ECLI:NL:RBMNE:2018:6066

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 december 2018
Publicatiedatum
10 december 2018
Zaaknummer
16/659805-17 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk geweld gepleegd in vereniging tegen een persoon op de openbare weg te Zeist

Op 16 mei 2017 heeft de verdachte, samen met drie anderen, openlijk geweld gepleegd tegen een persoon op de Slotlaan te Zeist. De rechtbank heeft op 11 december 2018 uitspraak gedaan in deze strafzaak, waarbij de verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 180 uur en een gevangenisstraf van één dag. De zaak kwam voor de rechtbank na een onderzoek op de terechtzitting van 28 augustus 2018 en de inhoudelijke behandeling op 27 november 2018. De officier van justitie, mr. Drogt, heeft de vordering ingediend, en de verdachte werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. A. Boumanjal.

De tenlastelegging hield in dat de verdachte op de genoemde datum openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen het slachtoffer, door hem achterna te rennen, te duwen en te schoppen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met zijn medeverdachten, het slachtoffer heeft achtervolgd en hem op het terras van een café heeft aangevallen. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en getuigen als bewijs gebruikt, evenals camerabeelden van het incident.

De verdediging heeft vrijspraak bepleit, maar de rechtbank oordeelde dat de verklaringen van het slachtoffer en de getuigen consistent waren en dat de verdachte herkenbaar was op de camerabeelden. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijk geweld en heeft de vordering van de officier van justitie grotendeels toegewezen, met uitzondering van de vordering van de benadeelde partij, die niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank heeft de strafmaat bepaald op basis van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd, en heeft rekening gehouden met het strafblad van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/659805-17 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 11 december 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1992] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres
[adres] , [woonplaats]

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 augustus 2018 en de inhoudelijke behandeling op 27 november 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. Drogt en van hetgeen verdachte en mr. A. Boumanjal, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 16 mei 2017 op de Slotlaan te Zeist openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] door hem achterna te rennen en/of in te sluiten, te duwen en/of tegen het gezicht/hoofd/lichaam te slaan/stompen en/of te schoppen/trappen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Op grond van de camerabeelden en getuigenverklaringen is duidelijk dat [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) door een groep van vier personen wordt achtervolgd. Vervolgens wordt [slachtoffer] geslagen. Uit de beschrijving van de camerabeelden volgt dat verdachte, naast [slachtoffer] de enige met een zwart shirt, degene is die tegen het lichaam en/of gezicht van [slachtoffer] heeft getrapt. [slachtoffer] verklaart dat [verdachte] betrokken was bij de openlijke geweldpleging en de politie herkent [verdachte] op de beelden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde. [slachtoffer] is naast slachtoffer tevens verdachte in het onderzoek en heeft belang bij het zo positief mogelijk voor zichzelf verklaren. Daarnaast bestond er een vete tussen [slachtoffer] en verdachte. De verklaringen van [slachtoffer] zijn om voornoemde reden niet betrouwbaar en geloofwaardig. Ook is gebleken dat [slachtoffer] niet de waarheid heeft verteld en tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd. De verklaringen dienen dan ook niet voor het bewijs te worden gebezigd. Daarnaast is er geen sprake van een herkenning van verdachte op de camerabeelden en kan derhalve niet worden vastgesteld dat hij betrokken is geweest bij het ten laste gelegde feit.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
[slachtoffer] heeft op 16, 17 en 29 mei 2017 verklaringen afgelegd bij de politie. Hij heeft tegenover de politie verklaard dat hij op 16 mei 2017 [2] onder meer over de Slotlaan, tot in café [café] is achtervolgd door [verdachte] , [A] , [medeverdachte] en [B] . [3] Hij is café [café] vervolgens uitgerend [4] en door de hiervoor genoemde mannen geschopt en geslagen. [5] Verdachte, [A] , [medeverdachte] en [B] stonden in een groep om hem heen. [slachtoffer] kon niet zeggen wie hem waar geraakt heeft en wie geschopt en geslagen heeft. [6] Hij kon zich wel herinneren dat ze hem kwamen aanvallen en dat ze allemaal wat deden. [7] [slachtoffer] heeft verder nog verklaard dat hij [verdachte] , [medeverdachte] , [A] en [B] kent van de straat. Hij is ook wel eens bij de broers thuis geweest. [8]
Op 6 juni 2017 is verdachte door de politie gehoord. Tijdens dat verhoor heeft verdachte verklaard dat hij [slachtoffer] al wel tien jaar kent van de straat. [9]
Op woensdag 17 mei 2017 heeft verbalisant [verbalisant 1] de (camera)beelden van het incident op 16 mei 2017 uitgekeken en het volgende bevonden:
“Ik zag dat [slachtoffer] [ [slachtoffer] ] achternagerend werd door een manspersoon. (…) Ik zag dat deze manspersoon gelijkenis vertoonde met:
-- [verdachte] ( [verdachte] ), Geboren [1992] te [geboorteplaats] --, [10]
nader te noemen “ [verdachte] ”
(…)
Ik vind dat er gelijkenis was omdat ik als wijkagent zeer veel contact heb gehad met de gehele familie [familie] . [11]
(…)
Ik zag dat [medeverdachte] , [A] en [verdachte] zich schuldig maken aan geweldpleging jegens [slachtoffer] . (…) [12] ”.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft nogmaals de beelden van het terras van de horecagelegenheid [café] bekeken om nadere details omtrent het signalement van verdachte te verkrijgen. Hij verklaart daarover in een proces-verbaal van 10 juli 2017 dat de persoon die door hem was vernoemd als “ [verdachte] ”, naar zijn beoordeling grote gelijkenis vertoont met [verdachte] . [13]
Verbalisant [verbalisant 2] heeft de camerabeelden van café [café] uitgekeken en het volgende bevonden:
“21.10.41 (…)
Dan verschijnt er linksonder in beeld een gezette man met donker shirt en korte mouwen (met lichter stiksel), waaronder een lichtblauw/grijs hemd of onderbroek uitsteekt aan de rugzijde. Deze man is herkend als [verdachte] (of zijn neef die erg op elkaar lijken). [14]
(…)
21.11.21
uur zag ik dat verdachte 2 [slachtoffer] tegen de grond duwde en tegelijkertijd kwam links in beeld door het terras hollend in dezelfde richting [verdachte] in beeld. (…) Ik zag dat verdachte 2 zijn rechterhand ophief en dat hij een vuist maakte en die liet neerkomen met een slaande beweging op de plek waar [slachtoffer] op de grond lag. Inmiddels stonden alle drie de mannen bij [slachtoffer] . Verdachte 1, 2 en [verdachte] .
(…)
21.11.25
uur zag ik dat er achter het veranda gedeelte door [verdachte] een zeer harde schoppende beweging naar beneden werd gemaakt.
21.11.27
uur zag ik dat verdachte 2 een schoppende beweging maakte naar links richting de plek waar [slachtoffer] was. Hij deed dit met een gestrekt rechterbeen.
(…)
21.11.35
uur verdachte 2 draaide om en ging terug [verdachte] gaf nogmaals een schop richting [slachtoffer] . (…)” [15]
Bewijsoverweging
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] degene is geweest die [slachtoffer] tweemaal heeft geschopt. [slachtoffer] en verdachte hebben beiden tegenover de politie verklaard dat zij elkaar (goed) kennen. [slachtoffer] heeft verklaard dat hij is achtervolgd, geslagen en geschopt door vier mannen, te weten verdachte, [A] , [medeverdachte] en [B] . De verdediging voert aan dat de verklaring van [slachtoffer] niet kan worden gebruikt, omdat zijn verklaring inconsistent is. De verklaringen van [slachtoffer] verschillen voornamelijk daar waar het gaat over het wapen. Dat er tegenstrijdigheden zitten in zijn verklaringen ten aanzien van het wapen valt goed te verklaren doordat dit belastende informatie jegens hem oplevert. De verklaring van [slachtoffer] is echter juist wel consistent wat betreft de identiteit van de vier mannen die hem hebben achtervolgd, geslagen en geschopt. Daarbij komt dat de vier personen die bij het uitkijken van de camerabeelden bij de politie in beeld komen, exact overeenkomen met de personen die door [slachtoffer] zijn genoemd. [A] , [medeverdachte] en [B] worden door verbalisant [verbalisant 1] meteen herkend. Over de vierde persoon verklaart [verbalisant 1] in eerste instantie dat hij gelijkenis vertoont met verdachte. Hij twijfelt echter of deze persoon verdachte is of een neef die op verdachte zou lijken en die eveneens in de garage van de vader van verdachte zou werken. In het proces-verbaal van 10 juli 2017 verklaart [verbalisant 1] dat hij de camerabeelden nogmaals heeft bekeken. Hij komt nu tot de conclusie dat de vierde persoon
grotegelijkenis vertoont met verdachte. De rechtbank begrijpt dit proces-verbaal verder aldus, dat verbalisant [verbalisant 1] de door hem in het eerdere proces-verbaal genoemde neef heeft opgezocht en toen heeft vastgesteld dat degene die op de camerabeelden te zien was, niet deze neef van verdachte betreft en het dus verdachte is.
In het licht hiervan acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat het verdachte is die het ten laste gelegde feit heeft begaan. De voor het eerst op zitting gedane verklaring van verdachte dat hij aan het werk was in de garage van zijn vader op het moment waarop het feit werd gepleegd, acht de rechtbank in het licht van het voorgaande ongeloofwaardig.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 16 mei 2017 te Zeist, openlijk, te weten, aan de openbare weg, de Slotlaan, op een voor het publiek toegankelijke plaats, te weten [café] te Zeist,
in vereniging gewe1d heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer]
welk geweld bestond uit:
- het achterna rennen van die [slachtoffer] en
- het duwen tegen het lichaam van die [slachtoffer] waardoor die [slachtoffer] ten val is

gekomen en

- het terwijl die [slachtoffer] op de grond lag meermalen schoppen en trappen tegen het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/of op/tegen het lichaam van die [slachtoffer] en
- het terwijl die [slachtoffer] op de grond lag eenmaal stompen tegen het gezicht en/of het hoofd van die [slachtoffer] ;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

6.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte geen beroep op noodweer toekomt. Een noodweersituatie is niet aan de orde. Verdachte is degene die [slachtoffer] heeft opgezocht. Bovendien wordt het geweld ook nog uitgeoefend nadat het wapen van [slachtoffer] was afgepakt.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van een strafbaar feit. Verdachte heeft [slachtoffer] proberen aan te houden om te voorkomen dat [slachtoffer] het vuurwapen zou gebruiken. Verdachte was op grond van de artikelen 53 en 128 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) ook bevoegd om [slachtoffer] op heterdaad aan te houden in verband met verboden wapenbezit. Verdachte mocht op grond van deze artikelen [slachtoffer] achtervolgen en vastgrijpen. Dit waren dus rechtmatige gedragingen van verdachte. Vervolgens heeft [slachtoffer] een wapen op verdachte gericht en de trekker overgehaald. Verdachte mocht zich op dat moment verdedigen en is hier niet in doorgeschoten. Het kan verdachte niet worden tegengeworpen dat hij de confrontatie heeft opgezocht, hij was immers bezig met het verrichten van een aanhouding.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat verdachte geen succesvol beroep op noodweer toekomt. De rechtbank licht dat als volgt toe.
Blijkens de wettelijke omschrijving van noodweer gaat het bij deze strafuitsluitingsgrond om de "verdediging" van bepaalde rechtsgoederen tegen een (wederrechtelijke) aanranding. Dit betekent dat een beroep op noodweer niet kan worden aanvaard ingeval de gedraging van degene die zich hierop beroept, noch op grond van diens bedoeling noch op grond van de uiterlijke verschijningsvorm van de gedraging kan worden aangemerkt als verdedigend, maar - naar de kern bezien - als aanvallend, bijvoorbeeld gericht op een confrontatie of deelneming aan een gevecht. In zo’n geval kan ook een beroep op noodweer(exces) niet slagen (zie HR 8 juni 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK4788).
[slachtoffer] heeft verklaard dat hij al vanaf 20:45 op de vlucht was voor zijn achtervolgers. Hij heeft verklaard dat hij op een gegeven moment een sportschool is ingevlucht met het doel om zich voor zijn achtervolgers te verschuilen. Vervolgens is hij vlakbij zijn huis zijn achtervolgers weer tegengekomen, waarna hij café [café] is ingevlucht. Nadat de mannen hem bij [café] hadden ontdekt, is hij weer naar buiten gevlucht. Uit angst voor de mannen die hem achtervolgden heeft hij toen het wapen gepakt.
De bewijsmiddelen bieden steun aan de verklaring van [slachtoffer] dat hij op de vlucht was voor onder meer verdachte. Allereerst blijkt uit de bewijsmiddelen dat [slachtoffer] zich inderdaad rond de door hem aangegeven tijd heeft ingeschreven bij de door hem genoemde sportschool. Daarnaast bevestigen de camerabeelden van café [café] en de verklaringen van verschillende getuigen dat [slachtoffer] door vier mannen werd achtervolgd. Getuige [getuige 1] hoort [slachtoffer] gillend binnen komen terwijl hij hard roept: “Bel 112”. Getuige [getuige 2] verklaart dat [slachtoffer] naar de achterzijde van het restaurant rent en dat tegelijkertijd een of meerdere personen uit een witte Volkswagen kwamen stormen. Getuige [getuige 3] had het idee dat [slachtoffer] in zijn eentje was tegen de rest. De rest van de groep is er echt allemaal op in gaan slaan. Ik had niet het idee dat ze echt bang waren, zo verklaart hij. Getuige [getuige 4] verklaart dat [slachtoffer] werd achtervolgd door 4 a 5 jongens. Uit de beschrijving van de camerabeelden – welke camerabeelden de rechtbank ook zelf heeft gezien – volgt dat de mannen [slachtoffer] achterna rennen, dat [slachtoffer] wordt geduwd, over een tafel valt, wordt geslagen, wegrent, de mannen hem achterna rennen en dat de mannen hem vervolgens schoppen en trappen terwijl hij op de grond ligt. Deze gang van zaken getuigt niet van de bedoeling van verdachte om zich te verdedigen. Naar uiterlijke verschijningsvormen lijkt deze gang van zaken evenmin gericht op verdediging, maar ziet veeleer op het inzetten van een aanval.
Het beroep van de verdediging op noodweer wordt dan ook verworpen.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

7.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat, indien de rechtbank van oordeel is dat verdachte te ver is gegaan in zijn verdediging, er sprake is geweest van noodweerexces. Wanneer iemand je meermaals probeert neer te schieten dan is het logisch dat je furieus bent. Het is dan ook goed voor te stellen dat je als gevolg van zo’n heftige omstandigheid doorschiet in je verdediging.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte geen beroep op noodweerexces toekomt.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Zoals hiervoor besproken, is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is geweest van een noodweersituatie waarbij voor verdachte de noodzaak bestond om zich te verdedigen. Het beroep van de verdachte op noodweerexces kan vanwege het ontbreken van een noodweersituatie niet slagen.
Er is ook verder geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 4 maanden.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft, in het geval van een bewezenverklaring, primair verzocht verdachte een taakstraf in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Subsidiair is verzocht om een taakstraf op te leggen in combinatie met één dag onvoorwaardelijke gevangenisstraf in verband met het taakstrafverbod. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden is, mede gelet op het tijdsverloop en de omstandigheden waaronder het feit is begaan, niet op zijn plaats.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft op 16 mei 2017 samen met drie anderen openlijk geweld gepleegd tegen [slachtoffer] . Verdachte heeft samen met zijn mededaders [slachtoffer] achtervolgd, op het terras van café [café] tegen de grond gewerkt, [slachtoffer] tegen het hoofd gestompt en met gestrekt been tegen het lichaam geschopt. Ook door (een van) de anderen is [slachtoffer] , terwijl hij daar op de grond lag, meerdere malen geschopt.
Verdachte heeft daarmee allereerst inbreuk gemaakt op de persoonlijke integriteit en de gezondheid van [slachtoffer] . [slachtoffer] lag op de grond en kon zich niet verdedigen tegen het stompen, trappen en schoppen tegen zijn hoofd en lichaam. [slachtoffer] heeft als gevolg hiervan letsel opgelopen aan zijn hoofd en zijn benen.
Extra kwalijk is dat het geweld voor iedereen zichtbaar, open en bloot heeft plaatsgehad. De geweldpleging vond plaats op een terras vol bezoekers van café [café] . Dit soort feiten is in het algemeen zeer bedreigend en versterkt de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. Uit de camerabeelden blijkt dat verschillende bezoekers verschrikt opspringen en in paniek wegrennen. De getuigenverklaringen geven blijk van de impact die het voorval heeft gehad op de terrasbezoekers. Verschillende getuigen hebben verklaard dat zij er slecht van hebben geslapen.
De rechtbank neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij op deze druk bezochte plaats de confrontatie met [slachtoffer] heeft opgezocht en zich gewelddadig heeft gedragen. Niettemin onderkent de rechtbank dat de impact van het gebeuren ook het gevolg is van het trekken van een wapen door [slachtoffer] .
Bij de bepaling van de straf neemt de rechtbank tot uitgangspunt de straffen die in soortgelijke zaken gewoonlijk worden opgelegd, neergelegd in de door de Landelijke Commissie voor Straftoemeting opgestelde oriëntatiepunten voor de straftoemeting (LOVS-oriëntatiepunten). Volgens de hiervoor genoemde oriëntatiepunten zou voor een openlijke geweldpleging als de onderhavige in beginsel een taakstraf van 120 uur kunnen worden opgelegd. De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf verder acht geslagen op het uittreksel justitiële documentatie van 16 oktober 2018 van verdachte. Daaruit blijkt dat verdachte in 2015 al voor een soortgelijk misdrijf is veroordeeld tot een taakstraf en dat verdachte die taakstraf heeft uitgevoerd. Dit betekent dat het taakstrafverbod van artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
De rechtbank zal gelet op het relatief beperkte strafblad van verdachte de verdachte hoofdzakelijk een taakstraf opleggen. Het verschil in strafblad rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank tevens dat verdachte hoofdzakelijk een taakstraf zal worden opgelegd en zijn medeverdachte [medeverdachte] een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Gelet op de recidive van de verdachte en de ernst van het feit zal de rechtbank aan verdachte een hogere werkstraf opleggen dan waar de LOVS oriëntatiepunten vanuit gaan.
De rechtbank acht in dit geval een taakstraf van 180 uur noodzakelijk en passend bij de aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde. In verband met het taakstrafverbod zal de rechtbank verdachte daarnaast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van één dag opleggen.

9.BENADEELDE PARTIJ

9.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 2.922,--. Dit bedrag bestaat uit € 2.000,-- immateriële schade in verband met letsel dat hij heeft opgelopen als gevolg van het ten laste gelegde feit en € 922,-- aan advocaatkosten.
9.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering deels toewijsbaar is, te weten voor een bedrag van € 500,-- aan immateriële schade in verband met het letsel dat [slachtoffer] heeft opgelopen als gevolg van het bewezen verklaarde feit, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en toewijzing van de wettelijke rente. Voor wat betreft de advocaatkosten moet [slachtoffer] volgens de officier van justitie niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat hij deze kosten onvoldoende heeft onderbouwd.
9.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de benadeelde partij in diens vordering niet-ontvankelijk te verklaren, althans de vordering af te wijzen.
9.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [slachtoffer] zijn vordering tot vergoeding van zijn immateriële schade onvoldoende onderbouwd. De medische informatie die hij daartoe heeft overgelegd, dateert van geruime tijd na het bewezen verklaarde feit. Op grond daarvan kan de rechtbank niet vaststellen dat de gestelde immateriële schade rechtstreeks het gevolg is van het bewezen verklaarde feit. De benadeelde partij zal worden veroordeeld in de proceskosten gemaakt door verdachte, vooralsnog begroot op nihil.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 22c, 22d en 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
1 (één) dag;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
180 (honderd tachtig) uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt
vervangendoor
90 dagen hechtenis;
Benadeelde partij
- verklaart [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering benadeelde partij en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.J.B. Corbeij, voorzitter, mrs. R.L.M. van Opstal en I.G.C. Bij de Vaate, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.D.M. Osinga, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 december 2018.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 16 mei 2017 te Zeist, althans in het arrondissement Midden-Nederland,
openlijk, te weten, op of aan de openbare weg, De Slotlaan, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, te weten [café] te Zeist,
in vereniging gewe1d heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer]
welk geweld bestond uit:
- het achterna rennen/lopen en/of insluiten van die [slachtoffer] en/of
- het duwen tegen het lichaam van die [slachtoffer] (waardoor die [slachtoffer] ten val is
gekomen) en/of
- het (terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) meermalen, althans eenmaal, schoppen en/of trappen in/op/tegen het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/of op/tegen het lichaam van die [slachtoffer] en/of
- het (terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) meermalen, althans eenmaal, stompen en/of slaan in/op/tegen het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/of op/tegen het lichaam van die [slachtoffer] ;
art. 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 17 mei 2017, 30 mei 2017 en 17 juli 2017, genummerd PL0900-2017146088, opgemaakt door politie Midden-Nederland, district Oost-Utrecht, doorgenummerd 001 tot en met 352. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.een proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer] van 17 mei 2018, pagina 92.
3.een proces-verbaal van voorgeleiding i.v.m. aanhouding van 16 mei 2018, pagina 81.
4.een proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer] van 29 mei 2018, pagina 185.
5.een proces-verbaal van voorgeleiding i.v.m. aanhouding van 16 mei 2018, pagina 81.
6.een proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer] van 29 mei 2018, pagina 185.
7.een proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer] van 29 mei 2018, pagina 184.
8.een proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer] van 29 mei 2018, pagina 184.
9.een proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , pagina 278.
10.een proces-verbaal van bevindingen, pagina 62.
11.een proces-verbaal van bevindingen, pagina 63.
12.een proces-verbaal van bevindingen, pagina 64.
13.en proces-verbaal van bevindingen, pagina 235.
14.een proces-verbaal van bevindingen, pagina 152.
15.een proces-verbaal van bevindingen, pagina 153.