dat ik weg wilde, ik moest huilen en dat ik het niet wilde. [12]
V: Heeft [verdachte] ook dingen bij jou gedaan?
A: Mij gevingerd, met zijn vingers in mijn geslachtsdeel, hij heeft mij gebeft (…). [13]
V: Hebben jullie daarna nog contact met elkaar gehad?
A: Hij heeft de foto’s en filmpjes die had gemaakt naar mij gestuurd. [14]
V: Tegen wie heb je als eerste verteld wat er gebeurd is?
A: Tegen [A] (…), op Skype (…). Toen hoorde mijn nicht [getuige 1] het.” [15]
Getuige [getuige 1] , een nicht van [slachtoffer 2] , heeft het volgende verklaard: “
woonde bij ons. (…) Ik ving een gesprek op met een jongen die [A] heet. Ze zat te vertellen dat ze op zaterdag in Utrecht was geweest en dat ze met een jongen was meegegaan. (…) ze moest dingen doen bij hem en als ze dat niet deed werd ze bedreigd. (…) Toen heb ik de deur opengetrokken. (…) Toen heeft ze verteld dat ze met de bus naar het huis van de jongen is gegaan. Ergens in een flat. (…) Toen heeft ze verteld dat ze daar dingen heeft moeten doen die ze niet wilde. (…) Het was vorig jaar, 2016. (…) [16]
V: Je zei dat je haar die zaterdag hebt opgehaald, hoe ging dat dan?
A: Ze zou om 18.00 uur in Ameide zijn. Toen ze er niet was op het afgesproken punt en om 18.00 uur, belde ik haar. Toen zei ze dat de bus had gemist.
V: Hoe was [slachtoffer 2] toen ze vanuit de bus bij jou in de auto stapte?
A: Euhm… ontdaan. (…) Ze was wel timide en stil (…). Ze zat er wel met een ongemakkelijke houding bij. [17]
V: Wat heeft [slachtoffer 2] jou precies verteld over wat er gebeurd is?
A: Specifiek dat ze met hem afgesproken had, dat ze daar naartoe is gegaan, toen ze bij hem binnen was dat zij bij hem seksuele handelingen moest doen, dat hij dit gefilmd had (…) Ze heeft verteld dat ze hem gepijpt heeft.
(…) Ik heb ook nog een filmpje gezien (…) van haar telefoon. (…) Je zag van hem niks, je zag [slachtoffer 2] en dat haar haren los waren en dat ze een ontbloot bovenlichaam had. (…) Volgens mij begon ze de jongen te pijpen (…).” [18]
[slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) heeft tijdens haar verhoren verklaard:

Hij voegde mij toe op Instagram(…) Toen ging ik mijn telefoonnummer aan hem geven. En toen ging ik met hem afspreken. [19] Hij heeft op mijn status op Instagram kunnen lezen hoe oud ik ben. [20]
V: Dan komen jullie uiteindelijk de woning binnen en wat gebeurt er dan?
A: Ik moest naar de kamer. Ik ging ernaartoe en hij zei: ik haal wat drinken en jij trekt alles uit. [21]
O: Je hebt je kleren uitgetrokken. Waarom deed je dat?
A: Omdat hij best wel groot en breed was en hij zei dat hij een kamper was. Ik vond het niet verstandig om brutaal tegen hem te doen. (…) Daarom deed ik het en luisterde ik naar hem.
V: Wat gebeurde toen?
(…) A: Ik lag op bed en toen begon hij mijn bh los te maken en uit te doen. Hij zat toen ook aan mijn tieten. Toen heeft hij mijn onderbroek uitgedaan. Toen zei ik dat ik dat niet fijn vond. Toen begon hij mij te vingeren. Ik zei toen (…) ik vind het niet leuk (…) hij reageerde er niet op.
V: Hoe vaak heb je dat gezegd tegen hem?
A: Vaak. Ik vond het echt niet fijn. (…) [22]
V: heeft [verdachte] gereageerd op de dingen die je zei?
A: Nee, hij ging door (…) [23]
V: Wat heeft hij seksueel gezien allemaal bij jou/met jou gedaan?
A: Hij heeft aan mijn tieten gezeten, hij heeft me gevingerd, hij is in mijn geweest met zijn piemel, onveilig in mij geweest. (…) hij heeft mij gezoend, ook met zijn tong. Hij heeft ook mijn tieten gezoend.
V: Wat heb jij gedaan?
A: Ik heb alleen maar gezegd: dit vind ik niet fijn. Ik probeerde hem op afstand te houden en heb gezegd dat ik het niet wilde. (…) Ik zei telkens stop, maar hij stopte niet. [24]
V: Kon je ook de slaapkamer uitkomen?
A: Nee, want die had hij op slot gedaan (…) nadat hij de cola had neergezet, deed hij de deur op slot. [25]
V: Wanneer heeft het incident plaatsgevonden?
A: In april dit jaar (…). [26]
V: Aan wie heb je het als eerste verteld?
A: Aan [B] , een vriend van [getuige 2] . (…) Van [B] moest ik het aan [getuige 2] vertellen.” [27]
Getuige [getuige 2] heeft het volgende verklaard:
“V: We hebben jou hier gevraagd omdat [slachtoffer 1] jou verteld heeft dat haar iets is overkomen. Kun je vertellen wat ze jou gezegd heeft?
A: (…) ze had het in eerste instantie niet tegen mij gezegd, maar tegen een goede vriend van mij. (…) Ze zei daarna tegen mij dat ze naar Utrecht ging met een kamper, maar dat hij in een flat woonde. Ze werd bedreigd dat ze haar kleren uit moest doen en toen gebeurde het. (…) Toen werd ze verkracht. (…) Ze vertelde dat het niet uit vrije wil was. (…) De seks. [28] (…) Ze ging eerst helemaal huilen toen ze het aan mij vertelde. [29]
V: Je zei dat ze vaak seks had met jongens. In hoeverre was het met deze jongen dan anders?
A: Omdat ze gedwongen werd.
V: Hoe lang kende ze die jongen?
A: Ze kende hem niet. Alleen via social media. (…) Ze heeft wel screenshots laten zien hoe het ging. Ik zei dat ze hem moest blokkeren. (…) Hij praatte niet normaal. Hij praatte heel dwingerig. Via WhatsApp en Instagram.” [30]
Verdachte heeft ter terechtzitting – zakelijk weergeven – verklaard:

Ik heb [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] via Instagram leren kennen. Ik heb hen allebei een persoonlijk berichtje gestuurd via Instagram, waarna wij telefoonnummers hebben uitgewisseld en met elkaar zijn gaan whatsappen. [slachtoffer 2] heeft mij toen naaktfoto’s gestuurd. Vervolgens heb ik zowel met [slachtoffer 1] als met [slachtoffer 2] bij mijn moeder thuis op de [adres] in [woonplaats] afgesproken. Wij zijn naar de slaapkamer gegaan en toen heb ik zowel met [slachtoffer 1] als met [slachtoffer 2] seks gehad. Ook heb ik [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gevingerd en [slachtoffer 2] gebeft. [slachtoffer 2] heeft mij gepijpt, dat heb ik gefilmd.” [31]
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op beide feiten maar op één feit.
Bewijsoverweging
Betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1]
Verdachte heeft bekend met [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] seksuele handelingen te hebben verricht, waaronder het seksueel binnendringen van het lichaam. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] zouden volgens de verdachte de seksuele handelingen echter vrijwillig hebben ondergaan. De verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] ten aanzien van (de bedreiging met) het geweld en de andere feitelijkheden zijn volgens de verdediging vals.
De rechtbank overweegt met betrekking tot dit verweer het volgende.
De rechtbank ziet geen aanknopingspunten in het dossier dat voornoemde verklaringen vals zijn. De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] elkaar niet kenden en dat er wel namens beide meisjes aangifte is gedaan tegen verdachte van verkrachting. Afzonderlijk van elkaar hebben zij bij de politie consistente en gedetailleerde verklaringen afgelegd. Van meet af aan hebben [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] , jegens de politie en getuigen, verklaard dat er tegen hun wil seksuele handelingen hebben plaatsgevonden. Daarnaast bevatten de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] opvallend veel overeenkomsten en komt hun verhaal, met uitzondering van het onderdeel over de dwang, ook overeen met de verklaring van verdachte zoals hij deze ter terechtzitting heeft afgelegd.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de verklaring van verdachte dat verdachte in eerste instantie zijn betrokkenheid bij de feiten volledig heeft ontkend. De rechtbank acht dit bij het beoordelen van de geloofwaardigheid van de verklaring van verdachte van belang. Verdachte heeft bij de politie zelfs verklaard [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] niet te kennen. Pas ter terechtzitting en nadat hij bekend was geworden met het volledige dossier en hij zijn verklaring daarop af heeft kunnen stemmen, heeft verdachte bekend met [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] seksuele handelingen te hebben verricht.
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat [slachtoffer 2] haar heeft verteld dat zij is gedwongen tot seks en dat [slachtoffer 2] daarna ook ontdaan en stil was. Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat [slachtoffer 1] hem heeft verteld dat zij is verkracht en dat zij daarbij moest huilen. Daarnaast heeft [getuige 2] gesprekken op social media gezien tussen [slachtoffer 1] en verdachte, waarbij verdachte zich volgens [getuige 2] dwingend opstelde. Deze verklaringen over de bij aangeefsters waargenomen emoties direct na de verkrachtingen en de dwingende houding van verdachte vormen naar het oordeel van de rechtbank een ondersteuning voor de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] . Voorts acht de rechtbank nog het volgende van belang. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat verdachte haar na het ten laste gelegde nog heeft bedreigd. Deze verklaring wordt ondersteund door een Instagramchat tussen haar en verdachte, waarin verdachte het volgende heeft geschreven: “hee [slachtoffer 2] . Deblokkeer me. Beter voor je Serieus. Je denkt dat ik grapjes maak he. Ik pak iedereen van je Insta”. Desgevraagd heeft verdachte ter terechtzitting geen goede verklaring kunnen geven voor het feit dat [slachtoffer 2] hem heeft geblokkeerd op Instagram. Ook deze omstandigheden (het blokkeren van verdachte en het bedreigende bericht van verdachte) ondersteunen de betrouwbaarheid van [slachtoffer 2] ’s verklaring.
Gelet op voornoemde feiten en omstandigheden heeft de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] . Het verweer dat aangeefsters een leugenachtige verklaring hebben afgelegd wordt dan ook verworpen.
Dwang
De verdediging heeft voorts betoogd dat verdachte niet kon weten dat de aangeefsters de seksuele handelingen niet wilden. De rechtbank overweegt dat uit de bewijsmiddelen volgt dat beide aangeefsters meermalen en op duidelijke wijze aan verdachte hebben aangegeven dat zij niet instemden met de seksuele handelingen. Dat er, zoals zij hebben verklaard, ook momenten zijn geweest waarop zij niet kenbaar hebben gemaakt dat zij bepaalde dingen niet wilden, maakt niet dat het voor verdachte niet duidelijk moet zijn geweest dat zij de ten laste gelegde seksuele handelingen niet hebben gewild. Dat [slachtoffer 1] zelf haar kleding, op haar ondergoed na, heeft uitgetrokken en dat [slachtoffer 2] vooraf over seks heeft geappt en naaktfoto’s heeft gestuurd, maakt, gelet op de expliciete wijze waarop beide meisjes hebben aangegeven dat zij de seksuele handelingen niet wilden, niet dat verdachte ervan had mogen of kunnen uitgaan dat de seksuele handelingen vrijwillig waren.
Steunbewijs
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat, indien de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] betrouwbaar worden geacht, (de bedreiging met) het geweld en de andere feitelijkheden alleen op de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] zelf zijn gebaseerd waardoor wettig en overtuigend bewijs dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde ontbreekt.
De rechtbank stelt voorop dat volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan door de rechter niet uitsluitend kan worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gerelateerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal.
Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat het afhankelijk is van de feiten en omstandigheden van het geval of aan voornoemd bewijsminimum van het tweede lid van artikel 342 Sv is voldaan (10 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1355). Ook kan uit de jurisprudentie worden afgeleid dat gebruik mag worden gemaakt van een bewijsconstructie waarbij voor de bewezenverklaring van een feit mede redengevend wordt geacht de omstandigheid dat de verdachte bij één of meer andere strafbare feiten betrokken was. Deze constructie wordt ook wel schakelbewijs genoemd. Schakelbewijs kan voldoende steun opleveren indien de wijze waarop de feiten zijn begaan, op essentiële punten met elkaar overeenkomt (HR, 17 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:326). Niet is vereist dat een van de feiten bewezen kan worden verklaard zonder dat daarbij gebruikt wordt gemaakt van schakelbewijs (HR, 12 december 2017, ECLI:HR:2017:3118).
De rechtbank stelt ten aanzien van de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] vast dat er grote overeenkomsten bestaan in de modus operandi. Ten eerste heeft verdachte [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] op dezelfde wijze via Instagram benaderd en heeft er daarna contact via WhatsApp plaatsgevonden. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] waren ten tijde van het ten laste gelegde 14 jaar oud. Daarnaast hebben beide feiten op dezelfde locatie, namelijk in de woning van de moeder van verdachte aan de [adres] in [woonplaats] , plaatsgevonden. Ook hebben [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] allebei verklaard dat zij de seksuele handelingen tegen hun wil hebben ondergaan, waarbij qua seksuele handelingen in ieder geval overeenkomt het vingeren door verdachte en het hebben van onbeschermde seks doordat verdachte met zijn penis in hun vagina is gegaan. Beiden hebben meerdere malen tegen verdachte gezegd dat hij moest stoppen en bij allebei heeft verdachte hier geen gehoor aan gegeven. Ook hebben beiden verklaard later door verdachte te zijn bedreigd.
Het voorgaande maakt dat de rechtbank van oordeel is dat de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] elkaar over en weer ondersteunen, omdat uit die verklaringen blijkt dat de wijze waarop de feiten zijn begaan op essentiële punten met elkaar overeenkomt. Het feit dat het [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] , zonder elkaar te kennen, een soortgelijke verklaring hebben afgelegd, versterkt de bewijskracht van die verklaringen.
De rechtbank zal daarom de verklaring van [slachtoffer 2] gebruiken als steunbewijs voor feit 2 primair (de verkrachting van [slachtoffer 1] ) en de verklaring van [slachtoffer 1] als steunbewijs voor feit 1 primair (de verkrachting van [slachtoffer 2] ). De verklaringen van beide aangeefsters worden dus over en weer gebruikt als steunbewijs.
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat sprake is van dwang door (bedreiging met) geweld en andere feitelijkheden, die er toe hebben geleid dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] tegen hun wil seksuele handelingen van verdachte hebben ondergaan.
Niet bewezen acht de rechtbank dat verdachte tegen [slachtoffer 1] heeft gezegd "Nu ga je je kleren uittrekken anders pak ik je zusjes", nu dit alleen op de verklaring van de vader van [slachtoffer 1] is gebaseerd. Van dit onderdeel wordt verdachte vrijgesproken.
Conclusie
Op basis van voornoemde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verkrachting van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] .

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
Primair
op 6 februari 2016 te Utrecht door geweld of andere feitelijkheden en bedreiging met geweld of andere feitelijkheden [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , hebbende verdachte
- zijn vingers en zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 2] gebracht en met zijn penis heen en weer gaande bewegingen gemaakt in de vagina van die [slachtoffer 2] en
- zijn tong in de vagina van die [slachtoffer 2] en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 2] gebracht en
- zijn penis in de mond van die [slachtoffer 2] gebracht en/of laten nemen
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkheden en die bedreiging met geweld of die andere feitelijkheden hierin dat hij, verdachte,
- in zijn woning heeft aangedrongen op seksuele handelingen en
- zich daarbij dominant en/of dwingend heeft opgesteld ten opzichte van die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 2] bij de arm en pols heeft vastgepakt en die [slachtoffer 2] tegen haar gezicht heeft geslagen en
- misbruik heeft gemaakt van zijn, verdachtes, fysieke en psychische overwicht en
- die [slachtoffer 2] gezegd heeft naaktfoto's en -filmpjes van haar, [slachtoffer 2] , naar anderen door te sturen en
- aldus voor die [slachtoffer 2] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.
2.
Primair
in de maand april 2017 te Utrecht door geweld of andere feitelijkheden en bedreiging met geweld of andere feitelijkheden [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , hebbende verdachte
- de ontblote borsten van die [slachtoffer 1] betast en haar, [slachtoffer 1] , getongzoend en
- zijn vingers en penis in de vagina van die [slachtoffer 1] gebracht
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkheden en die bedreiging met geweld of die andere feitelijkheden hierin dat hij, verdachte,
- in zijn woning tegen die [slachtoffer 1] de woorden heeft gezegd: "Ik haal wat drinken en jij trekt alles uit" en
- vervolgens de deur van de slaapkamer op slot heeft gedaan en
- vervolgens heeft aangedrongen op seksuele handelingen en
- misbruik heeft gemaakt van zijn, verdachtes, fysieke en psychische overwicht en
- aldus voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1 primair en feit 2 primair:telkens, verkrachting, meermalen gepleegd

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE EN OPLEGGING VAN STRAFOF MAATREGEL

7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangegeven dat zij op basis van de rapportage van de psycholoog uitgaat van verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte. De officier van justitie eist oplegging van een gevangenisstraf van 5 jaren met aftrek van het voorarrest.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen over de toerekenbaarheid van verdachte. De verdediging heeft betoogd dat het passend zou zijn om aan verdachte voor feiten 1 en 2 subsidiair een gevangenisstraf op te leggen die op de datum van de uitspraak gelijk is aan het voorarrest, zijnde ruim 5 maanden. Daarnaast moet dan nog een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden worden opgelegd, met een proeftijd van 3 jaren en met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht en meewerken aan verdiepingsdiagnostiek en behandeling die op grond van die diagnostiek geïndiceerd is. De verdediging heeft zich niet uitgelaten over een passende straf in het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde zou komen.
7.3
Het standpunt van de rechtbank
Tijdens de beraadslaging is de rechtbank tot de conclusie gekomen dat het onderzoek op de punten van de strafbaarheid van verdachte en de oplegging van een straf of maatregel niet volledig is geweest. De rechtbank houdt het oordeel op deze punten daarom aan tot het eindvonnis.
Op 9 maart 2018 heeft een psychiatrisch vroeghulpconsult plaatsgevonden met drs. A.C. van Dijk, psychiater van het NIFP. Op grond van het psychiatrisch consult bestaan aanwijzingen dat sprake is van een beperkte intelligentie en (antisociale) persoonlijkheidsproblematiek die bij het ten laste gelegd een rol lijken te hebben gespeeld. Ook lijkt sprake te zijn van escalatiegevaar. Daarnaast wordt vastgesteld dat eerdere poliklinische behandeling door De Waag niet succesvol is geweest door de vermijdende houding van verdachte. Aangezien een maatregeladvies in de rede zou kunnen liggen, wordt geadviseerd tot het laten verrichten van een multidisciplinair gedragsdeskundig onderzoek.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het psychologisch rapport dat is opgesteld door drs. M.H. Keppel, GZ- en kinder- en jeugdpsycholoog, met assistentie van drs. J.G. de Bruin, orthopedagoog, van 11 juli 2018. In voornoemd rapport wordt vastgesteld dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van cognitief functioneren. Er is sprake van functioneren op overwegend zwakbegaafd niveau. Daarnaast is sprake van een antisociale persoonlijkheidsstoornis met onderliggende hechtingsproblematiek. Tot slot is er sprake van een stoornis in cannabisgebruik, in enige remissie, matig van aard (in het afgelopen jaar). Voornoemde stoornissen waren ook ten tijde van het ten laste gelegde aanwezig. Doordat verdachte tijdens het psychologisch onderzoek het ten laste gelegde volledig heeft ontkend, kon geen uitspraak worden gedaan over toerekenbaarheid van de verdachte ten tijde van het ten laste gelegde. Evenmin kan een inschatting worden gemaakt van het recidiverisico. Gelet op de stoornissen en cognitief beperkte capaciteiten en een eerdere veroordeling van verdachte voor grooming, kan er wel worden gesproken van zorgen over de gedragingen van verdachte. Ook wordt vastgesteld dat verdachte op nagenoeg alle levensgebieden disfunctioneert, er weinig beschermde factoren bestaan en het risico op terugval in oude patronen groot is, zeker bij tegenslagen. Een advies over op te leggen interventies en het juridisch kader waarbinnen dit zou kunnen worden gerealiseerd, kan door de ontkenning van verdachte niet worden gegeven.
Op 6 juli 2018 is door drs. G.C.G.M. Broekman, kinder- en jeugdpsychiater, een psychiatrisch rapport opgesteld. De psychiater heeft echter geen advies kunnen geven omdat het niet is gelukt om met verdachte in gesprek te gaan. Verdachte was voor de psychiater onbereikbaar.
De reclassering heeft in een rapport van 15 augustus 2018 het volgende aangegeven. Indien betrokkene schuldig wordt bevonden aan de verdenkingen, is hij in korte tijd meermalen veroordeeld voor zedendelicten, hetgeen zorgelijk is. Er is sprake van een hoog risico op seksuele recidive. Contact met de reclassering is in het verleden niet probleemloos verlopen en het opnieuw opleggen van een reclasseringstoezicht heeft weinig meerwaarde. Het risico op onttrekken aan voorwaarden is hoog. De reclassering onthoudt zich van een advies over een sanctie.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank zich onvoldoende ingelicht over de persoon van de verdachte. Hoewel er aanwijzingen bestaan dat de bij verdachte vastgestelde stoornissen en cognitieve beperkingen een rol hebben gespeeld bij de ten laste gelegde en inmiddels door de rechtbank bewezen verklaarde feiten, ontbreekt een concreet advies met betrekking tot de toerekenbaarheid van verdachte en de vraag welke interventie passend is.
Het ontbreken van een advies van de psychiater lijkt niet het gevolg te zijn van weigering door de verdachte, maar van miscommunicatie. Verdachte heeft ter terechtzitting namelijk verklaard dat hij aan het psychiatrisch onderzoek had willen meewerken, maar dat de psychiater hem niet goed heeft begrepen.
De rechtbank acht het noodzakelijk dat een psychiater alsnog een rapportage zal opstellen, waarbij de rechtbank opdracht zal geven een andere psychiater te benoemen.
De rechtbank acht het ook noodzakelijk om een aanvullend psychologisch rapport op te laten stellen. Verdachte heeft tijdens het opmaken van het psychologisch rapport iedere betrokkenheid bij de verdenkingen ontkend. Inmiddels heeft verdachte wel deels zijn betrokkenheid bij de feiten bekend en heeft de rechtbank de feiten bewezen verklaard. De rechtbank verzoekt de psycholoog om naar aanleiding hiervan aanvullend te rapporten en alsnog de vraagstellingen te beantwoorden.
Gezien het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het onderzoek moet worden heropend en vervolgens moet worden geschorst voor onbepaalde tijd, doch niet voor langer dan 90 dagen. Daarbij overweegt de rechtbank dat schorsing voor minder dan één maand niet mogelijk is, vanwege de klemmende reden dat de rapportages niet binnen die termijn gereed zullen zijn.
De rechtbank stelt de stukken in handen van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, om een aanvullende rapportage door drs. M.H. Keppel op te laten maken en om het NIFP opdracht te geven tot het benoemen van een andere psychiater en deze een rapportage op te laten maken.

8.BENADEELDE PARTIJEN

[slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) en [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) hebben zich als benadeelde partijen in het geding gevoegd.
[slachtoffer 2] vordert een bedrag van € 8.588,-. Dit bedrag bestaat uit € 3.588,- aan materiële schade en € 5.000,- aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit.
[slachtoffer 1] vordert een bedrag van € 5.000,-. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde feit.
De vorderingen zijn ter terechtzitting door mr. J.A. Pieters nader toegelicht.
8.1
Het standpunt van de officier van justitie
Vordering [slachtoffer 2]
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat van de vordering van [slachtoffer 2]
van materiële schade niet voor vergoeding in aanmerking komt. Niet kan worden vastgesteld dat sprake is van een direct verband tussen het ten laste gelegde feit en de geleden schade, nu de kosten door de moeder van [slachtoffer 2] zijn gemaakt. De benadeelde partij is op dat punt niet-ontvankelijk in haar vordering.
Ten aanzien van de immateriële schade kan het volledige bedrag van € 5.000,- worden toegekend. Gelet op de jonge leeftijd van [slachtoffer 2] ten tijde van het feit en de grote impact die het feit op haar heeft gehad, is het bedrag dat aan immateriële schadevergoeding is gevorderd redelijk.
Vordering [slachtoffer 1]
De vordering van [slachtoffer 1] van € 5.000,- aan immateriële schade kan volledig worden toegekend. Gelet op de jonge leeftijd van [slachtoffer 1] ten tijde van het feit en de grote impact die het feit op haar heeft gehad, is het bedrag dat aan immateriële schadevergoeding is gevorderd redelijk.
Ten aanzien van beide vorderingen geldt dat de toegewezen schade met vermeerdering van de wettelijke rente dient te worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2
Het standpunt van de verdediging
Vordering [slachtoffer 2]
De reiskosten die door de moeder van [slachtoffer 2] als materiële schade zijn gevorderd, staan niet in direct verband met het ten laste gelegde feit. De immateriële schade moet sterk worden gematigd. De jurisprudentie waarnaar wordt verwezen ziet op een totaal andere situatie. Daarnaast kan uit het eindverslag van de behandeling niet worden afgeleid dat de problematiek bij [slachtoffer 2] (alleen) het gevolg is van het ten laste gelegde feit.
Vordering [slachtoffer 1]
De immateriële schade moet sterk worden gematigd. De jurisprudentie waarnaar wordt verwezen ziet op een totaal andere situatie.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Vordering [slachtoffer 2]
Vaststaat dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] als gevolg van het onder feit 1 primair bewezen verklaarde rechtstreeks schade heeft geleden.
Ten aanzien van de gevorderde materiële schade overweegt de rechtbank dat de gevorderde kosten betrekking hebben op de kosten die door de moeder van [slachtoffer 2] zijn gemaakt. De vordering levert ten aanzien van dit punt een onevenredige belasting van het strafgeding op. Zonder nadere onderbouwing kan namelijk niet worden vastgesteld in hoeverre sprake is van verplaatste schade die mogelijk in deze procedure voor toewijzing in aanmerking zou komen. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren ten aanzien van de materiële schade en bepalen dat de vordering ten aanzien van dit gedeelte slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Ten aanzien van de gevorderde vergoeding voor immateriële schade is de rechtbank van oordeel dat op basis van de door [slachtoffer 2] ingebrachte stukken en gelet op de aard en ernst van het bewezen verklaarde feit, voldoende aannemelijk is dat bij [slachtoffer 2] immateriële schade als bedoeld in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek is ontstaan. De rechtbank begroot de rechtbank, mede gelet op de vergoedingen die in vergelijkbare zaken worden toegekend, de schade naar maatstaven van billijkheid op een bedrag van € 2.500,-. Het bedrag moet worden vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente vanaf 6 februari 2016 tot de dag van volledige betaling. De rechtbank verklaart [slachtoffer 2] ten aanzien van het meer aan immateriële schade gevorderde niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 2] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 2.500-,
te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 6 februari 2016 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 35 dagen hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan [slachtoffer 2] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan [slachtoffer 2] .
De rechtbank zal in het eindvonnis voornoemde beslissingen opnemen in het dictum.
Vordering [slachtoffer 1]
Vaststaat dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] als gevolg van het onder feit 2 primair bewezen verklaarde rechtstreeks schade heeft geleden.
Ten aanzien van de gevorderde vergoeding voor immateriële schade is de rechtbank van oordeel dat op basis van de door [slachtoffer 1] ingebrachte stukken en gelet op de aard en ernst van het bewezen verklaarde feit, voldoende aannemelijk is dat bij [slachtoffer 1] immateriële schade als bedoeld in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek is ontstaan. De rechtbank begroot de immateriële schade, mede gelet op de vergoedingen die in vergelijkbare zaken worden toegekend, naar maatstaven van billijkheid op een bedrag van
€ 2.500,-. Het bedrag moet worden vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente vanaf 30 april 2017 tot de dag van volledige betaling. De rechtbank verklaart [slachtoffer 1] ten aanzien van het meer aan immateriële schade gevorderde niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 2.500-,
te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 30 april 2017 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 35 dagen hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan [slachtoffer 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan [slachtoffer 1] .
De rechtbank zal in het eindvonnis voornoemde beslissingen opnemen in het dictum.

9.BESLISSING

De rechtbank:
- heropent het onderzoek ter terechtzitting dat op de zitting van 5 december 2018 is gesloten;
- stelt de stukken in handen van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, teneinde:
 het NIFP opdracht te geven tot het benoemen van een andere psychiater en het op laten maken van een rapport door de te benoemen psychiater;
 de psycholoog drs. M.H. Keppel aanvullend te laten rapporteren;
- schorst het onderzoek ter terechtzitting en beveelt dat het onderzoek zal worden hervat op een nog nader te bepalen terechtzitting, na een periode van langer dan een maand, maar niet langer dan drie maanden na 5 december 2018, wegens de klemmende reden dat de rapportages als hiervoor bedoeld niet binnen een maand gereed zullen zijn;
- beveelt de oproeping van verdachte en zijn raadsman tegen het tijdstip waarop het onderzoek ter terechtzitting wordt hervat;
- beveelt de kennisgeving aan mr. J.A. Pieters en de benadeelde partijen van de nog te bepalen zittingsdatum.
Dit tussenvonnis is gewezen door mr. D. Riani el Achhab, voorzitter, mrs. G.A. Bos en
E. Slager, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.D.M. Osinga, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 december 2018.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
Primair
hij, op of omstreeks 6 februari 2016, althans in de maand februari 2016, te Utrecht, althans in Nederland, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , hebbende verdachte
- ( meermalen) zijn vinger(s) en/of zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 2] geduwd en/of gebracht en/of met zijn penis heen en weer gaande bewegingen gemaakt in de vagina van die [slachtoffer 2] en/of
- zijn tong in de vagina van die [slachtoffer 2] en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 2] geduwd en/of gebracht en/of
- zijn penis in de mond van die [slachtoffer 2] geduwd en/of gebracht en/of laten nemen
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat hij, verdachte,
- in zijn woning heeft aangedrongen op seksuele handelingen en/of
- zich (daarbij) dominant en/of dwingend heeft opgesteld ten opzichte van die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 2] bij de arm en/of pols, althans het lichaam, heeft (vast)gepakt en/of die [slachtoffer 2] tegen haar hoofd en/of gezicht, althans het lichaam, heeft geslagen en/of
- misbruik heeft gemaakt van zijn, verdachtes fysieke en/of psychische overwicht en/of
- die [slachtoffer 2] gezegd heeft naaktfoto's en/of -filmpjes van haar, [slachtoffer 2] , openbaar te maken en/of naar één of meer ander(en) door te sturen en/of
- ( aldus) voor die [slachtoffer 2] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
(
art 242 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair
hij, op of omstreeks 6 februari 2016, althans in de maand februari 2016, te Utrecht, althans in Nederland, met [slachtoffer 2] (geboren [2002] ), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , hebbende verdachte
- ( meermalen) zijn vinger(s) en/of zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 2] geduwd en/of gebracht en/of met zijn penis heen en weer gaande bewegingen gemaakt in de vagina van die [slachtoffer 2] en/of
- zijn tong in de vagina van die [slachtoffer 2] en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 2] geduwd en/of gebracht en/of
- zijn penis in de mond van die [slachtoffer 2] geduwd en/of gebracht en/of laten nemen;
(
art 245 Wetboek van Strafrecht)
2.
Primair
hij, op of omstreeks 7 april 2017, althans in de maand april 2017, te Utrecht, althans in Nederland, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een)
handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , hebbende verdachte
- de ontblote borsten van die [slachtoffer 1] betast en/of haar, [slachtoffer 1] , ge(tong)zoend en/of
- ( meermalen) zijn vinger(s) en/of penis in de vagina van die [slachtoffer 1] geduwd en/of gebracht en/of met zijn penis heen en weer gaande bewegingen gemaakt in de vagina van die [slachtoffer 1]
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat hij, verdachte,
- in zijn woning tegen die [slachtoffer 1] (op dreigende toon) de woorden heeft gezegd: "Ik haal wat drinken en jij trekt alles uit" en/of "Nu ga je je kleren uittrekken anders pak ik je zusjes", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- ( vervolgens) de deur van de (slaap)kamer op slot heeft gedaan en/of
- ( vervolgens) heeft aangedrongen op seksuele handelingen en/of
- misbruik heeft gemaakt van zijn, verdachtes fysieke en/of psychische overwicht en/of
- ( aldus) voor die [slachtoffer 2] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
(
art 242 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair
hij, op of omstreeks 7 april 2017, althans in de maand april 2017, te Utrecht, althans in Nederland, met [slachtoffer 1] (geboren [2002] ), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , hebbende verdachte
- de ontblote borsten van die [slachtoffer 1] betast en/of haar, [slachtoffer 1] , ge(tong)zoend en/of
- ( meermalen) zijn vinger(s) en/of penis in de vagina van die [slachtoffer 1] geduwd en/of gebracht en/of met zijn penis heen en weer gaande bewegingen gemaakt in de vagina van die [slachtoffer 1] ;
(
art 245 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij de in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal van 8 maart 2018, 14 maart 2018, 7 mei 2018, 14 mei 2018, 13 augustus 2018 en 25 september 2018, genummerd PL0900-2018065117, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, Dienst Regionale Recherche, afdeling zeden, doorgenummerd 1 tot en met 410. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 2] , p. 250.
3.Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 2] , p. 252.
4.Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 2] , p. 250.
5.Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 2] , p. 254
6.Proces-verbaal informatief gesprek zeden met [slachtoffer 2] , p. 225.
7.Proces-verbaal informatief gesprek zeden met [slachtoffer 2] , p. 224.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] , p. 256.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] , p. 257.
10.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] , p. 258.
11.Proces-verbaal informatief gesprek zeden met [slachtoffer 2] , p. 226.
12.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] , p. 258.
13.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] , p. 260.
14.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] , p. 258.
15.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] , p. 259.
16.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] op 2 oktober 2017, p. 270.
17.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] op 2 oktober 2017, p. 271.
18.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] op 2 oktober 2017, p. 272.
19.Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 1] op 27 juni 2017, p. 125.
20.Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 1] op 11 augustus 2017, p. 134.
21.Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 1] op 11 augustus 2017, p. 135.
22.Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 1] op 11 augustus 2017, p. 136.
23.Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 1] op 11 augustus 2017, p. 136 -137.
24.Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 1] op 11 augustus 2017, p. 137.
25.Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 1] op 11 augustus 2017, p. 137.
26.Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 1] op 27 juni 2017, p. 125.
27.Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 1] op 11 augustus 2017, p. 135.
28.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] op 17 augustus 2017, p. 141.
29.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] op 17 augustus 2017, p. 142.
30.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] op 17 augustus 2017, p. 143.
31.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 5 december 2018.